ECLI:NL:RBGEL:2022:5253

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
C/05/406131 / KG ZA 22-221
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van vennootschap in kort geding wegens ongeldige besluitvorming door aandeelhouders en bestuurders

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland werd behandeld, vorderden twee eisers, een vennootschap en een aandeelhouder/bestuurder, in kort geding tegen een medeaandeelhouder/-bestuurder. De eisers stelden dat het besluit om de kortgedingprocedure aanhangig te maken niet rechtsgeldig was, omdat dit besluit niet was genomen met de vereiste meerderheid van stemmen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestuursbesluit niet rechtsgeldig was, omdat het op grond van de statuten door de algemene vergadering van aandeelhouders (ava) moest worden genomen. De rechtbank concludeerde dat de vennootschap niet-ontvankelijk was in haar vorderingen, omdat zij niet rechtsgeldig was vertegenwoordigd in deze procedure. De voorzieningenrechter oordeelde verder dat de aandeelhouder, hoewel hij ontvankelijk was in zijn vorderingen, zijn stellingen onvoldoende had onderbouwd. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en de eisers werden veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van correcte besluitvorming binnen vennootschappen en de noodzaak om de statutaire vereisten in acht te nemen bij het nemen van besluiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/406131 / KG ZA 22-221
Vonnis in kort geding van 8 september 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 1],
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.H. van de Beeten te Zevenaar,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. C.A. Boeve te Putten.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] en afzonderlijk [eiser sub 1] respectievelijk [eiser sub 2] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagden] en afzonderlijk [gedaagde sub 1] respectievelijk [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte overlegging producties 1 tot en met 12 van [eisers]
  • de producties 1 tot en met 6 van [gedaagden]
  • het proces-verbaal van de zitting, gehouden op 18 augustus 2022
  • de pleitaantekeningen van mr. Van de Beeten
  • de pleitaantekeningen van mr. Boeve
  • het e-mailbericht van mr. Boeve van 31 augustus 2022, waarin hij verzoekt om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij notariële akte van 3 juni 2019 hebben [eiser sub 2] en [gedaagde sub 1] [eiser sub 1] opgericht. De doelstelling van [eiser sub 1] omvat onder meer het verrichten van activiteiten op het gebied van recruitment, werving en selectie, detachering en payrolling. Bij de oprichting zijn twee aandelen van elk € 1,00 geplaatst, waaraan stemrecht in de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: ava) is verbonden. [eiser sub 2] en [gedaagde sub 1] houden elk één aandeel. Bij de oprichting zijn [eiser sub 2] en [gedaagde sub 1] tot gezamenlijk vertegenwoordigingsbevoegde directeuren van [eiser sub 1] benoemd.
2.2.
[eiser sub 2] en [gedaagde sub 2] zijn sinds hun middelbareschooltijd bekenden van elkaar. [gedaagde sub 1] is een dochter van [gedaagde sub 2] .
2.3.
In de statuten van [eiser sub 1] is - voor zover van belang en samengevat - het volgende bepaald:
  • Bestuursbesluiten worden genomen met een volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen, waarbij geldt dat een bestuurder niet deelneemt aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van [eiser sub 1] en de met haar verbonden onderneming. Wanneer een bestuursbesluit niet kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de ava (artikel 16 lid 3 en 5);
  • [eiser sub 1] wordt vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuurders, ook als [eiser sub 1] een tegenstrijdig belang heeft met één of meer bestuurders (artikel 17);
  • Oproeping tot een algemene vergadering geschiedt door middel van een oproepingsbrief, die de te behandelen onderwerpen vermeldt. Aan algemene vergaderingen kan worden deelgenomen en gestemd door middel van een elektronisch communicatiemiddel indien dit bij de oproeping is vermeld (artikel 23 lid 2 en 4);
  • Alle besluiten van de ava worden genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij staking van de stemmen is het voorstel verworpen. Stemmen die voorafgaand aan de algemene vergadering via een elektronisch communicatiemiddel worden uitgebracht, worden gelijkgesteld met stemmen die ten tijde van de vergadering worden uitgebracht (artikel 25 lid 2, 4 en 10).
2.4.
[eiser sub 1] heeft op enig moment kantoorruimte gehuurd in [plaats] . Voor de inrichting daarvan zijn voor rekening van [eiser sub 1] in september 2020 diverse zaken aangeschaft, waaronder meubilair voor een bedrag van € 4.543,55 inclusief btw. [eiser sub 1] heeft de huur van de kantoorruimte in oktober 2021 opgezegd tegen 31 december 2021.
2.5.
[eiser sub 1] heeft met ingang van 1 maart 2021 een arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 2] gesloten voor 16 uur per week en een bruto maandsalaris van circa € 800,00. De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd op 28 februari 2022 en deze is niet verlengd.
2.6.
Begin december 2021 is tussen partijen onenigheid ontstaan over hun samenwerking. In de periode van medio december 2021 tot en met medio mei 2022 is door/namens partijen gesproken en gecorrespondeerd over onder meer het beëindigen van de samenwerking, het voortzetten van [eiser sub 1] en onderneming door [eiser sub 2] of [gedaagde sub 1] , de waarde van (de aandelen in) [eiser sub 1] , het beheren van en beschikken over de activa van [eiser sub 1] en het nakomen van de daarmee samenhangende fiscale en financiële verplichtingen.
2.7.
Bij brief van 8 juli 2022 heeft [eiser sub 2] namens [eiser sub 1] aan [gedaagde sub 1] onder meer het volgende bericht:
‘(…)
Betreft:Vergadering Bestuur / Aandeelhouders [eiser sub 1]
(…)
Middels dit schrijven nodig ik u uit voor de vergadering van Bestuur / Aandeelhouders [eiser sub 1] Hieronder vind u de agenda voor de vergadering, adres gegevens waar de vergadering wordt gehouden en de datum & tijd van de vergadering.
Agenda:
 Voorstel Kort Geding, een kopie concept-dagvaarding is bijgevoegd.
(…)
Datum & tijd:
19 juli 2022 (…)
Als laatste deel ik u mede dat tevens aanwezig is bij deze vergadering Mr. Van de Beeten van Wiggers Ross Advocaten welke mij / de B.V. juridisch bijstaat.
(…)
Namens [eiser sub 1]
[eiser sub 2]
Bestuurder / Aandeelhouder’
2.8.
Naar aanleiding van de door [gedaagde sub 1] ontvangen uitnodiging voor de aandeelhoudersvergadering heeft mr. Boeve aan mr. Van de Beeten het volgende meegedeeld:
‘Tevens bericht ik u dat mevrouw [gedaagde sub 1] en ik helaas verhinderd zijn om aanwezig te zijn bij de aandeelhoudersvergadering op 19 juli a.s.
Ik zie dat het enige agendapunt is: Voorstel Kort Geding.
Over dit punt deel ik u mee dat cliënte
tegenhet aanhangig maken van het Kort Geding stemt.
U en uw cliënt zijn aanwezig bij deze vergadering, zodat u deze tegenstem kenbaar dient te maken tijdens de vergadering.
Gelet op deze tegenstem, kan mijns inziens niet het besluit worden genomen om het Kort Geding toch aanhangig te maken en doorgang te laten vinden. (…)’
2.9.
In de ‘Notulen bestuursvergadering [eiser sub 1] ’ van 19 juli 2022 is onder meer het volgende vermeld:

Aanwezigzijn:
de heer [eiser sub 2] , bestuurder,
mr. R.H. van de Beeten, advocaat.
1. De heer [eiser sub 2] opent de vergadering en constateert dat mevrouw [gedaagde sub 1] zich heeft afgemeld voor de vergadering. Hij benoemt mr. Van de Beeten tot secretaris.
2. Aan de orde is het voorstel - mede op verzoek van de heer [eiser sub 2] als aandeelhouder - om in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders voor te stellen goedkeuring te verlenen aan een kort geding conform het concept voor een dagvaarding zoals voorligt. Dit voorstel wordt unaniem aanvaard. (…)’
2.10.
In de ‘Notulen van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van [eiser sub 1] ’ van 19 juli 2022 is onder meer het volgende vermeld:

Aanwezig:
de heer [eiser sub 2] , houder van één aandeel in het geplaatste kapitaal,
mr. R.H. van de Beeten, advocaat.
1. De heer [eiser sub 2] opent de vergadering en constateert dat medeaandeelhoudster mevrouw [gedaagde sub 1] zich heeft afgemeld. Voor het overige is het geplaatste kapitaal vertegenwoordigd.
2. De heer [eiser sub 2] stel aan de orde het voorstel van hemzelf in de hoedanigheid van aandeelhouder en van bestuurder om goedkeuring te verlenen aan een kort geding conform de concept-dagvaarding zoals voorgelegd aan de aandeelhouders. De vergadering stemt daarmee unaniem in. (…)’
2.11.
Ten tijde van de mondelinge behandeling bedroeg het banksaldo van [eiser sub 1] circa € 72.000,00. Dit betreft omzet die is gegenereerd met de detachering van [eiser sub 2] bij derden door [eiser sub 1] . [eiser sub 2] verrichtte werkzaamheden bij derden op grond van een arbeidsovereenkomst met [eiser sub 1] , waarvoor hij van [eiser sub 1] een bruto maandsalaris van circa € 4.000,00 ontving.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde sub 1] veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis,
primair: hetzij mee te werken aan teruglevering middels een notariële akte van haar ene aandeel in het kapitaal van [eiser sub 1] aan [eiser sub 1] tegen restitutie van de nominale waarde van € 1,00, hetzij een onherroepelijke notariële volmacht te verstrekken aan [eiser sub 2] om namens haar mee te werken aan het passeren van een dergelijke leveringsakte,
subsidiair: schriftelijk te verklaren in te stemmen met beëindiging van haar beschikkingsbevoegdheid over de bankrekening van [eiser sub 1] bij ABN AMRO met nummer [bankrekeningnummer] ,
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 te vermeerderen met € 100,00 per dag voor iedere volgende dag dat [gedaagde sub 1] nalaat uitvoering te geven aan dit rechterlijke bevel;
2. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om binnen achtenveertig uur na betekening van dit vonnis,
primair: terug te leveren aan [eiser sub 1] het meubilair als gespecificeerd in productie 3 en wel door afgifte aan [eiser sub 2] op diens woonadres op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 te vermeerderen met € 100,00 voor iedere volgende dag dat [gedaagden] nalaat uitvoering te geven aan dit rechterlijke bevel, althans
subsidiair: aan [eiser sub 1] te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting de somma van € 3.980,30, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie zal vaststellen;
3. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding, nasalaris van de advocaat en betekeningskosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf acht dagen na betekening van dit vonnis.
3.2.
[eisers] heeft aan zijn vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Het opzetten van een eigen onderneming was een al jaren bestaand idee van [eiser sub 2] . [eiser sub 2] en [gedaagde sub 2] kennen elkaar al sinds de middelbare school en toen zij elkaar omstreeks 2018/2019 weer tegenkwamen, ontstond het idee dat zij zouden gaan samenwerken. De onderneming zou feitelijk worden gedreven door [eiser sub 2] en [gedaagde sub 2] , wat blijkt uit het door hen opgestelde ondernemingsplan. De reden dat [gedaagde sub 1] in plaats van [gedaagde sub 2] aandeelhouder en bestuurder van [eiser sub 1] is geworden, was gelegen in de ongunstige financiële situatie van [gedaagde sub 2] ; zij ontving een uitkering op grond van de Participatiewet en dreigde vanwege haar schulden in de schuldsanering terecht te komen. [gedaagde sub 1] had slechts een formele rol, te weten het medeondertekenen van stukken. Verder heeft zij geen enkele bijdrage geleverd aan de werkzaamheden en besluitvorming binnen de onderneming. [eiser sub 2] heeft alle omzet in [eiser sub 1] gegenereerd, waaruit ook alle kosten zijn voldaan. [gedaagde sub 1] fungeerde als ‘strovrouw’ voor [gedaagde sub 2] met het oogmerk om daarmee de gemeente van de woonplaats van [gedaagde sub 2] te misleiden. Dat is in strijd met de openbare orde en goede zeden en op grond daarvan is het bestuurder- en aandeelhouderschap van [gedaagde sub 1] nietig. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben recht op en belang bij teruglevering van het aandeel van [gedaagde sub 1] . Dit geldt ook voor de door [eiser sub 1] aangeschafte zaken, die na opzegging van de huurovereenkomst door [eiser sub 2] zouden worden verkocht, maar door [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] zijn weggenomen. Voor zover [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] niet meer over de zaken van [eiser sub 1] beschikken, hebben zij activa aan [eiser sub 1] onttrokken. Dat is onrechtmatig, zodat [gedaagden] het nadeel moet vergoeden. Het besluit tot het starten van deze kortgedingprocedure is rechtsgeldig genomen. De huidige situatie blokkeert de continuïteit van [eiser sub 1] /onderneming, omdat [eiser sub 2] niet zelfstandig stukken namens [eiser sub 1] kan ondertekenen en niet over haar goederen, waaronder de bankrekening, kan beschikken. Daarom heeft hij bij zijn vorderingen een spoedeisend belang, aldus [eisers]
3.3.
