ECLI:NL:RBGEL:2022:523

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
05/159710-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met verminderd toerekenbaarheid en schadevergoeding

Op 3 februari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man uit 's-Heerenberg, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 juni 2021, tijdens een confrontatie met het slachtoffer, deze met een snoeischaar en met zijn vuisten heeft geslagen en geschopt, terwijl het slachtoffer op de grond lag. Het slachtoffer heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen, waaronder een gebroken kaakbijholte en andere verwondingen aan het gezicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekenbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden op, rekening houdend met de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en werd de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag, maar sprak hem vrij van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op het gebruik van een voorwerp, omdat dit niet bewezen kon worden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/159710-21
Datum uitspraak : 3 februari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Vught, in Vught.
Raadsman: mr. M. Broere, advocaat in Roosendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juni 2021,
te 's-Heerenberg, in de gemeente Montferland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer] met een snoeischaar en/of/althans een hard en/of zwaar en/of scherp
en/of puntig voorwerp in het gezicht en/althans op/tegen het hoofd en/althans het
lichaam heeft geslagen en/of gestoken en/of die [slachtoffer] meermalen, althans
eenmaal met kracht in het gezicht en/althans tegen het hoofd heeft gestompt en/of
geslagen en/of terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal in het gezicht en/althans tegen het hoofd heeft geschopt en/of
getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juni 2021,
te 's-Heerenberg, in de gemeente Montferland
aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaakbijholte en/of oogletsel en/of
aangezichtsletsel, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een snoeischaar
en/of/althans een scherp en/of hard en/of zwaar en/of puntig voorwerp in het
gezicht en/althans op/tegen het hoofd en/althans het lichaam te slaan en/of te
steken en/of door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht in het
gezicht en/althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of door, terwijl die
[slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in het
gezicht en/althans tegen het hoofd te schoppen en/of te trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juni 2021,
te 's-Heerenberg, in de gemeente Montferland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen die [slachtoffer] met een snoeischaar en/of/althans een hard en/of zwaar
en/of scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht en/althans op/tegen het hoofd
en/althans het lichaam heeft geslagen en/of gestoken en/of die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal met kracht in het gezicht en/althans tegen het hoofd
heeft gestompt en/of geslagen en/of terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal in het gezicht en/althans tegen het hoofd
heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 18 juni 2021 heeft er bij de woning van aangever [slachtoffer] te ’s-Heerenberg een confrontatie plaatsgevonden tussen aangever en verdachte. Verdachte heeft aangever hierbij geschopt en geslagen. Aangever heeft meerdere klappen van verdachte in zijn gezicht gekregen. Toen aangever op de grond lag heeft verdachte meerdere keren tegen zijn hoofd en lichaam geschopt en getrapt. [2] Aan dit handelen van verdachte heeft aangever letsel overgehouden bestaande uit: wonden rondom zijn linker wenkbrauw, bloeduitstortingen en schaafwonden in zijn linker gezichtshelft, een breuk in zijn linker kaakbijholte en een kneuzing in zijn linker schouder. Door de forensisch arts is geconcludeerd dat het letsel potentieel dodelijk is. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat verdachte (partieel) dient te worden vrijgesproken van het slaan met een voorwerp nu dat niet bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft (ten aanzien van de gehele tenlastelegging) vrijspraak gevraagd voor het slaan met een voorwerp. Daartoe is aangevoerd dat niet is vast komen te staan dat verdachte een voorwerp bij zich had.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de verdediging voorts vrijspraak bepleit nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit nu het vastgestelde letsel van aangever niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Aan de rechtbank ligt de vraag voor hoe het handelen van verdachte te kwalificeren.. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Om te spreken van een poging tot doodslag dient het opzet van verdachte gericht te zijn geweest op het doden van aangever en moet zijn handelen in beginsel geschikt zijn om aangever te doden. Bij de beantwoording van die vraag dient allereerst te worden beoordeeld of door het handelen van verdachte de kans aanmerkelijk was dat aangever zou komen te overlijden. Hierbij merkt de rechtbank op dat de beoordeling of sprake is van een aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever objectief benaderd dient te worden en niet enkel kan worden vastgesteld op basis van de aard van het gevolg. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte heeft aangever meermaals geslagen en gestompt waarna aangever op de grond viel. Terwijl hij op de grond lag, heeft verdachte hem een aantal keer tegen het hoofd geschopt. Dit is met een dermate grote kracht gegaan dat verdachte als gevolg van dit schoppen een gekneusde voet heeft opgelopen. [4] Bij aangever is onder andere een breuk in zijn linker kaakbijholte en fors aangezichtsletsel op de linker gezichtshelft geconstateerd. De forensisch arts heeft verklaard dat letsel in de schedel had kunnen ontstaan, waaronder een bloeding in hersenvliezen en – weefsel en een hersenkneuzing. Het gevolg hiervan kan zijn een zwelling binnen in de schedel waardoor hersenweefsel en hersenzenuwen bekneld raken met de dood tot gevolg. [5]
Naar algemene ervaringsregels brengt het (herhaaldelijk) met kracht met de voet schoppen tegen of trappen op het hoofd, een aanmerkelijke kans met zich dat het slachtoffer ten gevolge daarvan komt te overlijden. Dit geldt te meer indien dit gebeurt op een moment dat het slachtoffer door eerdere klappen reeds weerloos op de grond ligt. Het hoofd is een kwetsbaar en vitaal onderdeel van het lichaam. Een verwonding aan het hoofd of de hersenen kan snel tot de dood leiden. Eén harde trap tegen het hoofd kan al dodelijk zijn. Verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verrichte geweldshandelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van aangever, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank merkt daarbij op dat uit het dossier niet volgt dat verdachte aangever heeft geslagen met een voorwerp. De rechtbank zal verdachte dan ook van dat deel van het ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks18 juni 2021, te 's-Heerenberg, in de gemeente Montferland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer]
