ECLI:NL:RBGEL:2022:5160

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
05.203596.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving met geweld in Arnhem

Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 augustus 2020 samen met anderen de aangever op de openbare weg heeft klemgereden en vervolgens heeft ontvoerd. De aangever werd uit zijn auto getrokken, mishandeld en naar een loods in Arnhem gebracht, waar hij verder werd mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte zwaar hebben meegewogen in de beslissing. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk is voor de materiële schade en smartengeld, en legde een schadevergoedingsmaatregel op. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de verklaringen van getuigen en de beschikbare bewijsmiddelen zorgvuldig heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/203596-20
Datum uitspraak : 1 september 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
gedetineerd te P.I. Arnhem, Ir. Molsweg 5, 6834 AA in Arnhem.
Raadsvrouw: mr. S. Splinter, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 november 2020, 11 februari 2021, 15 april 2021, 30 september 2021, 17 maart 2022, 2 juni 2022 en 18 augustus 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank op 15 april 2021 toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 augustus 2020 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- de auto die [slachtoffer] bestuurde, klem te rijden,
- die [slachtoffer] bij zijn armen en/of benen en/of om zijn nek (met een nekklem) vast te pakken en uit de auto te trekken,
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen,
- die [slachtoffer] in zijn/hun auto te duwen en/of op de achterbank te duwen,
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, (terwijl die [slachtoffer] met zijn hoofd achter de bestuurderstoel lag) een knie op/tegen zijn hoofd te duwen,
- die [slachtoffer] tegen de grond van de auto te duwen,
- die [slachtoffer] om zijn nek (met een nekklem) vast te pakken,
- die [slachtoffer] in voornoemde auto mee te nemen naar een loods in of nabij Arnhem,
- aldaar die [slachtoffer] meerdere malen tegen zijn lichaam te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer] op de grond te laten zitten,
- de [slachtoffer] meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een (houten) balk/lat te slaan en/of met een mes in zijn rug en/of zijn zij en/of zijn benen te prikken en/of te steken,
- die [slachtoffer] meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een mes in zijn arm te snijden,
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, de handen van die [slachtoffer] aan elkaar vast te binden en/of de voeten van die [slachtoffer] aan elkaar vast te binden en/of
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, de mond en ogen van die [slachtoffer] af te plakken/af te dekken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 7 augustus 2020 werd aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) op het [straatnaam 1] in Arnhem met zijn auto klemgereden door een zwarte [merk auto] . Uit deze zwarte [merk auto] kwamen gemaskerde mannen. Aangever werd vervolgens uit zijn auto getrokken. Hij werd aan zijn armen en benen getrokken en hij voelde een nekklem. Meerdere personen hebben hem meegenomen en hij werd in de [merk auto] geduwd. Aangever lag met zijn hoofd achter de bestuurdersstoel en één van de mannen zette een knie tegen zijn hoofd. Hij werd tegen de bodem van de auto geduwd en kreeg weer een nekklem. In de auto vond een hevige worsteling plaats. In de auto herkende aangever één van de mannen als [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte] ). [medeverdachte] zat achter in de auto bij aangever.
De [merk auto] reed vervolgens naar een loods aan de [straatnaam 2] in Arnhem.