[gedaagden] voert verweer. Zij heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. [eiser sub 2] is niet gerechtigd om [eiser sub 1] in deze procedure te vertegenwoordigen. [gedaagde sub 1] heeft rechtsgeldig gestemd tegen het voorgenomen besluit om een kort geding aanhangig te maken. Van de vereiste meerderheid van stemmen vóór het voorgenomen besluit was geen sprake, zodat het genomen besluit niet rechtsgeldig is. [eisers] heeft bij de vorderingen geen spoedeisend belang. Van een ‘strovrouw-situatie’ was geen sprake. De oprichting van de onderneming van [eiser sub 1] was een plan van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . [eiser sub 2] wilde aan de uitvoering daarvan deelnemen. Vanwege een schuld van [gedaagde sub 2] achtten partijen het niet gewenst dat zij als aandeelhouder zou deelnemen. [gedaagde sub 2] zou daarom in loondienst treden van [eiser sub 1] en [gedaagde sub 1] en [eiser sub 2] zouden aandeelhouder van [eiser sub 1] worden. [gedaagde sub 1] was van meet af aan intensief betrokken bij [eiser sub 1] en zij heeft daarvoor vele, uiteenlopende en belangrijke werkzaamheden verricht. De rol van [eiser sub 2] daarentegen was beperkt tot het zichzelf laten detacheren bij opdrachtgevers. Anders dan [gedaagden] beschikte [eiser sub 2] niet over ondernemerservaring. Hoewel [gedaagde sub 1] - met aanvankelijk de instemming van [eiser sub 2] - [eiser sub 1] wilde voortzetten toen er tussen partijen onenigheid ontstond, is [gedaagde sub 1] bereid haar aandeel tegen een redelijke vergoeding (€ 40.000,00) aan [eiser sub 2] over te dragen. Een correcte waardebepaling is echter te complex voor deze kortgedingprocedure, ook gelet op de omstandigheid dat [eiser sub 2] voor zichzelf of familieleden dubieuze aankopen voor rekening van [eiser sub 1] heeft gedaan. [gedaagde sub 1] heeft belang bij het hebben en houden van toezicht op de financiële situatie van [eiser sub 1] , omdat zij als medebestuurder verantwoordelijkheden draagt. Dit omvat ook het kunnen beschikken over de bankrekening, van welke bevoegdheid zij nimmer misbruik heeft gemaakt. [gedaagden] heeft de kantoorruimte ontruimd, omdat de huurovereenkomst was opgezegd en [eiser sub 2] niet wilde helpen met de ontruiming. Partijen hebben de zaken in onderling overleg verdeeld of verkocht. De resterende zaken worden niet door [gedaagden] achtergehouden en staan op afroep ter beschikking van [eiser sub 1] . Deze vertegenwoordigen niet of nauwelijks waarde, aldus [gedaagden]
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag die moet worden beantwoord, is of het bestuurs- dan wel aandeelhoudersbesluit van 19 juli 2022, tot het aanhangig maken van dit kort geding, rechtsgeldig is en [eiser sub 1] daarmee in deze procedure al dan niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat het bestuursbesluit niet rechtsgeldig is, omdat - gelet op de daarmee samenhangende, haaks op elkaar staande belangen van de afzonderlijke bestuurders - een dergelijk besluit op grond van artikel 16 lid 3 en 5 van de statuten door de ava moest worden genomen. Daarbij komt dat [eiser sub 1] in deze procedure niet door de twee gezamenlijk handelende bestuurders wordt vertegenwoordigd, zoals artikel 17 van de statuten voorschrijft. Evenmin is het aandeelhoudersbesluit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter rechtsgeldig. Hoewel in of voorafgaand aan de ava niet door middel van een elektronisch communicatiemiddel kon worden gestemd omdat dit niet in de oproeping was vermeld, acht de voorzieningenrechter het in de omstandigheden van het geval - waarin sprake is van slechts twee bestuurders/aandeelhouders met een gelijkwaardige en onderling afhankelijke positie, die in een impasse zijn geraakt - vooralsnog naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat in de ava aan de bij [eiser sub 2] bekende stem van [gedaagde sub 1] is voorbijgegaan (artikel 2:8 lid 1 en 2 BW). Zelfs als moet worden aangenomen dat, zoals mr. Van de Beeten heeft gesteld, de notaris bij oprichting van [eiser sub 1] heeft verzuimd om een regeling voor geschillen als het onderhavige in de statuten op te nemen, rechtvaardigt dat niet dat op betrekkelijk eenvoudige wijze afbreuk kan worden gedaan aan de rechten dan wel belangen van een medeaandeelhouder/-bestuurder. Het ontbreken van een rechtsgeldig besluit tot het aanhangig maken van dit kort geding, heeft tot gevolg dat [eiser sub 1] in deze procedure niet-ontvankelijk is. Ter zitting heeft [eiser sub 2] desgevraagd verklaard dat hij dit kort geding niet slechts (mede) aanhangig heeft gemaakt in zijn hoedanigheid van bestuurder van [eiser sub 1] maar dat hij dit kort geding (mede) aanhangig heeft gemaakt in zijn hoedanigheid als aandeelhouder van [eiser sub 1] en voor zichzelf. In zoverre is [eiser sub 2] ontvankelijk in zijn vorderingen.
4.2.
Het spoedeisend belang van [eiser sub 2] volgt in voldoende mate uit de aard en grondslag van zijn vorderingen. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het verweer van [gedaagden] dat sprake is van een geschil dat zich niet leent voor behandeling in kort geding, aangezien deze procedure onder meer ziet op het treffen van een of meer ordemaatregelen en - zoals hierna nog zal blijken - aan het bepalen van de waarde van de aandelen niet wordt toegekomen. Het voorgaande betekent dat [eiser sub 2] in zijn vorderingen ontvankelijk is.
4.3.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of de deelname van [gedaagde sub 1] als aandeelhouder en haar benoeming tot bestuurder van [eiser sub 1] nietig zijn wegens strijd met de openbare orde en de goede zeden, zoals [eiser sub 2] stelt en [gedaagden] betwist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser sub 2] zijn stellingen dat [gedaagde sub 1] slechts een ‘strovrouw’ was van [gedaagde sub 2] om de uitkeringsinstantie en schuldeisers van [gedaagde sub 2] te misleiden/benadelen en dat [gedaagde sub 1] in het geheel geen werkzaamheden heeft verricht, tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] , onvoldoende heeft onderbouwd, zodat dit niet kan worden aangenomen. [gedaagde sub 1] heeft een concrete opsomming gegeven van werkzaamheden die zij voor de onderneming heeft verricht. Een en ander is door [eiser sub 2] onvoldoende gemotiveerd weersproken. Zelfs indien zou komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] voor de onderneming geen werkzaamheden zou verrichten of heeft verricht, dan rechtvaardigt dat evenmin de conclusie dat zij een ‘strovrouw’ van [gedaagde sub 2] was. De enkele omstandigheid dat een persoon medeaandeelhouder van een vennootschap is, betekent immers niet zonder meer dat die persoon ook werkzaamheden voor de daarmee verbonden onderneming moet verrichten. Dergelijk ‘inactief’ aandeelhouderschap komt in de praktijk veelvuldig voor en daarvoor zijn allerlei legitieme motieven denkbaar. Zelfs als moet worden aangenomen dat [eiser sub 2] en [gedaagde sub 2] feitelijk alle besluiten namen en de rol van [gedaagde sub 1] beperkt was tot het medeondertekenen van stukken, rechtvaardigt dat niet zonder meer de conclusie dat sprake is van strijdigheid met de openbare orde en goede zeden. Dat [gedaagde sub 1] fungeerde als ‘strovrouw’ voor [gedaagde sub 2] is niet aannemelijk geworden, nog daargelaten of dat anders nietigheid ten aanzien van het aandeelhouderschap en/of bestuurderschap van [gedaagde sub 1] zou opleveren. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het primair onder 1. gevorderde zal worden afgewezen.