met een snoeischaar en/of/althans een hard en/of zwaar en/of scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht en/althans op/tegen het hoofd en/althans het lichaam heeft geslagen en/of gestoken en/of die [slachtoffer]meermalen,
althans eenmaalmet kracht in het gezicht en
/althanstegen het hoofd heeft gestompt en
/ofgeslagen en
/ofterwijl die [slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaalin het gezicht en
/althanstegen het hoofd heeft geschopt en
/of
getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door zijn buurman, met wie hij al voor langere tijd een conflict had, meermalen te slaan en te stompen. Op het moment dat het slachtoffer op de grond terecht kwam, heeft verdachte hem tegen het hoofd geschopt en getrapt. Het slachtoffer heeft als gevolg van dit excessieve geweld van verdachte letsel overgehouden, waaronder een breuk in zijn kaakbijholte en blijvende littekens in zijn gezicht. Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en overlast bezorgd.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 december 2021. De rechtbank heeft verder gelet op de reclasseringsrapporten van 29 september en 14 oktober 2021. De reclassering adviseert in beginsel oplegging van enkele bijzondere voorwaarden, maar maakt hierbij de kanttekening dat eerdere ambulante begeleiding is stopgezet omdat verdachte dit niet langer nodig vond. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia- rapportage van 4 oktober 2021, opgesteld door dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog.
Volgens de psycholoog is bij verdachte vanuit een lichte verstandelijke beperking, ADHD en hechtingsproblematiek een scheefgroei van de persoonlijkheid ontstaan met borderline- en antisociale trekken. Daarnaast kampte verdachte met agressieproblemen. Naar de mening van de psycholoog hebben deze factoren bijgedragen aan het opbouwen van de agressieve gevoelens in de aanleiding tot het delict. Naar de mening van de psycholoog is verdachte niet volledig overheerst geweest door zijn stoornissen en had hij nog wel weet van het strafbare karakter van zijn daden en ook nog gedragsalternatieven. Als zodanig adviseert de psycholoog om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank neemt de conclusie van de rapporteur over en zal bij de bepaling van de straf uitgaan van deze verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend is. De rechtbank heeft in strafverminderende zin meegewogen dat verdachte verminderd toerekenbaar is. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, nu zij meer dan de officier van justitie rekening houdt met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte. Ten aanzien van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden overweegt de rechtbank dat verdachte zich op het standpunt heeft gesteld niet te willen meewerken aan dergelijke voorwaarden. De rechtbank ziet, gelet op het ontbreken van motivatie bij verdachte, daarom geen aanleiding tot het opleggen van bijzondere voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 364,82 materiële schade en € 2.864,82 immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag dient te worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Door de benadeelde partij worden de volgende materiële kosten gevorderd: de bijdrage voor het eigen risico (€ 320,94) en telefoonkosten (€ 25,00). De rechtbank acht de vordering met betrekking tot deze twee posten voldoende onderbouwd en oordeelt dat de posten een rechtstreeks gevolg zijn van het aan verdachte toe te rekenen feit. De rechtbank zal de vordering voor materiële schadevergoeding van € 345,94 toewijzen.
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de materiële schadevergoeding voor wat betreft het eigen risico van à € 320,94, vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 18 juni 2021. De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de materiële schadevergoeding voor wat betreft de telefoonkosten à € 25,00, vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 20 oktober 2021.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Proceskosten
Door de benadeelde partij worden reiskosten gevorderd voor het bezoek aan zijn advocaat
(€ 18,88). De rechtbank oordeelt ten aanzien van deze kosten als volgt. Dergelijke kosten kunnen worden aangemerkt als proceskosten. De kosten zijn voldoende onderbouwd en een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal deze schadepost dan ook toewijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft na aanvulling € 2.500,00 immateriële schade gevorderd.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien deze ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen waar hij een lange tijd last van heeft gehad en nog steeds hinder van ondervindt. Zo heeft het slachtoffer littekens opgelopen in zijn gezicht die nog steeds zichtbaar zijn (en naar verwachting) zichtbaar zullen blijven. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding op € 2.500,00.
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de materiële schadevergoeding van in totaal
€ 345,94 vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 18 juni 2021.
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de immateriële schadevergoeding van in totaal € 2.500,00 vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 18 juni 2021.
Om te bevorderen dat deze schade wordt vergoed, zal de rechtbank ten aanzien van deze bedragen ten behoeve van de benadeelde partij de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 2.845,94;
  • de materiële schade ad
  • de materiële schade ad
  • de immateriële schade ad
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 18,88;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin de vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van
€ 345,94aan materiële schade en
€ 2.500,--aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
  • de materiële schade ad
  • de materiële schade ad
  • de immateriële schade ad
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
38 dagengijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Oosterbaan (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 februari 2022.
mr. Oosterbaan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost- Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021279451, gesloten op 20 juni 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 3 – 6; het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 39 – 40.
3.De letselverklaring d.d. 8 juli 2021 opgesteld door mr. drs. [naam] .
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 40; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2022.
5.De letselverklaring d.d. 8 juli 2021 opgesteld door mr. drs. [naam] .