Daar werd aangever uit de auto gehaald. Aangever vroeg of hij water mocht hebben. Hij kreeg toen gelijk klappen. Binnen in de loods moest hij op een soort plastic folie op de grond gaan zitten. Aangever werd door meerdere personen geslagen met houten balken. Hij kreeg klappen en werd hij met een mes geprikt. Zijn handen, voeten en benen werden aan elkaar vastgebonden met ducttape. Ook werden de mond en ogen van aangever afgeplakt. Verschillende keren haalde aangever de tape van zijn mond. Als hij de mannen boos maakte, kreeg hij een klap op zijn hoofd of lichaam en werd zijn mond weer afgeplakt. [2]
Na het feit zijn bij aangever 26 letsels aangetroffen, waaronder 14 bloeduitstortingen (op zijn hoofd, borst, rug, armen en benen) en 5 snij- en steekletsels, in zijn hoofd (achter het linkeroor, in onderste eenvierde deel van de linkerzijde van de rug en drie in aangevers rechterbeen). Verder was er bij aangever sprake van kras- of schaafwonden, ontstaan oor de inwerking van uitwendig puntig mechanisch geweld, op onder andere het gelaat, de rug, rechterarm, handen en benen. Vier letsels moesten worden gehecht: achter het oor, in de linkerflank en aan de binnenzijde en buitenzijde van het rechterbovenbeen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte trad daarbij op als bestuurder van de [merk auto] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte (als bestuurder van de [merk auto] ) betrokken is geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever. Het gegeven dat verdachte is aangetroffen in de loods, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte bevond zich op het moment van zijn aanhouding op de bovenverdieping van de loods, een heel ander deel van de loods dan waar het incident zou hebben afgespeeld. Verdachte was voor een feestje, waarvoor hij drank had gekocht, hetgeen te zien is op foto’s van de keuken van de loods. De camerabeelden zijn onbetrouwbaar en kunnen daarom niet gebruikt worden als bewijsmiddel. Het beeld hapert en er ontbreken veel seconden en zelfs minuten. Ook kan er niet worden vastgesteld op welke wijze de camera’s opnamen, wel of niet door middel van een bewegingssensor. Uit deze camerabeelden kan dus ook niet de conclusie worden getrokken dat niemand de loods heeft betreden of heeft verlaten buiten het zicht van de camera’s. Ook kan niet worden uitgesloten dat daders zich verstopt hebben in de loods en zo de politie zijn ontlopen. Ook de beelden opgenomen door de camera’s binnen in de loods kunnen niet bijdragen aan het bewijs. Verdachte was om 22:02 uur te zien in de hal van de loods. In een proces-verbaal van de politie wordt geconcludeerd dat het tijdstip op de camera een uur achter loopt. Dit kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld. Ook is de kleding van de bestuurder van de auto en verdachte in de hal van de loods niet met elkaar te vergelijken. Het is onduidelijk of de camera’s binnen en buiten al dan niet met een nachtmodus filmden. Verder blijkt niet uit de camerabeelden binnen waar verdachte vandaan is gekomen. Op de beelden is te zien dat verdachte een mondkapje aan zijn kin heeft hangen, maar niet het witte masker zoals omschreven is in de 112-melding en de maskers die door de verbalisanten zijn aangetroffen in de loods. Het dossier bevat uitwerkingen van de afluisterapparatuur in de [merk auto] waarbij wordt beschreven dat personen met een Marokkaans en Surinaams accent te horen zijn. Verdachte praat niet met een dergelijk accent.
Ook zijn het slechte opnames met veel ruis, geluiden en gekraak. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene is die op de opnames te horen is en dus aanwezig was in de auto. Het dossier bevat tot slot ontlastende elementen. Getuigen hebben niet over verdachte verklaard, er zijn geen belastende telefoongegevens of DNA-sporen van verdachte in de auto aangetroffen. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte de bestuurder van de auto is geweest, hij vrijgesproken dient te worden van alle geweldshandelingen in de tenlastelegging. Bij deze geweldshandelingen ontbreekt een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Ook kan er niet worden gesproken van voorwaardelijk opzet, nu onduidelijk is wat er met de bestuurder is afgesproken.
Indien de rechtbank van oordeel is dat kan worden vastgesteld dat de camera’s werkten door middel van een bewegingssensor, heeft de verdediging een voorwaardelijk verzoek gedaan om de verbalisant, die het proces-verbaal over de bewegingssensor van de camera’s heeft opgemaakt (proces-verbaalnummer 20-1736/002), nader te bevragen over zijn conclusies. Verder heeft de verdediging verzocht de drie vrouwen te horen uit de WhatsApp-gesprekken die door de verdediging ter terechtzitting zijn verstrekt, als de rechtbank het niet aannemelijk acht dat verdachte op de avond van het ten laste gelegde een feestje wilde geven in de loods.
Beoordeling door de rechtbank
Niet ter discussie staat dat aangever op 7 augustus 2020 wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en is gehouden. Dát er een vrijheidsberoving op de openbare weg heeft plaatsgevonden waarbij meerdere daders betrokken waren, vindt ook steun in de verklaringen van (onder meer) de getuigen [getuige 1] [4] en [getuige 2] [5] .
