In deze civiele procedure, die plaatsvond voor de Rechtbank Gelderland, is op 7 september 2022 een eindvonnis uitgesproken in de zaak tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Knobben, en gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.F.B.A. Gilsing, hebben hun geschil over een koopovereenkomst en de daaruit voortvloeiende schadevergoedingsplicht aan de rechtbank voorgelegd. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 18 mei 2022 al overwogen dat de vorderingen van eiser in conventie zullen worden afgewezen. Gedaagde heeft in reconventie een schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank is beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tot op heden geen dwangsommen door gedaagde aan de gemeente zijn verbeurd, waardoor gedaagde geen schade heeft geleden. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade lijdt, en heeft de vordering tot schadevergoeding afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank de proceskosten aan de zijde van gedaagde toegewezen, waarbij eiser in conventie is veroordeeld tot betaling van € 6.648,00 aan proceskosten. In reconventie is eiser ook veroordeeld tot betaling van € 703,75 aan proceskosten. De rechtbank heeft verder bepaald dat eiser binnen 21 dagen na het vonnis zijn medewerking moet verlenen aan het passeren van de leveringsakte van een perceel grond, en dat hij een dwangsom van € 2.500,00 per dag moet betalen indien hij hieraan niet voldoet. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.