ECLI:NL:RBGEL:2022:5141

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
C/05/406016 / KG ZA 22-215
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over verkoop grond door Gemeente Zevenaar in het kader van het Didam-arrest

Op 25 augustus 2022 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een mondeling vonnis uitgesproken in een kort geding tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. G.M.S. Heutinck-Gomes, en de Gemeente Zevenaar, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam. De eisers vorderden dat de Gemeente Zevenaar zou worden verboden om een perceel grond te verkopen zonder een openbare biedingsprocedure te doorlopen. Dit geschil is ontstaan naar aanleiding van het Didam-arrest van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat overheidslichamen bij de verkoop van onroerende zaken de beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel, in acht moeten nemen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn oordeel vastgesteld dat de Gemeente Zevenaar haar voornemen tot verkoop op een juiste wijze heeft gepubliceerd, zodat potentiële gegadigden hiervan kennis konden nemen. De rechter oordeelde dat de Gemeente redelijkerwijs kon aannemen dat er slechts één serieuze gegadigde was voor de aankoop van de percelen, en dat de criteria die de Gemeente hanteerde voor de verkoop objectief en redelijk waren. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente Zevenaar, die tot dat moment waren begroot op € 1.016,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 676,00 aan griffierecht.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor overheidslichamen om transparant te zijn in hun verkoopprocedures en de verplichting om gelijke kansen te bieden aan potentiële kopers, zoals uiteengezet in het Didam-arrest. De rechter concludeerde dat de Gemeente Zevenaar niet in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel, en dat de vorderingen van de eisers niet konden worden toegewezen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/406016 / KG ZA 22-215
Proces-verbaal van mondeling vonnis, gedaan op 25 augustus 2022
in de zaak van

1.[eisende partij 1] ,

2.
[eisende partij 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. G.M.S. Heutinck-Gomes te 's-Gravenhage,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZEVENAAR,
zetelend te Zevenaar,
gedaagde,
advocaat mr. T.E.P.A. Lam te Nijmegen.
Eisers zullen hierna gezamenlijk – in enkelvoud – worden aangeduid als [eisende partijen] . Gedaagde zal hierna worden aangeduid als Gemeente Zevenaar.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. G.J. Meijer, voorzieningenrechter, en mr. E.C. Hulsbergen, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • dhr. [eisende partij 1] , eiser sub 1, mede namens eiser sub 2,
  • mr. G.M.S. Heutinck-Gomes, voornoemd,
  • [betrokkene 1] , projectleider Ruimtelijke Ontwikkeling bij Gemeente Zevenaar,
  • mr. T.E.P.A. Lam, voornoemd.
De voorzieningenrechter wijst het volgende vonnis.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
In dit kort geding vordert [eisende partijen] – na meerdere wijzigingen van eis – Gemeente Zevenaar te verbieden om primair het gehele perceel [perceel 1] , subsidiair het braakliggende deel van perceel [perceel 1] , (onderhands) te verkopen en te leveren, anders dan na het doorlopen van een openbare en non-discriminatoire biedingsprocedure, dan wel selectieprocedure. Daarnaast vordert [eisende partijen] de veroordeling van Gemeente Zevenaar om hem binnen veertien dagen na vonnisdatum een schriftelijk uitnodiging te sturen om een bod te doen op (een gedeelte van) perceel [perceel 1] .
1.2.
Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of Gemeente Zevenaar heeft voldaan aan de voorwaarden die gelden voor de uitzondering op de verplichting tot het doorlopen van een openbare selectieprocedure ter zake de verkoop van perceel [perceel 1] , zoals door de Hoge Raad geformuleerd in zijn arrest van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (het Didam-arrest).
1.3.
In het kader van dit kort geding moet worden beoordeeld of de vorderingen van [eisende partijen] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Het spoedeisend belang van de vordering vloeit voort uit de stellingen van [eisende partijen] en is overigens ook niet betwist door Gemeente Zevenaar.
1.4.
In het Didam-arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat op grond van artikel 3:14 BW een bevoegdheid die krachtens het burgerlijk recht aan een overheidslichaam toekomt, niet mag worden uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht. Tot die regels behoren de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Een overheidslichaam moet bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten, zoals de verkoop van een aan hem toebehorende onroerende zaak, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht nemen, waaronder het gelijkheidsbeginsel. Op dit punt verschilt de positie van een overheidslichaam van die van een private partij.
1.5.
De Hoge Raad heeft vervolgens geoordeeld dat uit het gelijkheidsbeginsel voortvloeit dat een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn. In dat geval zal het overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn.
1.6.
Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam, teneinde gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen, aldus de Hoge Raad.
1.7.
Ten slotte heeft de Hoge Raad een uitzondering op de hiervoor omschreven hoofdregel geformuleerd. De door middel van een selectieprocedure beoogde mededingingsruimte hoeft niet te worden geboden indien bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop.
1.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Gemeente Zevenaar haar voornemen tot verkoop heeft gepubliceerd op een wijze die voldoet aan de eisen zoals door de Hoge Raad gesteld in het Didam-arrest. Gemeente Zevenaar heeft haar voornemen tot verkoop tijdig en op zodanige wijze bekend gemaakt dat een ieder daarvan kennis heeft kunnen nemen. Het voornemen tot verkoop was duidelijk, ook voor [eisende partijen] . De door Gemeente Zevenaar beoogde verkoop ziet op de percelen [perceel 1] en [perceel 2] als één geheel.
Gemeente Zevenaar heeft in de publicatie tevens gemotiveerd waarom haars inziens bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt. Volgens Gemeente Zevenaar ontstaat door de verkoop en herverkaveling een optimale situatie ten aanzien van woningbouw en parkeren en zorgt de nieuwe inrichting voor verbetering van de beeldkwaliteit van de betreffende straten, hetgeen zorgt voor een integrale gebiedsontwikkeling.
1.9.
Naar aanleiding van de publicatie heeft alleen [eisende partijen] bezwaar gemaakt.
De vraag rijst of [eisende partijen] is aan te merken als gegadigde. Dat is niet het geval. [eisende partijen] wenst immers niet de gehele percelen [perceel 1] en [perceel 2] te kopen. Hij is slechts geïnteresseerd in een deel van perceel [perceel 1] . Dat is echter niet het verkoopobject dat Gemeente Zevenaar aanbiedt.
1.10.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht de Gemeente Zevenaar redelijkerwijs aannemen dat er maar één gegadigde was. Niet is gesteld dat de door de Gemeente Zevenaar daarbij opgestelde criteria niet objectief, toetsbaar of redelijk zijn.
In het kader van dit kort geding is niet dus niet komen vast te staan dat Gemeente Zevenaar in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel of de rechtszekerheid. Tot slot geldt dat het feit dat Gemeente Zevenaar voornemens is de percelen te verkopen aan twee natuurlijke personen, er niet aan af doet dat zij tezamen als één gegadigde moeten worden aangemerkt, nu zij gezamenlijk optreden als koper.
1.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eisende partijen] worden afgewezen.
1.12.
[eisende partijen] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten worden aan de zijde van Gemeente Zevenaar tot op heden begroot op € 1.016,00 aan salaris gemachtigde en € 676,00 aan griffierecht.

2.De beslissing

2.1.
wijst de vorderingen af,
2.2.
veroordeelt [eisende partijen] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Zevenaar tot op heden begroot op € 1.016,00 aan salaris gemachtigde en € 676,00 aan griffierecht.
Waarvan proces-verbaal,