In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een tussenuitspraak in een civiele procedure over de verdeling van een vennootschap onder firma (vof). De rechtbank heeft op 14 september 2022 een vonnis gewezen waarin een deskundigenonderzoek is bevolen. De procedure is gestart door eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.L. van der Aa, tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. van Weverwijk. De rechtbank heeft eerder tussenvonnissen gewezen, waaronder een op 15 juni 2022, waarin partijen zijn verzocht om een gezamenlijke boedelbeschrijving van de roerende zaken die in de vof zijn ingebracht. Ondanks herhaalde verzoeken hebben partijen hieraan geen gehoor gegeven, wat de rechtbank ertoe heeft gebracht te concluderen dat er kennelijk geen behoefte is aan een gezamenlijke boedelbeschrijving.
De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak de deskundige benoemd die de economische marktwaarde van de percelen en opstallen moet vaststellen. De deskundige moet ook andere relevante punten in overweging nemen. De rechtbank heeft bepaald dat gedaagde een voorschot van € 6.413,00 moet deponeren voor de kosten van de deskundige. De deskundige is verplicht om partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en moet een conceptrapport indienen bij de rechtbank. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling na het deskundigenbericht.
De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige, en dat het niet voldoen aan deze verplichting kan leiden tot nadelige gevolgen voor de desbetreffende partij. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de rechtbank op een later moment zal terugkomen op de zaak na het ontvangen van het deskundigenrapport.