ECLI:NL:RBGEL:2022:5261

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
C/05/387413 / HA ZA 21-220
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding en proceskosten in een civiele procedure

In deze civiele procedure, die plaatsvond voor de Rechtbank Gelderland, is op 7 september 2022 een eindvonnis uitgesproken in de zaak tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Knobben, en gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.F.B.A. Gilsing, hebben hun geschil over een koopovereenkomst en de daaruit voortvloeiende schadevergoedingsplicht aan de rechtbank voorgelegd. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 18 mei 2022 al overwogen dat de vorderingen van eiser in conventie zullen worden afgewezen. Gedaagde heeft in reconventie een schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank is beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tot op heden geen dwangsommen door gedaagde aan de gemeente zijn verbeurd, waardoor gedaagde geen schade heeft geleden. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade lijdt, en heeft de vordering tot schadevergoeding afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank de proceskosten aan de zijde van gedaagde toegewezen, waarbij eiser in conventie is veroordeeld tot betaling van € 6.648,00 aan proceskosten. In reconventie is eiser ook veroordeeld tot betaling van € 703,75 aan proceskosten. De rechtbank heeft verder bepaald dat eiser binnen 21 dagen na het vonnis zijn medewerking moet verlenen aan het passeren van de leveringsakte van een perceel grond, en dat hij een dwangsom van € 2.500,00 per dag moet betalen indien hij hieraan niet voldoet. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/387413 / HA ZA 21-220 / 592 / 1700
Vonnis van 7 september 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.A. Knobben te Nijverdal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. T.F.B.A. Gilsing te Doetinchem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 mei 2022 en de daarin genoemde stukken,
  • de akte uitlaten inzake last onder dwangsom van [gedaagde] van 1 juni 2022,
  • de antwoordakte uitlaten inzake last onder dwangsom van [eiser] van 15 juni 2022.
1.2.
Daarna is opnieuw vonnis bepaald.
1.3.
Op 8 juli 2022 heeft [eiser] een wrakingsverzoek tegen de rechter ingediend bij de wrakingskamer van de rechtbank. Bij beschikking van de wrakingskamer van 5 september 2022 is [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
In het tussenvonnis van 18 mei 2022 is al overwogen dat de vorderingen van [eiser] in conventie zullen worden afgewezen.
in reconventie
2.2.
In het tussenvonnis van 18 mei 2022 is geoordeeld dat sprake is van een schadevergoedingsplicht van [eiser] , indien en voor zover de last onder dwangsom door de gemeente [woonplaats] daadwerkelijk is of wordt opgelegd aan [gedaagde] . [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om bij akte zijn vordering tot schadevergoeding op dit punt te onderbouwen en zich uit te laten over de stand van zaken in de bestuursrechtelijke procedure.
2.3.
[gedaagde] heeft bij akte van 1 juni 2022 toegelicht dat tot op heden geen dwangsom aan de gemeente is verbeurd. Volgens [gedaagde] is de gemeente sinds het verstrijken van de termijn van 21 januari 2022 verschillende keren bij het pand geweest en is tijdens geen van die controles geconstateerd dat het pand (nog steeds) bewoond wordt. Volgens [gedaagde] loopt hij echter nog steeds het risico dat hij een dwangsom verbeurt aan de gemeente, aangezien tijdens een toekomstige controle alsnog kan worden vastgesteld dat [eiser] het pand bewoont.
2.4.
[eiser] heeft bij akte van 15 juni 2022 – kort samengevat – betwist dat het hiervoor bedoelde risico bestaat en aangevoerd dat hij het pand heeft ontruimd en niet langer als opslag gebruikt.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat tot op heden geen dwangsommen door [gedaagde] aan de gemeente zijn verbeurd. Daarmee staat vast dat [gedaagde] nog geen schade heeft geleden.
2.6.
Voor zover de vordering ziet op nog te lijden schade, stelt de rechtbank voorop dat verwijzing naar de schadestaatprocedure enkel aan de orde kan zijn als de mogelijkheid van schade aannemelijk is gemaakt. De vraag is dus of [gedaagde] de mogelijkheid dat hij schade lijdt voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is [gedaagde] daar niet in geslaagd. [gedaagde] heeft namelijk, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting van [eiser] , zijn stelling dat het risico bestaat dat de gemeente de last onder dwangsom alsnog daadwerkelijk zal opleggen, onvoldoende onderbouwd. Dit risico blijkt ook niet uit de controles van de gemeente, integendeel. De rechtbank gaat ervan uit dat [eiser] het gebruik van het pand als woning heeft gestaakt en zal blijven staken totdat hij het pand in eigendom heeft gekregen. Dit betekent dat de vordering onder 3 zal worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
2.7.
[gedaagde] heeft verzocht om [eiser] te veroordelen tot betaling van de volledige advocaatkosten en de werkelijke proceskosten, omdat de koopovereenkomst waarop [eiser] zich beroept vervalst zou zijn (art. 225 Sr en art. 6:162 BW). Een vordering tot volledige vergoeding van de proceskosten is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van misbruik van procesrecht. Hoewel de rechtbank het niet aannemelijk acht dat de door [eiser] overgelegde versie van de koopovereenkomst inderdaad de tussen partijen gesloten koopovereenkomst is, betekent dat nog niet dat sprake is van evidente ongegrondheid van een vordering en/of misbruik van procesrecht. Het gaat in deze procedure immers niet zozeer om de (inhoud van de) koopovereenkomst, maar om de gestelde tekortkomingen en dus de vraag voor wiens rekening het kwam dat de onroerende zaak nog niet is geleverd. De proceskosten zullen daarom worden toegewezen tot het geldende liquidatietarief.
2.8.
[eiser] zal in conventie, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 1.666,00
- salaris advocaat
4.982,00(2 punten × tarief € 2.491,00)
Totaal € 6.648,00.
2.9.
[eiser] zal in reconventie eveneens, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 703,75 (2,5 punten × factor 0,5 × tarief € 563) voor salaris advocaat.
2.10.
De gevorderde nakosten zullen eveneens worden toegewezen. De na de uitspraak nog vallende kosten worden voor wat betreft het salaris van de advocaat forfaitair berekend op € 255,00 zonder betekening en verhoogd met € 68,00 in geval van betekening. Kosten van betekening zijn slechts verschuldigd nadat [eiser] veertien dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om alsnog in der minne aan het gewezen vonnis te voldoen.
2.11.
De door [gedaagde] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen worden toegewezen op de wijze als hierna vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 6.648,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
3.3.
veroordeelt [eiser] om binnen 21 dagen na datum van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan het passeren van de leveringsakte inzake perceel kadastraal bekend Gemeente [woonplaats] , [perceelnummer] , ten overstaan van de door [gedaagde] gekozen notaris conform de door [naam notaris] reeds opgestelde concept akte van levering (productie 8 bij conclusie van antwoord in conventie),
3.4.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 3.3 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
3.5.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 18.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 23 juni 2021 tot de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt [eiser] om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis het gebruik van de onroerende zaak op perceel kadastraal bekend Gemeente [woonplaats] , [perceelnummer] , als woning door hem dan wel door derden te staken en gestaakt te houden,
3.7.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 3.6 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
3.8.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 703,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.9.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
3.10.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
3.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op
7 september 2022.