In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres had op 18 juni 2021 een herbeoordelingsverzoek ingediend, maar de Belastingdienst/Toeslagen heeft hier niet binnen de wettelijke termijn op gereageerd. Eiseres heeft de Belastingdienst in gebreke gesteld op 20 juni 2022, maar ook daarna bleef een beslissing uit. De rechtbank heeft het beroep op 17 augustus 2022 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van de Belastingdienst aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De ingebrekestelling is rechtsgeldig en de Belastingdienst/Toeslagen heeft niet binnen de gestelde termijn beslist. De rechtbank legt een nieuwe beslistermijn op van vijf weken voor de Belastingdienst/Toeslagen om een vooraankondiging te verzenden, gevolgd door een termijn van twee weken voor het nemen van een definitief besluit. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd, met een maximum van € 15.000, voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden. De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst/Toeslagen al een dwangsom van € 1.442 verschuldigd is voor het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen het griffierecht van € 50 aan eiseres moet vergoeden en dat eiseres recht heeft op een vergoeding van € 1.518 voor proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Belastingdienst/Toeslagen om tijdig te beslissen op herbeoordelingsverzoeken, gezien de landelijke inconsistentie in beslistermijnen.