ECLI:NL:RBGEL:2022:5225

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
05.045053.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 6 september 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige man, die werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting. De verdachte had op 21 februari 2022 in 's-Heerenberg, gemeente Montferland, molotovcocktails gegooid op het balkon van de woning van de aangever, wat leidde tot brand en gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-materiaal dat aan de verdachte kon worden gekoppeld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank wees ook een schadevergoeding van €600,- toe aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de brandstichting. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat zijn acties een ernstig gevaar voor de aangever en zijn woning met zich meebrachten. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en wees zijn alternatieve scenario af. De uitspraak benadrukt de ernst van brandstichting en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.045053.22
Datum uitspraak : 6 september 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1988] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsman: mr. W.K. Cheng, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 31 mei 2022 en 23 augustus 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 februari 2022 te ’s-Heerenberg, gemeente Montferland,
opzettelijk brand heeft gesticht – op/aan een balkon en/of (raam)kozijn(en) en/of een pand aan de [adres 2] – door open vuur – via een stuk stof – in aanraking te brengen met één of meerdere (glazen) flessen, gevuld met benzine (zogenaamde molotov cocktail(s)), althans gevuld met één of meerdere brandbare stof(fen) en dit/deze op/tegen/in de richting van dat balkon en/of (raam)kozijn(en) en/of pand te gooien, ten gevolge waarvan
- een balkon en/of (raam)kozijn(en) en/of raam/ramen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige goederen en/of het pand zelf en/of de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en/of aanwezigen in/nabij de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2022 te ’s-Heerenberg, gemeente Montferland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten op/aan een balkon en/of (raam)kozijn(en) en/of een pand aan de [adres 2] , met dat opzet open vuur – via een stuk stof – in aanraking heeft gebracht met één of meerdere (glazen) flessen gevuld met benzine (zogenaamde molotov cocktail(s)), althans gevuld met één of meerdere brandbare stof(fen) en dit/deze op/tegen/in de richting van dat balkon en/of (raam)kozijn(en) en/of pand heeft gegooid en daarvan
- gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige goederen en/of het pand zelf en/of de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en/of aanwezigen in/nabij de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de dader is. Niet kan worden uitgesloten dat iemand anders dan verdachte gebruik heeft gemaakt van de auto en spullen van verdachte en uiteindelijk het feit heeft gepleegd. De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat geen sprake is van een voltooide brandstichting, waardoor hetgeen primair is tenlastegelegd niet kan worden bewezen. Immers kan niet worden vastgesteld dat het bierflesje met het brandende textiel het pand op significante wijze heeft aangetast, nu het dossier slechts summiere informatie bevat ten aanzien van de aard, omvang en schade van de brand. Het enkele gegeven dat er een bierflesje met brandend textiel op het balkon is gegooid, kan niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van een voltooide brandstichting. Daarnaast kan niet worden bewezen dat verdachte opzet had op voltooiing van de brandstichting zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 21 februari 2022 omstreeks 23:10 uur in de woonkamer van zijn flatwoning aan het Bergherveld te ‘s-Heerenberg in de gemeente Montferland zat. Hij hoorde buiten gerommel. Enkele minuten later zag hij een grote vuurbal op zijn balkon en hoorde hij glasgerinkel. Enkele seconden later zag aangever nog een vuurbal en hoorde hij een doffe knal bij het raam naast de toegangsdeur naar het balkon. Door de kieren van de rolgordijnen van de woonkamer zag hij vlammen. Toen de meeste vlammen weg waren, opende aangever de balkondeur. Hij rook een penetrante geur zoals die van benzine of terpentine en zag een kapotte groene bierfles. Hij zag een stuk brandend textiel op de grond liggen en zag dat de vloer van het balkon geheel nat was. [2]