De vraag die de rechtbank in dit geval moet beantwoorden is of verdachte als medepleger betrokken is geweest bij dit feit. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De [merk auto] waarin aangever is meegenomen was voorzien van een peilbaken en afluisterapparatuur. De ontvoering van aangever is door middel van deze afluisterapparatuur opgenomen. De sessie met nummer 1033 van 7 augustus 2020 start omstreeks 21:34:10 uur. Vanaf ongeveer 21:47:01 uur is de ontvoering van aangever te horen. Vanaf dat moment waren er in de [merk auto] in totaal drie stemmen te horen, de stem van medeverdachte [medeverdachte] , de stem van aangever en een onbekende mannenstem. De onbekende mannenstem heeft, terwijl de auto zich volgens de peilbaken bevond in de omgeving van het [straatnaam 1] in Arnhem vanaf 21:47:01 uur, onder andere gezegd: “Je krijgt een dreun jongen!”, “Breek zijn neus”, “We gaan je bloed prikken jongen”. Toen de auto zich bevond bij de loods aan de [straatnaam 2] in Arnhem rond 21:58:10 uur werd er door de onbekende man onder andere gezegd: “Bro weg met die handen. Weg met die handen!”, “Je hebt mensen opgelicht” en “Oke. Wat heb ik je zo gezegd? Als je weer weet wanneer je iemand….ij iemand hebt opgelicht, dan steek je een vinger op!” Ook is er tijdens deze uitlatingen te horen dat er ducttape van een rol werd gehaald. [6]
Aan de binnen- en buitenzijde van de loods aan de [straatnaam 2] bevonden zich ten tijde van het feit meerdere camera’s. Op beelden van camera 1 (zicht op toegangsdeur en achterzijde van de loods) was te zien dat op 7 augustus 2020 om 21:57:08 uur de [merk auto] kwam aanrijden bij de loods en achteruit de inpandige garage inreed. [7]
Vanaf 22:01:05 uur had de politie beide toegangswegen tot de loods geobserveerd en afgesloten, tot aan de inval in de loods. Om 22:01:43 uur arriveerde de eerste politieauto bij de loods. Kort daarna arriveerden er meer politieauto’s. In de tussentijd dat de [merk auto] en de eerste politieauto arriveerde, zijn er geen beelden (de rechtbank begrijpt: opgenomen camerabeelden) van mensen of voertuigen die arriveren of vertrekken. Ook zijn er vanaf 7 augustus 2020 00:30 uur tot het moment dat het arrestatieteam op 7 augustus 2022 om 22:40 uur een inval doet in het pand geen beelden opgenomen van mensen die de loods hebben betreden of verlaten. [8]
Na vragen van de verdediging heeft een videospecialist/digitaal rechercheur van de politie één van de camera’s (camera 3) en de daarmee opgenomen bestanden onderzocht. De verbalisant merkt het volgende op: In de lijst met opgenomen beelden was te zien dat er vaak pauzes met verschillende tijdsduur zaten tussen het einde van een opname en het begin van de volgende opname, ook de tijdsduur van de opnamen zelf varieerde steeds en verder hadden de opgenomen bestanden steeds verschillende grootte in Megabytes. Dit patroon komt volgens de verbalisant voor bij recorders die alleen beelden opnemen als er beweging is (bewegingsdetectie). [9]
In de loods werden na het binnenvallen door de politie drie personen aangetroffen, aangever, medeverdachte [medeverdachte] en verdachte. [10] Naast deze personen zijn door de politie geen andere personen aangetroffen in het pand. [11]
De rechtbank concludeert dat er een zeer kort tijdsbestek zit tussen het arriveren van de [merk auto] bij de loods en de afsluiting van de toegangsdeuren en wegen tot de loods door de politie. Ook stelt de rechtbank vast dat de camera’s, waarvan de rechtbank vindt komen vast te staan dat zij werkten op basis van bewegingsdetectie, in dat korte tijdsbestek en op de dag voorafgaand aan het feit, behalve de aankomst van de [merk auto] (met de daarin zich bevindende personen) bij het pand, geen binnenkomende of vertrekkende van personen of voertuigen hebben geregistreerd. Verder stelt de rechtbank vast dat na de inval door het arrestatieteam naast verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en aangever geen andere personen zijn aangetroffen. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij het onaannemelijk vindt dat het pand, gelet op de veiligheidsrisico’s passend bij de feiten en omstandigheden die op het moment van de inval bekend waren, onvoldoende grondig is doorzocht en dat er zich dus nog andere personen in het pand hebben kunnen bevinden. Gelet op dit alles komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de drie aangetroffen personen in de loods ook de drie personen zijn die slechts kort daarvoor de loods met de [merk auto] zijn binnengereden en de personen zijn die te horen zijn op het hierboven genoemde OVC-gesprek vanaf het moment van de ontvoering van aangever. Medeverdachte [medeverdachte] bevond zich met aangever achter in de auto.
