ECLI:NL:RBGEL:2022:5246

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
C/05/406932 / KG RK 22-551
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter-commissaris wegens vermeende vooringenomenheid

Op 5 september 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker die gedetineerd was in P.I. Krimpen aan den IJssel. Het verzoek was gericht tegen mr. A. Zuil, de rechter-commissaris in de zaak van de verzoeker. De verzoeker stelde dat de rechter-commissaris tijdens een verhoor op 28 juli 2022 haar naam niet wilde noemen, eerdere betrokkenheid had bij de zaak van de verzoeker en weigerde om vragen van de raadsman te beantwoorden. Deze omstandigheden zouden volgens de verzoeker leiden tot een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris.

De wrakingskamer heeft de procedure en de gronden van het verzoek beoordeeld. Het bleek dat de verzoeker niet was verschenen op de mondelinge behandeling, en dat de rechter-commissaris ook niet was verschenen. De raadsman van de verzoeker had eveneens laten weten niet te zullen verschijnen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter-commissaris niet in de wraking berustte en dat de verzoeker niet voldoende concrete omstandigheden had aangevoerd die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten.

De wrakingskamer concludeerde dat de weigering van de rechter-commissaris om haar naam te noemen en haar beslissingen tijdens het verhoor geen aanwijzingen opleverden voor vooringenomenheid. De beslissing van de rechter-commissaris om de op schrift gestelde opmerkingen van de verzoeker niet aan te nemen, viel binnen haar bevoegdheden en was niet ongebruikelijk in strafzaken. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, met de mededeling dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/406932 / KG RK 22-551
Beslissing van 5 september 2022
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
ten tijde van het indienen van het verzoek gedetineerd in P.I. Krimpen aan den IJssel,
hierna te noemen: verzoeker,
raadsman: mr. R.I. Kool, advocaat in Maastricht.
strekkende tot de wraking van
mr. A. Zuil,
rechter-commissaris in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter-commissaris.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van het verhoor bij de rechter-commissaris van 28 juli 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld en de schriftelijke reactie van de rechter-commissaris van 4 augustus 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling
is verzoeker – ondanks dat hij op de juiste wijze is opgeroepen - niet verschenen. De rechter-commissaris heeft in haar schriftelijke reactie laten weten niet te zullen verschijnen. De raadsman van verzoeker heeft bij e-mail van 11 augustus 2022 laten weten evenmin te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter-commissaris in de zaak met parketnummer 08/305350-21 (RC-nummer: 22/349) tegen verzoeker als verdachte.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De rechter-commissaris heeft tijdens het verhoor van verzoeker desgevraagd niet haar naam willen noemen. Daarnaast wilde de rechter-commissaris de op schrift gestelde opmerkingen van verzoeker niet aannemen en wilde zij voorafgaand aan het verhoor de vragen van de raadsman van verzoeker niet beantwoorden. Tot slot is de rechter-commissaris betrokken geweest bij eerdere beslissingen die verzoeker betreffen. Deze omstandigheden maken dat verzoeker de vrees heeft dat de rechter-commissaris vooringenomen is.
2.3
De rechter-commissaris heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
3. De beoordeling
3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
Op 9 augustus 2022 heeft verzoeker – in weerwil van de mededeling van de griffie van de wrakingskamer in de oproeping dat het niet mogelijk is voorafgaand aan de behandeling ter zitting schriftelijk nader te reageren - een aanvullende motivering van de gronden en een verweer op de schriftelijke reactie van de rechter-commissaris ingestuurd.
De wet schrijft voor dat alle omstandigheden die tot het wrakingsverzoek hebben geleid, tegelijk worden voorgedragen. Nieuwe omstandigheden worden alleen in de beoordeling betrokken als deze pas na indiening van het verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. De door verzoeker aangevoerde nadere gronden waren hem echter al vóór indiening van het verzoek bekend. Daarnaast heeft verzoeker door toch schriftelijk te reageren in strijd gehandeld met de regels van een goede procesorde. Immers, de wrakingskamer heeft expliciet laten weten dat een schriftelijke reactie op het standpunt van de rechter-commissaris niet mogelijk is. De rechter-commissaris had op grond van het wrakingsverzoek en de daarbij aangevoerde gronden gereageerd en al laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Indien de wrakingskamer toch de schriftelijke reactie van verzoeker daarop zou betrekken bij de beslissing, zou de rechter-commissaris op oneigenlijke gronden in haar procespositie worden benadeeld. De later aangevoerde gronden worden daarom niet in de beoordeling betrokken.
3.3
Uit het proces-verbaal blijkt dat verzoeker aan het begin van het verhoor heeft opgemerkt dat hij ervan uit ging dat de rechter-commissaris mr. A. Zuil betrof, hetgeen door de rechter-commissaris niet is tegengesproken. Naar het oordeel van de wrakingskamer stond daarmee voor verzoeker de naam van de rechter-commissaris vast. Dat de rechter-commissaris daarvoor haar naam niet heeft willen noemen, geeft als zodanig geen blijk van vooringenomenheid. Immers nam de rechter-commissaris het verhoor af uit hoofde van haar functie en niet als persoon. Evenmin is gesteld of gebleken dat verzoeker door die weigering in zijn procespositie is benadeeld, met inbegrip van zijn mogelijkheden de onafhankelijkheid en onbevooroordeeldheid van de rechter-commissaris te toetsen door middel van een wrakingsverzoek. Ook daaruit kan dus niet worden afgeleid dat sprake was van (schijn van) vooringenomenheid bij de rechter-commissaris.
3.4
De beslissing van de rechter-commissaris om voorafgaand aan het verhoor de op schrift gestelde opmerkingen van verzoeker niet aan te nemen en de weigering om de raadsman van verzoeker voorafgaand aan het verhoor vragen te laten stellen, betreffen beslissingen van processuele aard die binnen de taak van de rechter-commissaris vallen om de goede procesorde van het verhoor te bewaken en de regie te voeren. Deze beslissingen leveren dan ook geen aanwijzing op voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert objectief gerechtvaardigd is, temeer nu uit het proces-verbaal blijkt dat de rechter-commissaris daar op een later moment gelegenheid toe zou bieden.
3.5
Ook de enkele omstandigheid dat de rechter-commissaris betrokken is geweest bij het Europees arrestatiebevel van verzoeker, maakt niet dat bij de rechter-commissaris sprake is van vooringenomenheid of de schijn daarvan. Het is in strafzaken immers niet ongebruikelijk dat een verdachte in verschillende (fases van de) procedure(s) dezelfde rechter-commissaris treft. Voorts is in het onderhavige geval sprake van een verhoor, waarbij in beginsel geen beslissing(-sbevoegdheid) van de rechter-commissaris aan de orde was.
3.6
Ook voor het overige is geen sprake van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat sprake is van vooringenomenheid of de schijn daarvan. Dit betekent dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zal afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Tegelaar, voorzitter, mr. M.J.H. Schuurman en mr. E.J. Davids, leden, in tegenwoordigheid van de griffier […] en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.