4.4.
[eiser sub 2] heeft zijn stelling - dat het voor de continuïteit van [eiser sub 1] / onderneming van belang is dat [gedaagde sub 1] niet langer bevoegd is om over de bankrekening te beschikken - niet nader onderbouwd. [gedaagde sub 1] heeft aangevoerd dat en waarom zij in de hoedanigheid van medebestuurder over de bankrekening moet kunnen beschikken en dat zij van deze bevoegdheid nimmer misbruik heeft gemaakt. [eiser sub 2] heeft dit onvoldoende weersproken. Evenmin is gesteld of gebleken dat [eiser sub 2] bij het (alléén) kunnen beheren van de bankrekening van [eiser sub 1] een zwaarder wegend belang heeft dan het belang van [gedaagde sub 1] bij het (mede) kunnen beheren van de bankrekening. Gelet op het voorgaande zal ook het subsidiair onder 1. gevorderde worden afgewezen.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser sub 1] eigenaar is van de zaken die voor haar rekening zijn aangeschaft en die zich in de gehuurde kantoorruimte bevonden. Dit betekent dat in beginsel uitsluitend [eiser sub 1] afgifte daarvan kan vorderen. Ter zitting is voldoende gebleken dat de kantoorruimte vanwege de beëindiging van de huurovereenkomst moest worden ontruimd en dat zowel [eiser sub 2] als [gedaagden] toen zaken van [eiser sub 1] hebben meegenomen. [eiser sub 2] heeft zijn stelling - dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] zaken hebben ontvreemd - tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] onvoldoende onderbouwd, zodat dit niet kan worden aangenomen. Voldoende is gebleken dat partijen overleg hebben gevoerd over het meenemen of eventueel verkopen van de zaken die zich nog in de kantoorruimte bevonden. Nog los van de omstandigheid dat [eiser sub 2] in beginsel geen afgifte van de zaken kan vorderen, is niet gesteld of gebleken dat hij bij het beheer van de zaken een zwaarder wegend belang heeft dan [gedaagden] De met de verkoop van zaken gerealiseerde opbrengst is eigendom van [eiser sub 1] . In het kader van de afwikkeling van de samenwerking van partijen in [eiser sub 1] zal moeten worden bepaald wat er met de eigendommen van [eiser sub 1] en de opbrengst van de verkoop daarvan moet gebeuren. Vooralsnog ziet de voorzieningenrechter thans geen aanleiding voor het afgeven van zaken van [eiser sub 1] door [gedaagden] aan [eiser sub 2] of voor het vergoeden van de waarde van de zaken door [gedaagden] aan [eiser sub 1] , nog daargelaten dat [eiser sub 1] niet rechtsgeldig in deze kortgedingprocedure is betrokken. Het voorgaande leidt ertoe dat zowel het primair en subsidiair gevorderde onder 2 zal worden afgewezen.
4.6.
Gelet op de handelwijze van [eiser sub 2] , waarbij hij [eiser sub 1] ten onrechte in deze kortgedingprocedure heeft betrokken, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om uitsluitend hem als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 2.317,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eiser sub 1] niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
5.2.
wijst de vorderingen van [eiser sub 2] af,
5.3.
veroordeelt [eiser sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 2.317,00,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2022.