Dit maakt dat de rechtbank – met de officier van justitie – van oordeel is dat verdachte de bestuurder is geweest van de [merk auto] .
De rechtbank concludeert gelet op al het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, dat verdachte:
  • de bestuurder is geweest van de [merk auto] , in ieder geval vanaf het moment van klemrijden van aangever op het [straatnaam 1] in Arnhem en dat hij wist wat er van hem als bestuurder verwacht werd te doen, terwijl aangever uit zijn auto werd getrokken, in de [merk auto] werd geduwd en er geweld tegen aangever achter in de [merk auto] plaatsvond;
  • met de [merk auto] richting de loods aan de [straatnaam 2] is gereden, terwijl aangever achterin in de auto onder andere met een nekklem in bedwang werd gehouden;
  • de loods is binnengereden met de [merk auto] , waarna aangever uit de auto werd gehaald en door meerdere personen geslagen (met houten balken) en geprikt werd met een mes;
  • de onbekende man is die in het OVC-gesprek direct na het klemrijden van aangever en later in de loods heeft gezegd: “Je krijgt een dreun jongen!”, “Breek zijn neus”, “We gaan je bloed prikken jongen”, “Bro weg met die handen. Weg met die handen!”, “Je hebt mensen opgelicht” en “Oke. Wat heb ik je zo gezegd? "Als je weer weet wanneer je iemand....ij iemand hebt opgelicht, dan steek je een vinger op!”.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er sprake is geweest van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Gelet op bovenstaande handelingen, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte bij de ontvoering van aangever een wezenlijke en bovendien onmisbare rol heeft vervuld. Verdachte heeft als bestuurder van de [merk auto] de auto van aangever klemgereden en de [merk auto] vervolgens, terwijl medeverdachte [medeverdachte] aangever in bedwang hield, naar de loods aan de [straatnaam 2] gereden. Verdachte heeft verder aangever (ook) bedreigd en medeverdachte [medeverdachte] aangezet tot geweld jegens aangever. Ook heeft verdachte zelf geweld toegepast op aangever. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarmee sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en anderen bij de ontvoering van aangever en bij de in de tenlastelegging genoemde geweldshandelingen. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het medeplegen van de ontvoering en het medeplegen van de in de tenlastelegging genoemde geweldshandelingen jegens aangever.
Tot slot overweegt de rechtbank het volgende over het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat hij in de loods aanwezig was voor een feestje. De rechtbank schuift deze alternatieve lezing als onaannemelijk terzijde. Verdachte kan allereerst niet benoemen hoe laat hij op 7 augustus 2020 bij de loods is aangekomen. Ter terechtzitting van 18 augustus 2022 zijn door de verdediging afschriften van delen uit WhatsApp-gesprekken overgelegd waaruit zou moeten blijken dat verdachte de avond van 7 augustus 2020 met een aantal vrouwen in de loods zou hebben afgesproken voor een feestje. Deze delen uit WhatsApp-gesprekken zijn echter multi-interpretabel en bovendien onvoldoende concreet. In geen enkel gesprek wordt er concreet een afspraak gemaakt voor een feestje op 7 augustus 2020. Ook wordt er niet gesproken over de loods als feestlocatie. Op basis van het door verdachte verstrekte WhatsApp-gesprek met een persoon met de gebruikersnaam [naam 1] , maakt de rechtbank bovendien op dat de afspraak met [naam 1] op een andere locatie had moeten plaatsvinden en dus niet in de loods.
Tot slot acht de rechtbank ook de verklaring van verdachte dat hij niets heeft gezien of gehoord ongeloofwaardig. Immers, op de camerabeelden van camera 4 is te zien dat verdachte om 22:02:38 uur (slechts enkele minuten nadat de [merk auto] is aangekomen bij de loods) door de hal op de begane grond loopt. [12] Hij bevindt zich op dat moment dus op korte afstand van de plek waar aangever zat en geweld op aangever werd toegepast. Gelet op dit alles, verwerpt de rechtbank dit verweer van de verdediging. Dat er op een enkele foto in het dossier flessen drank te zien zijn, doet aan het bovenstaande niet af.
Voorwaardelijke verzoek van de verdediging
De verdediging heeft voorwaardelijk verzocht de vrouwen uit de door de verdediging ter terechtzitting verstrekte WhatsApp-gesprekken te horen, de vrouwen van de gesprekken te horen.