Ter plaatse is forensisch onderzoek gedaan. Door verbalisanten werd waargenomen dat in de tuin voor de flatwoning twee Heinekenbierflessen lagen. Eén van deze flessen was gevuld met een vloeistof die rook naar benzine. Uit de flessenhals stak een stuk textiel. Verbalisanten constateerden dat het ging om een zogeheten molotovcocktail. Op het balkon van de woning van aangever werden roetsporen aangetroffen waar kennelijk een brandend voorwerp had gelegen. Op het balkon werden groene glasscherven van kennelijk een Heinekenbierfles en een grotendeels verbrand stuk textiel aangetroffen. In enkele ruiten van de woning werden hittebreuken en beroeting geconstateerd. Ook werd inbranding en beroeting geconstateerd van het kozijn van het woonkamerraam en van zowel de rechteronderzijde van de balkondeur naar de woonkamer als het bovenlicht boven deze deur. Ook was sprake van beroeting en verkleuring van het woonkamerraam van de ondergelegen woning. Verbalisanten constateerden dat de brand op het balkon en tegen de voorgevel van de flatwoning aan het Bergherveld is ontstaan door het gooien van twee molotovcocktails. Verbalisanten constateerden dat gemeen gevaar voor goederen dan wel levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was geweest als de brand zich verder had ontwikkeld, mede gelet op het feit dat de brand heeft gewoed in de late avond en de bewoner in het pand aanwezig was. [3]
De aangetroffen (resten van) bierflessen en textiel zijn veiliggesteld door verbalisanten en vervolgens door het NFI onderworpen aan DNA onderzoek. Het NFI heeft naar aanleiding van dit onderzoek het volgende geconcludeerd. Van de veiliggestelde bemonstering van het textiel uit een flessenhals (AAOM2635NL) is een DNA-profiel gekregen dat matcht met een referentiemonster gekoppeld aan verdachte. Het DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte, dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon. [4]
De rechtbank concludeert hieruit dat het DNA aangetroffen op het stuk textiel dat in de flessenhals van de bierfles voor het flatgebouw is aangetroffen, het DNA van verdachte is.
Van de veiliggestelde bemonstering van de buik van een gebroken bierfles (AAOM2891NL) is een DNA-profiel gekregen dat matcht met een referentiemonster gekoppeld aan verdachte. Het DNA-profiel is meer dan 20 miljoen keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon. [5]
De rechtbank concludeert hieruit dat het DNA aangetroffen op de gebroken bierfles die is aangetroffen op het balkon van aangever, het DNA van verdachte is.
De auto van verdachte is doorzocht. In de auto werden meerdere aanstekers en een dopje van een Heineken bierfles aangetroffen. Verbalisanten roken bij het openen van de kofferbak een sterke benzinelucht en zagen vochtige stukken karton liggen. In de kofferbak van de auto werd een jerrycan met benzine aangetroffen die voor de helft gevuld was.
Verbalisant herkende de auto van verdachte, een [merk] , als de auto die op de beelden van de beveiligingscamera van aangever te zien was. [6]
Het telefoonnummer + [telefoonnummer] staat op naam van verdachte en wordt door hem gebruikt. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte volgt dat zijn telefoon op 21 februari 2022 om 22:11:38 uur gebruik maakte van de zendmast [adres 3] te Dinxperlo. Vervolgens verplaatste het toestel zich, waarbij om 22:53:31 uur gebruik werd gemaakt van de zendmast [adres 4] te ’s-Heerenberg en even later de zendmast [adres 5] te ’s Heerenberg. Om 23:53:03 uur gebruikte het toestel van verdachte weer de zendmast [adres 3] te Dinxperlo. [7]
De telefoon van verdachte, die bij het voornoemde nummer hoort, is door de politie in beslag genomen en gekraakt. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er op 21 februari 2022 via WhatsApp is gecommuniceerd. De gesprekken en de oproepgeschiedenis van de avond van 21 februari 2022 waren (de rechtbank begrijpt: door de gebruiker) verwijderd maar zijn bij het uitlezen (de rechtbank begrijpt: door de politie) teruggehaald. De woordvolgorde in de berichten is door het wissen gewijzigd.
