ECLI:NL:RBGEL:2022:5284

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
05/246523-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oud-medewerker gemeente veroordeeld voor valsheid in geschrift en gewoontewitwassen met een totaalbedrag van ruim 1,9 miljoen euro

Op 13 september 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een oud-medewerker van de gemeente, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1956, was werkzaam als teamleider Facilitair en heeft in de periode van 13 augustus 2008 tot en met 24 maart 2020 valse facturen ingediend bij de gemeente, waardoor in totaal meer dan 1,9 miljoen euro is uitgekeerd aan bedrijven die gelieerd waren aan zijn zus. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opmaken van 238 valse facturen, die hij bij de gemeente indiende en betaalbaar stelde. De verdachte en zijn zus verdeelden de opbrengsten, waarbij de verdachte gebruik maakte van zijn positie als ambtenaar om deze frauduleuze handelingen te plegen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat de gelden afkomstig waren uit misdrijf en dat hij opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 40 maanden, wat de rechtbank heeft opgelegd. De rechtbank hield rekening met de lange periode van de fraude, de omvang van het benadelingsbedrag en de rol van de verdachte in het geheel. De verdachte heeft geen strafblad en heeft openheid van zaken gegeven, maar de ernst van de feiten rechtvaardigde een zware straf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/246523-20
Datum uitspraak : 13 september 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1956] in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. J. Zeegers, advocaat in Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 augustus 2008 tot en met 24 maart 2020 te Doetinchem en/of Amstelveen, althans in Nederland, als ambtenaar (als bedoeld in artikel 44 WvSr) tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans alleen, een of meerdere geschriften, waaronder de navolgende:
1. een factuur (nummer SH232401) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 13 augustus 2008, ter hoogte van € 19.992,00 inclusief BTW (paginanr. 954) en/of
2. een factuur (nummer SH233981) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 26 augustus 2009, ter hoogte van € 13.137,60 inclusief BTW (paginanr. 970) en/of
3. een factuur (nummer SH235267) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 17 februari 2010, ter hoogte van € 13.137,60 inclusief BTW (paginanr. 981) en/of
4. een factuur (nummer SH236943) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 5 oktober 2011, ter hoogte van € 16.660,00 inclusief BTW (paginanr. 1015) en/of
5. een factuur (nummer 12.1005) afkomstig van [naam bedrijf 2] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 6 juni 2012, ter hoogte van € 10.829,00 inclusief BTW (paginanr. 1021) en/of
6. een factuur (nummer 13.1002) afkomstig van [naam bedrijf 2] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 21 januari 2013, ter hoogte van € 9.075,00 inclusief BTW (paginanr. 1028) en/of
7. een factuur (nummer 14.1003) afkomstig van [naam bedrijf 2] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 2 april 2014, ter hoogte van € 14.036,00 inclusief BTW (paginanr. 1038) en/of
8. een factuur (nummer BKN.2015.1010) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 1 mei 2015, ter hoogte van € 12.100,00 inclusief BTW (paginanr. 1050) en/of
9. een factuur (nummer BKN.2016.5) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 21 maart 2016, ter hoogte van € 15.125,00 inclusief BTW (paginanr. 1066) en/of
10. een factuur (nummer BKN.2017.02) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 6 januari 2017, ter hoogte van € 14.520,00 inclusief BTW (paginanr. 1077) en/of
11. een factuur (nummer BKN.2018.05) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 16 februari 2018, ter hoogte van € 19.965,00 inclusief BTW (paginanr. 1098) en/of
12. een factuur (nummer BKN.2019.14) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 4 juli 2019, ter hoogte van € 9.776,80 inclusief BTW (paginanr. 1130) en/of