Met betrekking tot dit voorwaardelijke verzoek, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank merkt op dat verdachte geen enkele openheid wil geven over de drie vrouwen uit de WhatsApp-gesprekken. Hij heeft niet willen zeggen wie deze vrouwen zijn. Dat betekent dat niet bekend is wie de verzochte getuigen zijn en dat het verzoek dus niet voldoet aan de vereisten die voor een getuigenverzoek gelden. Bovendien zijn de gesprekken, zoals hiervoor overwogen multi-interpretabel en sluit de alternatieve lezing van verdachte dat hij een feestje zou gaan geven niet aan bij de inhoud van de WhatsApp-gesprekken. De rechtbank zal dit voorwaardelijke verzoek van de verdediging dan ook afwijzen, omdat zij daar geen noodzaak toe ziet.
De verdediging heeft verder voorwaardelijk verzocht de verbalisant te horen die heeft geconcludeerd dat de camera’s bij de loods werkten met bewegingsdetectie. De rechtbank ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van de camerabeelden. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de tijd die te zien is op de camerabeelden in plaats van een uur, minuten of seconden afwijkt. Daarbij komt dat de tijden waarop de politie aangeeft te zijn aangekomen bij de loods en de camerabeelden waarop te zien is dat eerst de [merk auto] en daarna de politie aankomt bij de loods, met elkaar overeenkomen. De rechtbank verwerpt dan ook dit voorwaardelijk verzoek.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks7 augustus 2020 te Arnhem tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd en
/ofberoofd gehouden, door:
- de auto die [slachtoffer] bestuurde, klem te rijden,
- die [slachtoffer] bij zijn armen en
/ofbenen en
/ofom zijn nek (met een nekklem) vast te pakken en uit de auto te trekken,
- meerdere malen
, in elk geval eenmaal,in
/optegen het gezicht en
in elk gevaltegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan
en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen,
- die [slachtoffer] in
zijn/hun auto te duwen en
/ofop de achterbank te duwen,
-
meerdere malen,in elk geval eenmaal, (terwijl die [slachtoffer] met zijn hoofd achter de bestuurderstoel lag) een knie op/tegen zijn hoofd te duwen,
- die [slachtoffer] tegen de grond van de auto te duwen,
- die [slachtoffer] om zijn nek (met een nekklem) vast te pakken,
- die [slachtoffer] in voornoemde auto mee te nemen naar een loods in
of nabijArnhem,
- aldaar die [slachtoffer] meerdere malen tegen zijn lichaam te slaan en
/of te stompen,
- die [slachtoffer] op de grond te laten zitten,
- de [slachtoffer] meerdere malen
, in elk geval eenmaal,met een (houten) balk
/latte slaan en
/ofmet een mes in zijn rug en/of zijn zij en
/ofzijn benen te prikken en/of te steken,
- die [slachtoffer] meerdere malen
, in elk geval eenmaal,met een mes in zijn arm te snijden,
-
meerdere malen, in elk geval eenmaal,de handen van die [slachtoffer] aan elkaar vast te binden en
/ofde voeten van die [slachtoffer] aan elkaar vast te binden en
/of
- meerdere malen
, in elk geval eenmaal,de mond en ogen van die [slachtoffer] af te plakken
/af te dekken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij een bewezenverklaring een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest, waarbij rekening wordt gehouden met de zeer strikte schorsingsvoorwaarden die verdachte moest nakomen gedurende zijn schorsing. Daarbij dient een aftrek plaats te vinden van één dag voor elke twee dagen dat verdachte zich aan die strikte schorsingsvoorwaarden moest houden. Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf geen meerwaarde heeft. Verdachte heeft immers eerder zelf hulpverlening gezocht en heeft zich aan de schorsingsvoorwaarden gehouden.
De verdediging heeft daarnaast, gelet op de bepleite vrijspraak, de rechtbank verzocht om de voorlopige hechtenis per direct op te heffen, dan wel de schorsing te hervatten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 1 juli 2022.