Aan [naam 1] worden tussen 21:36 en 21:52 uur de volgende berichten gestuurd:
[verdachte] : bedankt maat
[verdachte] : slacht nu wel m zelf ff al rij zo heen
(…)
[verdachte] : dan maakt me op vergiftigd uit dat oke ook kind heeft vertelt i zelf ja ma
trein niet hij zou gedaan wachten zei ni de
[verdachte] : rij nu heen
Aan [naam 2] , de ex van verdachte, worden tussen 16:49 en 21:22 uur de volgende berichten gestuurd:
[verdachte] : ja had hoor kk want uit buurt bij die dat dus toevallig mongool m al blijf
gezien weer aub de (
[verdachte] : waar mee was belde dan nr die
[verdachte] : nu dan je zien woute apen weet dat kkkkk ook ooooja dit
[verdachte] : en adres graag contact
[verdachte] : waar mee bergeveld belde en
[getuige] stuurt om 22:59 uur “bel me ff.” [8]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat in de week voor 21 februari 2022 een incident heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] en verdachtes zoon betrokken waren. [slachtoffer] had ghb op tafel staat en de zoon van verdachte heeft daarvan gedronken en moest daarna in het ziekenhuis worden behandeld. [9]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte hem had gevraagd om tegen de politie te verklaren dat verdachte bij hem was in de avond van 21 februari 2022. Dat was echter niet het geval. [getuige] kreeg die avond een appje van de vriendin van verdachte. De vriendin van verdachte vertelde [getuige] dat verdachte onderweg was naar die jongen in ’s-Heerenberg. [getuige] begreep dat het ging de jongen die een flesje GHB op tafel had staan waarvan de jongste zoon van [verdachte] had gedronken. [getuige] reed naar ’s-Heerenberg toe en zag dat verdachte hem halverwege al tegemoet kwam rijden. Bij het uitstappen thuis zei verdachte dat hij met iets brandbaars had gegooid. [10]
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de persoon is geweest die op 21 februari 2022 molotov cocktails heeft gegooid op/tegen het balkon, de kozijnen en het pand waar [slachtoffer] woont.
Op grond van de verklaring van aangever en de bevindingen van het forensisch onderzoek stelt de rechtbank verder vast dat door het gooien van deze molotov cocktails ook daadwerkelijk brand is ontstaan.
De vraag die vervolgens in deze zaak beantwoord moet worden is of door de brand gemeen gevaar voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan wel levensgevaar te duchten was. Dit gevaar moet naar objectieve maatstaven aanwezig zijn en in het algemeen voorzienbaar zijn geweest op het moment dat de gedraging wordt verricht. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest.
De molotovcocktails zijn op het balkon en tegen de ramen van de woning gegooid. Een gevel van een woning bevat allerlei kwetsbare en ook brandbare materialen. Indien een van de ruiten van de woning was gebarsten had er in de woning brand kunnen ontstaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat een woningbrand levensgevaarlijk is voor degenen die zich in de woning bevinden, en gevaar oplevert voor de inboedel en de woning zelf. Dat geldt in dit geval te meer nu de molotovcocktails werden gegooid in de late avond, waarbij de kans groot is dat mensen in de woning aanwezig zijn en liggen te slapen waardoor zij een woningbrand mogelijk te laat opmerken en de woning niet meer kunnen verlaten.
Dat het gevaar van het naar binnen doorslaan van de brand in dit geval niet alleen denkbeeldig was maar ook daadwerkelijk aanwezig was, leidt de rechtbank af uit de omstandigheden dat (een van de) ruiten van de woning hadden kunnen barsten doordat verdachte naar die ruiten met benzine gevulde bierflessen heeft gegooid en/of door de ontstane brand en daarmee gepaard gaande hitte. Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat door die brand en hitte sprake was van hittebreuken in de ruiten en inbranding in kozijnen en de balkondeur.