13. een factuur (nummer BKN.2020.06) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 2 maart 2020, ter hoogte van € 9.382,34 inclusief BTW (paginanr. 1146)
althans één of meer geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
1. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 1] brief- en vervolgpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 19.992,00 inclusief BTW en/of
2. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 1] toners heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 13.137,60 inclusief BTW en/of
3. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 1] toners heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 13.137,60 inclusief BTW en/of
4. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 1] brief- en vervolgpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 16.660,00 inclusief BTW en/of
5. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 2] werkzaamheden heeft verricht voor de [slachtoffer] met betrekking tot ‘ [adres 2] ’ voor een totaalbedrag van € 10.829,00 inclusief BTW en/of
6. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 2] brief- en vervolgpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 9.075,00 inclusief BTW en/of
7. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 2] briefpapier en enveloppen heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 14.036,00 inclusief BTW en/of
8. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 3] briefpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 12.100,00 inclusief BTW en/of
9. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 3] briefpapier en vervolgpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 15.125,00 inclusief BTW en/of
10. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 3] toners heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 14.520,00 inclusief BTW en/of
11. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 3] briefpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 19.965,00 inclusief BTW en/of
12. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 3] tonercartridges heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 9.776,80 inclusief BTW en/of
13. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 3] vervolgpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 9.382,34 inclusief BTW;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 augustus 2008 tot en met 24 maart 2020 te Doetinchem en/of Amstelveen, althans in Nederland, als ambtenaar (als bedoeld in artikel 44 WvSr) tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
1. een factuur (nummer SH232401) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 13 augustus 2008, ter hoogte van € 19.992,00 inclusief BTW (paginanr. 954) en/of
2. een factuur (nummer SH233981) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 26 augustus 2009, ter hoogte van € 13.137,60 inclusief BTW (paginanr. 970) en/of
3. een factuur (nummer SH235267) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 17 februari 2010, ter hoogte van € 13.137,60 inclusief BTW (paginanr. 981) en/of
4. een factuur (nummer SH236943) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 5 oktober 2011, ter hoogte van € 16.660,00 inclusief BTW (paginanr. 1015) en/of
5. een factuur (nummer 12.1005) afkomstig van [naam bedrijf 2] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 6 juni 2012, ter hoogte van € 10.829,00 inclusief BTW (paginanr. 1021) en/of
6. een factuur (nummer 13.1002) afkomstig van [naam bedrijf 2] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 21 januari 2013, ter hoogte van € 9.075,00 inclusief BTW (paginanr. 1028) en/of
7. een factuur (nummer 14.1003) afkomstig van [naam bedrijf 2] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 2 april 2014, ter hoogte van € 14.036,00 inclusief BTW (paginanr. 1038) en/of
8. een factuur (nummer BKN.2015.1010) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 1 mei 2015, ter hoogte van € 12.100,00 inclusief BTW (paginanr. 1050) en/of
9. een factuur (nummer BKN.2016.5) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 21 maart 2016, ter hoogte van € 15.125,00 inclusief BTW (paginanr. 1066) en/of
