1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2021 te Ede, in de gemeente Ede, in elk geval in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, vrachtauto), gaande in de richting van het kruispunt van de wegen, de Arnhemseweg, de Raadhuisstraat en de Klinkenbergerweg, daarmede rijdende over de weg, de Arnhemseweg,
- nabij voormelde kruising heeft gereden op de voorsorteerstrook voor het links afslaande verkeer op die weg (de Arnhemseweg) en/of op voormelde voorsorteerstrook enige tijd heeft stilgestaan voor de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten en/of
- zijn aandacht niet of onvoldoende op het overige verkeer en/of de (voorrangs)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- de stopstreep van de door hem bereden voorsorteerstrook/rijstrook is gepasseerd, terwijl het
verkeerslicht, van toepassing zijnde voor het verkeer op de voorsorteerstrook voor het doorgaande en/of rechts afslaande verkeer, rood licht uitstraalde en/of
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers heeft hij in strijd met artikel 78 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op dat kruispunt niet die richting gevolgd, die de voorsorteerstrook waarop hij, verdachte zich bevond, aangaf, maar is rechtsaf afgeslagen en/of
- de voorsorteerstrook/rijstrook voor het doorgaande en/of rechts afslaande verkeer is gepasseerd
en/of (doende was) om te passeren en/of
- ( daarbij) zich niet of onvoldoende ervan vergewist of de voorsorteerstrook/rijstrook voor het
doorgaande en/of rechts afslaande verkeer vrij was van enig verkeer en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van voormeld reglement een op dezelfde weg zich
voortbewegende verkeersdeelneemster (al dan niet fietsend), die zich rechts naast, dan wel dicht
rechts achter hem, verdachte, bevond, niet voor heeft laten gaan en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, voornoemde verkeersdeelneemster,
en aldus zich zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juni 2021 te Ede, in de gemeente Ede, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, vrachtauto), gaande in de richting van het kruispunt
van de wegen, de Arnhemseweg, de Raadhuisstraat en de Klinkenbergerweg, daarmee rijdende op de weg, de Arnhemseweg, - nabij voormelde kruising heeft gereden op de voorsorteerstrook voor het links afslaande verkeer op die weg (de Arnhemseweg) en/of op voormelde voorsorteerstrook enige tijd heeft stilgestaan voor de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten en/of
- de stopstreep van de door hem bereden voorsorteerstrook/rijstrook is gepasseerd, terwijl het
verkeerslicht, van toepassing zijnde voor het verkeer op de voorsorteerstrook voor het doorgaande en/of rechts afslaande verkeer, rood licht uitstraalde en/of
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers heeft hij in strijd met artikel 78 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op dat kruispunt niet die richting gevolgd, die de voorsorteerstrook waarop hij, verdachte zich bevond, aangaf, maar is rechtsaf afgeslagen en/of
- de voorsorteerstrook/rijstrook voor het doorgaande en/of rechts afslaande verkeer is gepasseerd
en/of (doende was) om te passeren en/of
- ( daarbij) zich niet of onvoldoende ervan vergewist of de voorsorteerstrook/rijstrook voor het
doorgaande en/of rechts afslaande verkeer vrij was van enig verkeer en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van voormeld reglement een op dezelfde weg zich
voortbewegende verkeersdeelneemster (al dan niet fietsend), die zich rechts naast, dan wel dicht
rechts achter hem, verdachte, bevond, niet voor heeft laten gaan en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, voornoemde verkeersdeelneemster,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 juni 2021 stond verdachte met zijn vrachtwagen op het kruispunt van de Arnhemseweg, Raadhuissstraat en Klinkenbergerweg in de bebouwde kom van Ede.Op de rechterbaan stond een hoogwerker en verdachte stond links voorgesorteerd. Verdachte trok op en sloeg rechtsaf om de Klinkenbergerweg op te gaan.Verdachte heeft vervolgens een aanrijding gehad met [slachtoffer] , die zich met een fiets op het kruispunt bevond. [slachtoffer] heeft als gevolg van dit ongeval onder meer haar rechterbeen verloren.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit, omdat geen sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbaarheid. Verdachte heeft de rijstrook voor rechtdoor en rechtsaf slaand verkeer niet kunnen gebruiken, omdat daar een hoogwerker stond. Hij heeft daarom de rijstrook bestemd voor linksaf slaand verkeer gebruikt om vervolgens rechtsaf te slaan en heeft daarbij goed gekeken en goed gebruik gemaakt van zijn zichtveld door de ruiten en de spiegels. Hij heeft [slachtoffer] niet gezien, maar heeft er wel alles aan gedaan om een aanrijding te voorkomen. Op grond hiervan levert de enkele gedraging dat verdachte het slachtoffer niet heeft gezien geen aanmerkelijke mate van verwijtbaarheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW1994) op. Verdachte heeft wel hinder en gevaar veroorzaakt door zijn gedrag. Overtreding van artikel 5 WVW1994 is daarom bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken omdat verdachte zeer goed heeft opgelet en er alles aan heeft gedaan om een aanrijding te voorkomen. Op grond hiervan levert de enkele gedraging dat verdachte het slachtoffer niet heeft gezien geen aanmerkelijke mate van verwijtbaarheid in de zin van artikel 6 WVW1994 op. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld en zo ja, in welke mate.
Artikel 6 WVW 1994Van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 is sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Ook kan niet alleen uit de ernst van de gevolgen worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank is net als de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het handelen van verdachte geen aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 oplevert. Verdachte was niet onder invloed en heeft met een lage snelheid gereden. Verdachte heeft verklaard dat hij goed om zich heen heeft gekeken, en door de ruiten en door de spiegels en dat hij [slachtoffer] niet heeft gezien. De rechtbank heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Het enkele verwijt dat verdachte kan worden gemaakt, is dat hij links voorgesorteerd stond en vervolgens daarentegen rechtsaf is geslagen. Voor schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 is echter meer nodig dan deze enkele verkeersfout, die overigens moeilijk te vermijden was doordat op de voorsorteerstrook voor rechtsaf de hoogwerker stond. Bovendien is het allerminst zeker of deze verkeersfout wel heeft bijgedragen aan het ontstaan van de aanrijding. Niet uitgesloten is dat hetzelfde was gebeurd indien verdachte wel op de juiste strook had kunnen voorsorteren. Er moet op zijn minst sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de aard van deze ene verkeersfout, hoe ernstig de gevolgen hiervan ook zijn, geen sprake. Immers verdachte stond verkeerd voorgesorteerd omdat er op de baan rechts van hem een hoogwerker geparkeerd stond, waardoor verdachte hier niet kon staan. Voorts heeft hij goed om zich heen gekeken en desondanks [slachtoffer] niet gezien. Verdachte heeft bovendien geen andere verkeersfouten gemaakt. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal hem daarvan vrijspreken.
Artikel 5 WVW 1994
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan gevaarzettend rijgedrag in de zin van artikel 5 WVW 1994 door op de verkeerde voorsorteerstrook te gaan staan. Daarmee heeft verdachte hinder en gevaar veroorzaakt, welke hinder en gevaar zich door de gedraging van verdachte heeft verwezenlijkt en heeft geresulteerd in de aanrijding met [slachtoffer] . Het subsidiair tenlastegelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.