In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 januari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [roepnaam minderjarige]. De ouders van [roepnaam minderjarige] staan achter de vrijwillige plaatsing bij de pleegouders en de Raad voor de Kinderbescherming heeft geconcludeerd dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland (GI) en de pleegmoeder aanwezig waren. De vader was niet aanwezig, maar had per e-mail zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De GI had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met vijf maanden en de uithuisplaatsing met zes maanden, maar de kinderrechter heeft deze verzoeken afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat niet langer voldaan was aan het wettelijke criterium voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, zoals vastgelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter merkte op dat de ouders en pleegouders een compliment verdienen voor hun inspanningen en dat de situatie voor [roepnaam minderjarige] veilig en stabiel is. De ouders hebben hun best gedaan om het belang van [roepnaam minderjarige] voorop te stellen, en er is een goede samenwerking tussen de ouders en pleegouders.
De beslissing van de kinderrechter is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.