10. een factuur (nummer BKN.2017.02) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 6 januari 2017, ter hoogte van € 14.520,00 inclusief BTW (paginanr. 1077) en/of
11. een factuur (nummer BKN.2018.05) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 16 februari 2018, ter hoogte van € 19.965,00 inclusief BTW (paginanr. 1098) en/of
12. een factuur (nummer BKN.2019.14) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 4 juli 2019, ter hoogte van € 9.776,80 inclusief BTW (paginanr. 1130) en/of
13. een factuur (nummer BKN.2020.06) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 2 maart 2020, ter hoogte van € 9.382,34 inclusief BTW (paginanr. 1146) als ware deze echt en onvervalst, door deze facturen in te dienen bij de [slachtoffer] en/of betaalbaar te laten stellen;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 augustus 2008 tot en met 6 april 2020
te Doetinchem en/of Amstelveen, althans in Nederland,
als ambtenaar (als bedoeld in artikel 44 WvSr),
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
een geldbedrag van in totaal € 1.911.932,89, althans een of meer geldbedragen,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of van een of meer van dit/deze bedrag(en) gebruik gemaakt
en/of
van die/dat geldbedrag(en) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had,
door
- een of meer geldbedragen door de [slachtoffer] te laten overboeken naar bankrekeningen op naam van [naam bedrijf 1] (in totaal 220.517,81 en 504.770,63 euro) en/of [naam bedrijf 2] (in totaal 157.418,10 euro) en/of [naam bedrijf 3] (in totaal 1.029.226,35 euro) en/of
(vervolgens)
- een of meer geldbedragen door te boeken naar een bankrekening op naam van verdachte en/of zijn mededader [medeverdachte] en/of
- een of meer geldbedragen contant op te nemen vanaf de bankrekeningen op naam van [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] en/of
- een of meer geldbedragen vanaf de bankrekeningen op naam van [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] door te boeken naar andere bankrekeningen die waren gelieerd aan en/of in relatie stonden tot [medeverdachte] en/of ondernemingen van [medeverdachte] en/of
- vervolgens vanaf deze gelieerde bankrekeningen een of meer geldbedragen door te boeken naar bankrekeningen op naam van verdachte en/of zijn mededader [medeverdachte] en/of een of meer geldbedragen van deze rekeningen contant op te nemen,
terwijl verdachte (telkens) wist dat het/die geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was sinds juli 2006 als teamleider Facilitair in ambtelijke dienstbetrekking bij de [slachtoffer] . In die hoedanigheid had verdachte onder meer de bevoegdheid binnen de vastgelegde budgetten tot een bedrag van € 20.000,- betalingen te verrichten namens de gemeente. Naar aanleiding van onderzoek dat in opdracht van de gemeente is uitgevoerd na een anonieme melding van schending van integriteits- en aanbestedingsregels, is gebleken dat in de periode van 2005 tot en met 2020 in totaal 238 facturen werden ingediend op naam van ondernemingen van, of gelieerd aan, de zus van verdachte, mevrouw [medeverdachte] . De som van de betalingen door de [slachtoffer] die op basis van die facturen heeft plaatsgevonden is ten minste € 1.911.932,89. Volgens de facturen zouden met name papier, toners en cartridges zijn geleverd, maar die levering heeft nooit plaatsgevonden. Al de facturen waren door verdachte opgemaakt, door hem bij de gemeente ingediend en betaalbaar gesteld. [2] ..
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk de uit misdrijf afkomstige gelden heeft verhuld. Door verdachte zijn bedragen overgemaakt op rekeningen van zijn zus en vervolgens zijn bedragen weer aan hem betaald. Een heimelijk karakter hebben die betalingen niet gehad, waardoor van verhulling geen sprake is.
De beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 & 2:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte [aangever] namens de [slachtoffer] d.d. 5 juni 2020, p. 720-725;
  • de als bijlagen bij de aangifte opgenomen facturen gericht aan de [slachtoffer] , te vinden op pagina’s, 954, 970, 981, 1015, 1021, 1028, 1038, 1050, 1066, 1077, 1098, 1130 en 1146;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2022.