Verdachte heeft ter zitting een alternatief scenario gepresenteerd. Hij heeft verklaard dat hij in de avond van 21 februari 2022 naar zijn buurman, [getuige] is gegaan. Daar zou hij samen met [getuige] naar voetbal hebben gekeken. Op enig moment zou [getuige] de auto hebben geleend om shag te halen. [getuige] zou zijn auto drie kwartier tot een uur hebben gebruikt. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon de hele avond niet heeft gebruikt, en deze in de auto had laten liggen toen [getuige] zijn auto leende. Hij heeft verklaard dat [getuige] zijn ontgrendelcode kent.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig nu deze verklaring op geen enkele wijze wordt onderbouwd en bovendien wordt weerlegd door de verklaring van [getuige] . Ook wisselt verdachte in zijn verklaringen. In zijn eerdere verklaring bij de politie heeft verdachte immers verklaard dat hij zijn auto die avond niet heeft uitgeleend.
De rechtbank gaat dan ook niet mee in het alternatieve scenario dat verdachte schetst waarbij getuige [getuige] of een onbekend gebleven persoon de brand bij de flatwoning van aangever zou hebben gesticht. De lezing van verdachte dat zijn telefoon in zijn auto heeft gelegen en daardoor de reisbeweging kan worden verklaard, past ook niet bij de bevindingen dat gedurende de avond van 21 februari 2022 met de telefoon berichten zijn verzonden. Voor zover verdachte met zijn opmerking dat [getuige] de toegangscode van de telefoon kent, wil suggereren dat [getuige] mogelijk gebruik heeft gemaakt van de telefoon van verdachte en de berichten naar [naam 1] en [naam 2] heeft gestuurd merkt de rechtbank op dat de periode waarin die berichten zijn verzonden niet past bij de lezing van verdachte dat [getuige] de auto slechts drie kwartier tot een uur van verdachte heeft geleend en verdachte toen alleen in de woning van [getuige] is achtergebleven. Daar komt bij dat als [getuige] de telefoon van verdachte zou hebben gebruikt en dus wist dat die telefoon in de auto lag, [getuige] niet door het sturen van een bericht naar die telefoon aan verdachte zou hebben verzocht om hem even te bellen.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 februari 2022 te ’s-Heerenberg, gemeente Montferland,
opzettelijk brand heeft gesticht - op/aan een balkon en
/of(raam)kozijn
(en
)en
/ofeen pand aan de [adres 2] - door open vuur – via een stuk stof - in aanraking te brengen met
één ofmeerdere (glazen) flessen, gevuld met benzine (zogenaamde molotov cocktail(s
)), althans gevuld met één of meerdere brandbare stof(fen)en
dit/deze op/tegen
/in de richtingdat balkon en
/of(raam)kozijn
(en
)en
/ofpand te gooien, ten gevolge waarvan
- een balkon en
/of(raam)kozijn
(en
)en
/of raam/ramen
geheel ofgedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige goederen en
/ofhet pand zelf en
/ofde aangrenzende
/omliggende panden/percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
/of
- levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en/of aanwezigen in/nabij de aangrenzende
/omliggende panden/percelen, in elk geval levensgevaar en
/ofzwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is’

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn medische toestand en de beperkte medische zorg die hij momenteel ontvangt in de inrichting. Daarnaast is gewezen op het feit dat verdachte graag omgang wil hebben met zijn kinderen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in de late avond, terwijl aangever in zijn woonkamer zat, brandende molotovcocktails op het balkon en tegen de voorgevel van de flatwoning gegooid waardoor er brand is ontstaan. Brandstichting is een zeer ernstig feit. Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor een ander in het leven geroepen. Dat de brand uiteindelijk beperkt is gebleven is het gevolg van een gelukkige samenloop van omstandigheden en is niet aan het handelen van verdachten te danken. De brandstichting was een doelbewuste actie, gericht tegen aangever [slachtoffer] .