Verdachte heeft zich met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan een gewelddadige
vrijheidsberoving. Het slachtoffer is daarbij op de openbare weg onder de ogen van diverse getuigen klemgereden, naar een loods gebracht, bedreigd en ernstig mishandeld. Daarbij is aangever onder meer meermalen gestoken met een mes. Doordat de politie zeer snel ter plaatse was, is erger voorkomen. Dit alles moet voor het slachtoffer uiterst beangstigend en traumatiserend zijn geweest. Dat een en ander zich naar het zich laat aanzien binnen het criminele milieu heeft afgespeeld, doet daar niet aan af. Uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding blijkt dat het slachtoffer nog steeds last heeft van deze gebeurtenis.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. De rechtbank ziet geen reden een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, zoals door de officier van justitie gevorderd. Verdachte heeft geen relevante documentatie en er is niet gebleken van ernstige psychische problemen bij verdachte die verband houden met het feit. Ook heeft verdachte eerder laten zien dat hij zelfstandig hulpverlening kan zoeken indien dit nodig is. Er zijn verder geen andere persoonlijke omstandigheden gebleken die een reclasseringstoezicht, bijzondere voorwaarden of een voorwaardelijke straf noodzakelijk maken. De rechtbank houdt in grotere mate dan de officier van justitie rekening met de ernst van het feit, maar ook vooral met de aanzienlijke rol van verdachte bij het feit. Gelet daarop acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend.
De rechtbank merkt hierbij op dat de verdediging ter terechtzitting heeft verzocht tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte, dan wel hervatting van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Gelet op de straf waartoe verdachte wordt veroordeeld, kan daar naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van zijn van opheffing van de voorlopige hechtenis. Verder verzet de ernst van de bewezenverklaring zich tegen een schorsing van de voorlopige hechtenis. Aan de zijde van verdachte is bovendien geen sprake van zodanige bijzondere persoonlijke omstandigheden dat die schorsing rechtvaardigen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij vordert
€ 380,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 2.280,-, met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel toegewezen kan worden. Voor het overige dient de benadeelde partij naar zijn oordeel niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bepleite vrijspraak de rechtbank verzocht om de vordering af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Subsidiair heeft de verdediging de rechtbank verzocht om de vordering te matigen, gelet op de rolverdeling van verdachte en zijn medeverdachten.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Ten aanzien van de autosleutel gaat de rechtbank uit van een bedrag van € 80,00, nu dat bedrag wordt genoemd in de toelichting. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van in totaal € 280,00 kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen;
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen;
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of;
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door het feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen.
Ten aanzien van het geestelijk letsel zal in beginsel degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. De benadeelde heeft informatie van zijn huisarts overgelegd waaruit volgt dat hij vanwege angst- en slaapklachten naar een psycholoog is verwezen. Uit deze onderbouwing volgt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer dat sprake is van geestelijk letsel in de zin van artikel 6:106 BW.
In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij is het slachtoffer geworden van een zeer gewelddadige vrijheidsberoving die grote impact op hem heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank levert het feit een dusdanig ernstige normschending op dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,00 vaststellen.
Dit maakt dat het totale bedrag aan schadevergoeding op € 2.280,00 uitkomt. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 7 augustus 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn mededader(s) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn mededader(s) de schade heeft (hebben) vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als verdachte het toegewezen bedrag niet voldoet kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 32 dagen. De toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om het opstellen en indienen van de vordering. Deze kosten zullen aan de hand van het Liquidatietarief kanton worden begroot. De rechtbank acht op basis van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering I punt en daarmee € 187,00 toewijsbaar.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 280,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 187,00;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag te betalen van € 2.280,00 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 32 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de mededader(s) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en mr. Ӧ. Sari, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van Grol, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 september 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche politieregio Gelderland-Midden. opgemaakte proces-verbaal, Onderzoek [nummer] “ [naam 2] ”, gesloten op 19 januari 2021, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 69-71; proces-verbaal van verhoor aangever, p. 82; proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 484, 487-489; proces-verbaal van bevindingen baken [merk auto] , p. 394
3.Medisch forensisch onderzoek (letselinterpretatie), p. 114-116.
4.Proces-verbaal van verhoor, p. 222-223.
5.Proces-verbaal van verhoor, p. 229-232.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 425, 427 – 434; proces-verbaal van bevindingen baken [merk auto] , p. 394
7.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen (20210819.1240), p. 1-2.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 68; proces-verbaal van bevindingen, p. 173 – 174; proces-verbaal van bevindingen, p. 167-169; aanvullend proces-verbaal van bevindingen (20210413.1136), p. 5-7.
9.Aanvullend proces-verbaal (20-1736/002), p. 1 – 2.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 68.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 165; verklaring van verdachte ter terechtzitting.