Feit 3:Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet welk deel van het geld van de [slachtoffer] naar hem is gegaan en welk deel naar zijn zus. Het initiatief voor een factuur voor de [slachtoffer] kon van beiden komen en over de verdeling werd soms via e-mail gecommuniceerd. Geld werd zowel giraal door zijn zus naar verdachte overgemaakt als door haar contant gemaakt en per post of koerier naar hem gezonden. [3]
De zus van verdachte heeft verklaard dat zij overleg met verdachte had als het om grotere bedragen ging. Zij kon dan niet in één keer overmaken. Ze overlegden hoe het moest gaan. Soms had verdachte het geld snel nodig en soms niet direct. Bij de bedragen die zij giraal overmaakte, gaf zij soms de beschrijving ‘renteloze lening’ en/of ‘renteloze spoedlening’. Dit deed zij omdat zij hoopte dat de overschrijvingen onder die omschrijving niet zouden opvallen. [4] De ene keer ging de betaling via de bank en de andere keer via een koerier, maar ook per post. Zij wilde niet alles per bank doen. Ze was bang dat het zou opvallen. Zij wist dat ze crimineel bezig was. [5]
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de bijschrijvingen van de [slachtoffer] een aanzienlijk deel uitmaken van de boekingen op de rekeningen op naam van [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 4] . Uit die analyse blijkt dat de beide bedrijven onderling geld naar elkaar overschrijven, dat bedragen worden afgeschreven vanwege contante opnamen en dat overschrijvingen naar privérekeningen plaatsvinden op naam van de zus en naar de rekening van verdachte. [6]
De gemeente heeft in de periode vanaf 4 augustus 2008 tot en met 6 april 2020 in totaal een bedrag van € 1.911.932,89 betaald op bedrijfsrekeningen van of gelieerd aan de zus van verdachte. [7] Uit de beschikbare transactiegegevens blijkt dat door zijn zus een bedrag van € 449.330,50 giraal aan verdachte werd overgemaakt. Deze betalingen vonden plaats vanaf twee privérekeningen en vanaf vier bedrijfsrekeningen. [8] Ter terechtzitting heeft verdachte gezegd dat hij niet meer weet waaraan het geld precies is besteed. Hij heeft andere mensen geholpen. Hij heeft wat luxer geleefd dan hij anders had gedaan. Misschien heeft hij duurdere kleding gekocht.
De rechtbank is van oordeel dat aldus feit 3 bewezen kan worden verklaard. Daarvoor is het volgende van belang. Verdachte heeft alle valse facturen opgemaakt, deze bij de gemeente ingediend en er door deze betaalbaar te stellen voor gezorgd dat ze werden overgeboekt naar zakelijke rekeningen die door zijn zus werden beheerd. Nadat zijn zus de bedragen ontving, heeft zij vanaf haar rekeningen met de overgeboekte bedragen de handelingen uitgevoerd als tenlastegelegd onder de laatste vier gedachtestreepjes, terwijl zij wist dat dit geld een criminele herkomst had. Middels deze handelingen verplaatste zijn zus de uit misdrijf afkomstige gelden en zorgde zij dat daarvan de aard en herkomst verhuld werd. Ook zorgde zij er op deze manier voor dat de uit misdrijf afkomstige bedragen mede aan verdachte ten bate kwamen. Verdachte heeft aangegeven dat hij het geld waarover hij vanwege die handelingen de beschikking heeft verkregen, heeft uitgegeven aan anderen en om zichzelf een luxere levensstijl te veroorloven. Volgens vaste rechtspraak is vanwege die omzetting van het geld in goederen en diensten reeds sprake van het verbergen en verhullen van de criminele herkomst van het geld. Dit betekent dat verdachte zich aan witwassen heeft schuldig gemaakt. Gelet op de lange periode van bijna twaalf jaar waarin deze feiten hebben plaatsgevonden, het grote aantal transacties en het aanzienlijke bedrag waarover verdachte vanwege deze handelingen de beschikking kreeg, kan naar het oordeel van de rechtbank ook het tenlastegelegde gewoontewitwassen bewezen worden verklaard.