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat aangever de ex-vriend is van [naam 2] , met wie verdachte samen drie kinderen heeft. Aangever heeft op enig moment een flesje GHB op tafel laten staan, waaruit het zoontje van verdachte heeft gedronken. Dat zoontje is daarbij in het ziekenhuis beland. Het heeft er alle schijn van dat verdachte hierdoor geëmotioneerd is geraakt en met zijn handelen voor eigen rechter heeft willen spelen. Dat een dergelijk voorval tot emoties en bezorgdheid bij verdachte heeft geleid kan de rechtbank zich goed voorstellen. Het voor eigen rechter spelen rekent de rechtbank verdachte echter aan. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat verdachte de schuld op een onschuldige heeft proberen af te schuiven.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 4 juli 2022 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vernielingen, bedreigingen en geweldsfeiten. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsadvies van 11 april 2022. Vanwege de ontkennende houding van verdachte en het feit dat verdachte heeft aangegeven geen hulpvragen te hebben voor de reclassering, komt de reclassering tot de conclusie dat zij geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. De reclassering adviseert daarom een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank is van oordeel dat het ernst van het feit een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf met een behoorlijke duur rechtvaardigen. Wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en komt daarom tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden met aftrek van de tijd dat verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 600,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Ingevolge artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bestaat recht op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. In onderhavig geval gaat het om laatstgenoemde categorie. De aard en de ernst van de normschending alsmede de gevolgen daarvan voor de benadeelde kunnen meebrengen dat van bedoelde “aantasting in zijn persoon op andere wijze" sprake is (zie HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376). De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending in de onderhavige zaak zodanig is, dat van een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden gesproken. Verdachte heeft in de avond twee molotovcocktails tegen de woning van de benadeelde partij gegooid. De benadeelde partij zat op dat moment in de woonkamer en zag vlammen op zijn balkon en voor zijn woonkamerraam. Uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding blijkt dat de benadeelde [slachtoffer] sinds het feit slecht slaapt, op zijn hoede is en zich onveilig voelt in zijn woning. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van deze benadeelde partij en dat daardoor sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106 lid 1 onder b BW.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de normschending, aannemelijk is dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Zij wijst naar billijkheid het gevorderde smartengeld tot een bedrag van € 600,- toe.
Conclusie
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 600,-. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 februari 2022. Daarnaast zal de rechtbank, om te bevorderen dat de schade wordt vergoed, de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

9.De beoordeling van het beslag

Standpunten
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd het in beslag genomen stilettomes te onttrekken aan het verkeer.
De verdediging heeft gesteld dat het stilettomes een erfstuk is dat verdachte van een overleden vriend heeft gekregen en geen verband houdt met het onderhavige feit. De verdediging heeft bepleit dat het stilettomes daarom moet worden teruggegeven.
Beoordeling
De rechtbank zal beslissen tot teruggave van het stilettomes, nu het mes niet in enig verband staat met het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit. Artikel 36c Wetboek van Strafrecht biedt daarom geen grondslag voor onttrekking aan het verkeer. Daarnaast ziet de rechtbank niet in dat het bij de verdachte inbeslaggenomen stilettomes kan dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven als de bewezenverklaarde brandstichting. Ook artikel 36d Wetboek van Strafrecht biedt dus geen grondslag voor onttrekking. Ook aan de eisen voor verbeurdverklaring is niet voldaan.
Dit brengt mee dat de rechtbank in de zaak de teruggave van het stilettomes aan verdachte zal gelasten. De rechtbank sluit niet dat het mes feitelijk niet wordt teruggegeven omdat door het openbaar ministerie hernieuwd beslag wordt gelegd, omdat het een vordering wil doen tot een afzonderlijke beschikking in de zin van artikel 36b, eerste lid onder 4, Wetboek van Strafvordering of omdat het verdachte later voor wapenbezit zal vervolgen en in dat kader onttrekking aan het verkeer wil vorderen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de teruggave van het stilettomes aan verdachte;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 600,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 600,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 12 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Bertens (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 september 2022.
Mr. T. Bertens en mr. M.F. Gielissen zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022080693, gesloten op 21 juni 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 40-41.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 87-90.
4.Het NFI-rapport d.d. 22 juli 2022, p. 1-4.
5.Het NFI-rapport d.d. 22 juli 2022, p. 1-4.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 130.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 156-157.
8.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0600-2022079734-50.
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 augustus 2022.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris, p. 1-5.