Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
handelend onder de naam Juwelier [gedaagde],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 1 juni 2022
- de brief van mr. Wijnands namens [eiser] van 23 juni 2022 met bijgevoegd de producties 8 tot en met 12
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 6 juli 2022.
2.De feiten
Overeenkomst”, dat onder meer luidt als volgt:
Uiterst in 2021 zal [gedaagde](…)
leveren aan [eiser](…)
620 gouden tientjes (mooie kwaliteit).
€ 16.650,- ontvangen 13-11-20” en daarachter een handtekening en de handgeschreven tekst “
[gedaagde]”.
meegegeven 14-11-20” met daaronder een lijst met jaartallen (gelegen in de periode 1880-1932) en daarachter geturfde aantallen met een totaal van 50.
“
Nota voor [eiser]
à € 323=” en “
Totaal € 9690.-”
Beste [gedaagde]”, waarin [eiser] onder meer schrijft dat er nog 540 gouden tientjes zijn te leveren en dat hij een concreet voorstel wil ontvangen voor een datum/data, gelegen vóór 31 maart 2022, waarop de ontbrekende partij gouden tientjes alsnog zal/zullen worden geleverd. Onderaan de brief, naast de getypte naam [eiser] , staat een handtekening met daarbij de handgeschreven naam “
[gedaagde]”.
om de overeenkomst met de tientjes geheel over te nemen, onder de zelfde condities”.
in de kwestie van de gouden munten”, aldus de brief. [eiser] heeft de ontvangst van de brief geweigerd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bestaan en inhoud van de overeenkomst
Overeenkomst” in het geding gebracht (zie 2.3), waarin staat vermeld dat [gedaagde] uiterlijk in 2021 aan [eiser] 620 gouden tientjes zal leveren voor € 333,00 per stuk. De betreffende gouden tientjes zijn gespecificeerd naar jaartal en aantal en deels ook naar de plaats waar de tientjes zijn geslagen. Verder vermeldt het stuk dat op 13 november 2020 een bedrag van € 16.650,00 is ontvangen. Daarbij is een handtekening geplaatst met daarbij handgeschreven de naam “
[gedaagde]”. [gedaagde] voert aan dat hij de handtekening onder het stuk niet herkent en dat de overeenkomst dus vals is.
de kwestie van de gouden munten”, in het kader waarvan [eiser] hem zou hebben bedreigd.
820,00 en het verschil tussen dat bedrag en € 440.000,00 bedraagt € 260.
180,00 – geldt dat [eiser] de gestelde actuele marktwaarde van de gouden tientjes op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Dit had wel op zijn weg gelegen, bijvoorbeeld door het in het geding brengen van de gepubliceerde veilopbrengsten van recent gehouden muntenveilingen waarover hij in de dagvaarding spreekt, en/of van informatie over de door hem genoemde prijsontwikkelingen op de goudmarkt en de markt voor oude gouden munten. [eiser] heeft dat echter nagelaten. [gedaagde] heeft de gestelde waardevermeerdering van de gouden tientjes op zijn beurt uitdrukkelijk betwist. Tegen deze achtergrond passeert de rechtbank het bewijsaanbod van [eiser] met betrekking tot de actuele marktwaarde van de niet geleverde gouden tientjes.
4.982,00(2,0 punten × tarief € 2.491,00)