Dit misdrijf heeft verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met zijn zus gepleegd. Die intensieve samenwerking volgt reeds uit de omstandigheden dat over het initiatief tot het indienen van facturen en de verdeling van de opbrengst gecommuniceerd werd en dat overleg werd gevoerd wanneer het ging om grotere bedragen. Deze deelneming in de gedragingen van zijn zus, maakt dat verdachte ook verantwoordelijk moet worden gehouden voor het verwerven, het voorhanden hebben, de overdracht en het gebruik van het gehele onder feit 3 tenlastegelegde bedrag alsmede de hiervoor beschreven verhullingshandelingen die zij pleegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 13 augustus 2008 tot en met 24 maart 2020 te Doetinchem en
/of Amstelveen, althans in Nederland, als ambtenaar (als bedoeld in artikel 44 WvSr) tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen,
althans alleen,een of meerdere geschriften, waaronder de navolgende:
1. een factuur (nummer SH232401) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 13 augustus 2008, ter hoogte van € 19.992,00 inclusief BTW (paginanr. 954) en/
of2. een factuur (nummer SH233981) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 26 augustus 2009, ter hoogte van € 13.137,60 inclusief BTW (paginanr. 970) en/
of3. een factuur (nummer SH235267) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 17 februari 2010, ter hoogte van € 13.137,60 inclusief BTW (paginanr. 981) en
/of4. een factuur (nummer SH236943) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 5 oktober 2011, ter hoogte van € 16.660,00 inclusief BTW (paginanr. 1015) en
/of5. een factuur (nummer 12.1005) afkomstig van [naam bedrijf 2] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 6 juni 2012, ter hoogte van € 10.829,00 inclusief BTW (paginanr. 1021) en
/of6. een factuur (nummer 13.1002) afkomstig van [naam bedrijf 2] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 21 januari 2013, ter hoogte van € 9.075,00 inclusief BTW (paginanr. 1028) en
/of7. een factuur (nummer 14.1003) afkomstig van [naam bedrijf 2] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 2 april 2014, ter hoogte van € 14.036,00 inclusief BTW (paginanr. 1038) en
/of8. een factuur (nummer BKN.2015.1010) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 1 mei 2015, ter hoogte van € 12.100,00 inclusief BTW (paginanr. 1050) en
/of9. een factuur (nummer BKN.2016.5) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 21 maart 2016, ter hoogte van € 15.125,00 inclusief BTW (paginanr. 1066) en
/of10. een factuur (nummer BKN.2017.02) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 6 januari 2017, ter hoogte van € 14.520,00 inclusief BTW (paginanr. 1077) en
/of11. een factuur (nummer BKN.2018.05) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 16 februari 2018, ter hoogte van € 19.965,00 inclusief BTW (paginanr. 1098) en
/of12. een factuur (nummer BKN.2019.14) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 4 juli 2019, ter hoogte van € 9.776,80 inclusief BTW (paginanr. 1130) en
/of13. een factuur (nummer BKN.2020.06) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 2 maart 2020, ter hoogte van € 9.382,34 inclusief BTW (paginanr. 1146)
althans één of meer geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en
/of heeft doen opmaken en
/ofheeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
1. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 1] brief- en vervolgpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 19.992,00 inclusief BTW en/
of2. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 1] toners heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 13.137,60 inclusief BTW en
/of3. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 1] toners heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 13.137,60 inclusief BTW en
/of4. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 1] brief- en vervolgpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 16.660,00 inclusief BTW en
/of5. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 2] werkzaamheden heeft verricht voor de [slachtoffer] met betrekking tot ‘ [adres 2] ’ voor een totaalbedrag van € 10.829,00 inclusief BTW en
/of6. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 2] brief- en vervolgpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 9.075,00 inclusief BTW en
/of7. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 2] briefpapier en enveloppen heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 14.036,00 inclusief BTW en
/of8. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 3] briefpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 12.100,00 inclusief BTW en
