Op 5 september 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker die gedetineerd was in P.I. Krimpen aan den IJssel. Het verzoek was gericht tegen mr. A. Zuil, de rechter-commissaris in de zaak van de verzoeker. De verzoeker stelde dat de rechter-commissaris tijdens een verhoor op 28 juli 2022 haar naam niet wilde noemen, eerdere betrokkenheid had bij de zaak van de verzoeker en weigerde om vragen van de raadsman te beantwoorden. Deze omstandigheden zouden volgens de verzoeker leiden tot een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris.
De wrakingskamer heeft de procedure en de gronden van het verzoek beoordeeld. Het bleek dat de verzoeker niet was verschenen op de mondelinge behandeling, en dat de rechter-commissaris ook niet was verschenen. De raadsman van de verzoeker had eveneens laten weten niet te zullen verschijnen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter-commissaris niet in de wraking berustte en dat de verzoeker niet voldoende concrete omstandigheden had aangevoerd die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten.
De wrakingskamer concludeerde dat de weigering van de rechter-commissaris om haar naam te noemen en haar beslissingen tijdens het verhoor geen aanwijzingen opleverden voor vooringenomenheid. De beslissing van de rechter-commissaris om de op schrift gestelde opmerkingen van de verzoeker niet aan te nemen, viel binnen haar bevoegdheden en was niet ongebruikelijk in strafzaken. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, met de mededeling dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond.