ECLI:NL:RBGEL:2022:5283

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
05/343793-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van feitelijke aanranding en veroordeling voor ontucht en wapenbezit met minderjarige

Op 12 september 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het feitelijk aanranding van de eerbaarheid van een minderjarige, alsook van ontucht en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feitelijke aanranding, maar veroordeelde haar tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De zaak kwam aan het licht na aangifte van de moeder van het slachtoffer, die verklaarde dat haar zoon, geboren in 2006, seks had gehad met de verdachte, die 28 jaar oud was en als een tante voor hem zorgde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor dwang, maar dat de ontucht wel bewezen kon worden. De verdachte had het slachtoffer onder haar zorg en waakzaamheid en de rechtbank achtte het bewezen dat zij ontucht had gepleegd. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte een stroomstootwapen voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar geestelijke gezondheid, en legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie. Het stroomstootwapen werd onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/343793-21
Datum uitspraak : 12 september 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1992] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. Krabben-Tmim, advocaat in Rhenen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 15 mei 2021 tot en met 16 mei 2021 te Apeldoorn,
althans in Nederland,
de aan haar zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 2006]
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen,
door
- meermalen, althans eenmaal (tijdens onderstaande handelingen) een
(geactiveerd) stroomstootwapen ter hoogte van de ballen van die [slachtoffer] en/of
dichtbij het lichaam van die [slachtoffer] te houden, althans in haar, verdachtes,
hand te houden en/of
- op de (boven)benen van die [slachtoffer] te zitten waardoor hij zich niet kon
bewegen en/of
- misbruik te maken van het uit (een) feitelijke en/of formele verhouding(en)
voortvloeiend psychisch en/of fysiek overwicht van haar, verdachtes, op die [slachtoffer]
en/of
- meermalen, althans eenmaal voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale
signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- de penis van die [slachtoffer] in haar, verdachtes, vagina te brengen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 15 mei 2021 tot en met 16 mei 2021 te Apeldoorn,
althans in Nederland,
ontucht heeft gepleegd
met de aan haar zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 2006]
door
- de penis van die [slachtoffer] in haar, verdachtes, vagina te brengen;
2.
zij in of omstreeks de periode van 15 mei 2021 tot en met 2 december 2021 te
Apeldoorn, althans in Nederland,
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapen en munitie, te weten
een stroomstootwapen
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos
konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent en de overtuiging ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 2006] , heeft verklaard dat hij seks heeft gehad met verdachte
.Het gebeurde in het weekend, van zaterdag op zondag in de woning van verdachte in Apeldoorn. Hij zou bij haar gaan logeren. Hij is in bed gaan liggen en verdachte kwam ook naar de slaapkamer toe. Ze is op hem gaan zitten en deed zijn piemel in haar vagina. [2]
Mevrouw [aangever] , moeder van [slachtoffer] , heeft aangifte gedaan namens [slachtoffer] .
Zij heeft verklaard dat verdachte en [slachtoffer] gewoon met elkaar omgingen als vrienden en als een tante die met hem stoeit, grapjes maakt en knuffelt op een normale manier. Zij heeft verder verklaard dat [slachtoffer] haar heeft verteld dat verdachte seks met hem heeft gehad in het weekend van 15 mei 2021. [slachtoffer] zou bij verdachte logeren. Hij vertelde dat hij zijn piemel in haar kut had gedaan. [3]
Voldoende ondersteunend bewijs voor verklaring van [slachtoffer] ?
Verdachte ontkent dat zij seks met [slachtoffer] heeft gehad. De verklaring van verdachte staat dus lijnrecht tegenover de verklaring van [slachtoffer] . De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat er een avond was dat verdachte op de bank zat en [slachtoffer] op de bank lag met zijn hoofd op haar schoot. Ze knuffelden veel. Zij aaide hem over zijn hoofd en gaf hem af en toe een kusje op zijn voorhoofd. Dit duurde een aantal uur. Hij is naar bed gegaan en hoorde daarna geroezemoes en gesmak. Als hij verdachte sprak was het alleen maar [slachtoffer] voor en [slachtoffer] na. Ze hadden veel stelletjesgedrag. Elkaars zinnen afmaken, het letten op elkaar. Dat wat verliefde stelletjes doen.