/of9. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 3] briefpapier en vervolgpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 15.125,00 inclusief BTW en
/of10. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 3] toners heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 14.520,00 inclusief BTW en
/of11. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 3] briefpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 19.965,00 inclusief BTW en
/of12. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 3] tonercartridges heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 9.776,80 inclusief BTW en
/of13. in die factuur staat vermeld dat [naam bedrijf 3] vervolgpapier heeft geleverd aan de [slachtoffer] voor een totaalbedrag van € 9.382,34 inclusief BTW;
2.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 13 augustus 2008 tot en met 24 maart 2020 te Doetinchem en
/of Amstelveen, althans in Nederland, als ambtenaar (als bedoeld in artikel 44 WvSr) tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en
/ofvervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
1. een factuur (nummer SH232401) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 13 augustus 2008, ter hoogte van € 19.992,00 inclusief BTW (paginanr. 954) en/
of2. een factuur (nummer SH233981) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 26 augustus 2009, ter hoogte van € 13.137,60 inclusief BTW (paginanr. 970) en
/of3. een factuur (nummer SH235267) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 17 februari 2010, ter hoogte van € 13.137,60 inclusief BTW (paginanr. 981) en
/of4. een factuur (nummer SH236943) afkomstig van [naam bedrijf 1] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 5 oktober 2011, ter hoogte van € 16.660,00 inclusief BTW (paginanr. 1015) en
/of5. een factuur (nummer 12.1005) afkomstig van [naam bedrijf 2] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 6 juni 2012, ter hoogte van € 10.829,00 inclusief BTW (paginanr. 1021) en
/of6. een factuur (nummer 13.1002) afkomstig van [naam bedrijf 2] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 21 januari 2013, ter hoogte van € 9.075,00 inclusief BTW (paginanr. 1028) en
/of7. een factuur (nummer 14.1003) afkomstig van [naam bedrijf 2] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 2 april 2014, ter hoogte van € 14.036,00 inclusief BTW (paginanr. 1038) en
/of8. een factuur (nummer BKN.2015.1010) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 1 mei 2015, ter hoogte van € 12.100,00 inclusief BTW (paginanr. 1050) en
/of9. een factuur (nummer BKN.2016.5) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 21 maart 2016, ter hoogte van € 15.125,00 inclusief BTW (paginanr. 1066) en
/of10. een factuur (nummer BKN.2017.02) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 6 januari 2017, ter hoogte van € 14.520,00 inclusief BTW (paginanr. 1077) en
/of11. een factuur (nummer BKN.2018.05) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 16 februari 2018, ter hoogte van € 19.965,00 inclusief BTW (paginanr. 1098) en
/of12. een factuur (nummer BKN.2019.14) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 4 juli 2019, ter hoogte van € 9.776,80 inclusief BTW (paginanr. 1130) en
/of13. een factuur (nummer BKN.2020.06) afkomstig van [naam bedrijf 3] en gericht aan de [slachtoffer] , gedateerd op 2 maart 2020, ter hoogte van € 9.382,34 inclusief BTW (paginanr. 1146) als ware deze echt en onvervalst, door deze facturen in te dienen bij de [slachtoffer] en
/ofbetaalbaar te laten stellen;
3.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 4 augustus 2008 tot en met 6 april 2020
te Doetinchem en
/of Amstelveen, althans in Nederland,
als ambtenaar (als bedoeld in artikel 44 WvSr),
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen,
althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
een geldbedrag van in totaal € 1.911.932,89,
althans een of meer geldbedragen,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en
/of van een of meervan dit
/dezebedrag
(en)gebruik gemaakt
en
/of
van
die/dat geldbedrag(en) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat
/diegeldbedrag(en) voorhanden had,
door
- een of meer geldbedragen door de [slachtoffer] te laten overboeken naar bankrekeningen op naam van [naam bedrijf 1] (in totaal 220.517,81 en 504.770,63 euro) en
/of[naam bedrijf 2] (in totaal 157.418,10 euro) en
/of[naam bedrijf 3] (in totaal 1.029.226,35 euro) en
/of
(vervolgens)
- een of meer geldbedragen door te boeken naar een bankrekening op naam van verdachte en/of zijn mededader [medeverdachte] en/of
- een of meer geldbedragen contant op te nemen vanaf de bankrekeningen op naam van [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] en/of
- een of meer geldbedragen vanaf de bankrekeningen op naam van [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] door te boeken naar andere bankrekeningen die waren gelieerd aan en/of in relatie stonden tot [medeverdachte] en/of ondernemingen van [medeverdachte] en/of
- vervolgens vanaf deze gelieerde bankrekeningen een of meer geldbedragen door te boeken naar bankrekeningen op naam van verdachte en/of zijn mededader [medeverdachte] en/of een of meer geldbedragen van deze rekeningen contant op te nemen,
terwijl verdachte (telkens) wist dat het/die geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift, terwijl bij het begaan van het feit gebruik is gemaakt van macht, gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken, meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, terwijl bij het begaan van het feit gebruik is gemaakt van macht, gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken, meermalen gepleegd;
feit 3:van het medeplegen van witwassen een gewoonte maken.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht 1 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en die te combineren met een maximale taakstraf. Verdachte heeft geen strafblad en heeft het nodige over zich heen gehad, vooral voor wat media aandacht betreft, waardoor uiteindelijk iedereen in Doetinchem wist dat het om hem ging. Hij heeft behoorlijk wat over zich heen gehad en wordt daardoor constant achtervolgd. Verder heeft de raadsman gewezen op de leeftijd van de verdachte, diens broze gezondheid, het feit dat hij zijn baan is kwijtgeraakt en op de omstandigheid dat er beslag is gelegd op zijn pensioen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna vijftien jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en gewoontewitwassen, terwijl hij in die periode werkzaam was als ambtenaar bij de [slachtoffer] . In die periode heeft hij op basis van 238 door hem valselijk opgemaakte facturen ruim € 1,9 miljoen laten uitbetalen aan bedrijven die op naam van zijn zus stonden of aan haar gelieerd waren. De opbrengst werd door verdachte en zijn zus onderling verdeeld. De bedragen die verdachte van zijn zus kreeg, kwamen deels via bankoverschrijvingen maar er werden ook enveloppen gevuld met cash. Verzending daarvan vond per post plaats, maar heeft ook plaatsgevonden per koerier terwijl voor die koeriersdienst door de gemeente werd betaald. Dit veroorloofde verdachte de mogelijkheid zelf royaal te leven en cadeaus aan anderen te geven. Uit de e-mailwisseling tussen verdachte en zijn zus komt het beeld naar voren van een schaamteloze wijze van zelfverrijking, waarbij facturen worden opgemaakt ten behoeve van verjaardagen en vakanties. Geconfronteerd met zijn gedragingen heeft verdachte aangegeven dat hij de gemeente als ‘flappentap’ is gaan zien. Uit dat alles spreekt een minachting voor het gemeenschappelijk belang, waaraan verdachte juist als ambtenaar dienstbaar had te zijn. De rechtbank neemt dit verdachte ernstig kwalijk. Gelet op het benadelingsbedrag past bij dit feit volgens de landelijke oriëntatiepunten voor fraude enkel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft gelet op de justitiële documentatie van verdachte van 30 juli 2022. Verdachte heeft zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit. Daar houdt de rechtbank rekening mee bij de straftoemeting. In het voordeel van verdachte is eveneens rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte van meet af aan volledige openheid van zaken heeft gegeven en de verantwoordelijkheid voor zijn handelwijze heeft genomen.
Alles afwegende is de rechtbank desalniettemin van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie in de gegeven situatie, gelet op de ernst van de feiten, passend is. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen voor de duur van veertig maanden. De dagen die verdachte in verzekering heeft doorgebracht worden hiervan afgetrokken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 44, 47, 56, 57, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 september 2022.
mr. R.P.W. van de Meerakker en
mr. C.H.M. Pastoors zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON3R020051 (onderzoek [naam] ), gesloten op 1 juni 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 720-725 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2022.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 25 november 2020, p. 483-484.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 19 augustus 2020, p. 543-557.
5.Proces-verbaalvan verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 17 augustus 2020, p. 539.
6.Proces-verbaalvan bevindingen d.d. 1 juni 2021, p. 15.
7.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2022 (AH042), p. 1-2.
8.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2022 (AH043).