De dag erna kwam [getuige 2] logeren. Hij heeft gezien dat verdachte toen tegen [getuige 2] is aangekropen. Hij hoorde [getuige 2] zeggen; "Wat doe je, ik voel mij hier niet fijn bij." [4]
[getuige 2] , broer van [slachtoffer] , heeft verklaard dat hij een keer bij zijn neef sliep en dat verdachte daar toen ook sliep. Hij lag half te slapen. Ineens lag verdachte naast hem. Ze deed haar beha uit. Ze lag tegen hem aan en droeg alleen nog een string of onderbroek. Ze zat de hele tijd aan zijn been. Hij had er een naar gevoel bij en wilde niet meer naar haar toe. [5]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van getuige [getuige 1] en zijn verklaring in samenhang met de verklaring van [getuige 2] , ondersteunend zijn aan de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte seks met hem heeft gehad. Getuige [getuige 1] heeft waargenomen dat er sprake was van knuffelen en het geven van kusjes. Bovendien past de verklaring van [getuige 2] dat verdachte naast hem is gekropen, welke verklaring wordt ondersteund door [getuige 1] , bij de verklaring van [slachtoffer] . De verklaring van [slachtoffer] wordt daarmee in voldoende mate ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . De rechtbank heeft ook geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte seks met hem heeft gehad te twijfelen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer]
Aan haar zorg en waakzaamheid toevertrouwd
[slachtoffer] was 14 jaar en verdachte 28 jaar. Gelet op de minderjarigheid van [slachtoffer] en het feit dat [slachtoffer] bij verdachte als bij een tante logeerde, acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer] aan verdachte haar zorg en waakzaamheid was toevertrouwd.
Vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het niet onaannemelijk is dat er meer speelde tussen verdachte en [slachtoffer] en er geen dwang heeft plaatsgevonden. Zo verklaart getuige [getuige 1] over geroezemoes en stelletjesgedrag. Op het punt van dwang bevat het dossier dus contra-indicaties. De rechtbank acht daarom de verklaring van [slachtoffer] dat sprake was van dwang met een teaser onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dwang te komen. Het feit dat wel een teaser is aangetroffen, acht de rechtbank onvoldoende ondersteunend omdat [slachtoffer] dat op een ander moment kan hebben waargenomen.
Verdachte wordt daarom van het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit vrijgesproken.
De onder 1 subsidiair tenlastegelegde ontucht kan bewezen worden.
Feit 2
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 11;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 12 – 12a;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 augustus 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij in
of omstreeksde periode van 15 mei 2021 tot en met 16 mei 2021 te Apeldoorn,
althans in Nederland,
ontucht heeft gepleegd
met de aan haar zorg
, opleidingen
/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 2006]
door
- de penis van die [slachtoffer] in haar, verdachtes, vagina te brengen;
2.
zij in
of omstreeksde periode van 15 mei 2021 tot en met 2 december 2021 te
Apeldoorn,
althans in Nederland,
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapen en munitie, te weten
een stroomstootwapen
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos
konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapen en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte beperkingen heeft en wellicht ontoerekeningsvatbaar is. op zijn minst verminderd toerekeningsvatbaar is.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om te vermoeden dat sprake is van ontoerekeningsvatbaarheid. De enkele omstandigheid dat er bij verdachte sprake is van problematiek maakt nog niet dat zij ontoerekeningsvatbaar zou zijn. Met de persoonlijke omstandigheden, met name zoals blijkend uit het reclasseringsrapport van 28 juli 2022 zal de rechtbank bij de strafmaat rekening houden.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf op te leggen. Bij een lange gevangenisstraf zal verdachte haar werk en woning verliezen, kan zij niet voor haar dochter zorgen en ontstaan er nadelige gevolgen voor het zorgkader dat verdachte om zich heen heeft.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft seks gehad met een minderjarige jongen van 14 jaar die bij haar logeerde. Door zo te handelen, heeft verdachte het slachtoffer mogelijk geschaad in zijn seksuele ontwikkeling wat zou kunnen leiden tot problemen voor de rest van zijn ontwikkeling. Verdachte is daar volledig aan voorbij gegaan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt ook dat het slachtoffer gevolgen ondervindt van hetgeen verdachte hem heeft aangedaan.
Daarnaast heeft verdachte een stroomstootwapen voorhanden gehad.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 19 juli 2022, blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte is gediagnosticeerd met borderline en dat er sprake is van een verstandelijke beperking, zoals blijkt uit het reclasseringsrapport van 28 juli 2022.
Gezien de ernst van het feit en het taakstrafverbod van artikel 22b van het wetboek van strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf de enige passende modaliteit is. Om verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Aangezien de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit, zal zij een lagere straf opleggen dan de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.
De rechtbank acht het niet nodig om een contactverbod op te leggen. Niet is gebleken dat verdachte en [slachtoffer] nog contact met elkaar hebben of dat verdachte contact zoekt.
Beslag
De rechtbank zal beslissen dat het in beslag genomen stroomstootwapen, merk [merk] , met betrekking tot welke feit 2 is begaan, zal worden onttrokken aan het verkeer, omdat dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 249 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde toteen
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenschuldig heeft gemaakt
aan een strafbaar feit;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het stroomstootwapen, merk [merk] .
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester, voorzitter, mr. S.C.A.M. Janssen en mr. A.T.G. van Wandelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2022.
mr. H.P.M. Kester is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021225844, gesloten op 3 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige, p 14-16, 18-19, 21 .
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 4-5, 8.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 47-48.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige,. 58 en 61.