ECLI:NL:RBGEL:2022:5104

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
05/780031-20 vs
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel met betrekking tot een minderjarig meisje

Op 29 augustus 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel met betrekking tot een minderjarig meisje, geboren op [geboortedatum 2] 2002. De verdachte, samen met medeverdachten, werd beschuldigd van het vervoeren, huisvesten en het aanzetten tot prostitutie van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen 18 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar mededaders een substantiële rol hebben gespeeld in de prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen van mensenhandel, waarbij de verdachte actief betrokken was bij de planning en organisatie van de prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte financieel voordeel had genoten uit de prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 176 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/780031-20 en 05/053275-19 (tul)
Datum uitspraak : 29 augustus 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1969 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. M.Ü. Özsüren, advocaat in Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 14 mei 2020 t/m 23 mei 2020 te Enschede, Apeldoorn en/of te Almere en/of te Den Haag en/of elders in Nederland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, (werknaam [naam 1] )
(sub 2)
heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of
(sub 5)
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s)
- die [slachtoffer] laten verblijven in een woning, en die woning als werkplek voor
prostitutiewerkzaamheden ter beschikking gesteld en/of haar daar naar toe gereden en/of
- hotelkamer(s) voor die [slachtoffer] geregeld om als werkplek voor de prostitutie te gebruiken en/of - die [slachtoffer] uitleg en/of instructies gegeven over de te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- contacten onderhouden met (potentiële) prostitutieklanten en/of afspraken tot stand gebracht met (potentiële) prostitutieklanten en die [slachtoffer] en/of afspraken gemaakt met (potentiële) prostitutieklanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen en/of
- die [slachtoffer] toegevoegd aan de voor de prostitutie gebruikte WhatsApp-groep en/of
- zich (een deel van) de inkomsten van voornoemde prostitutiewerkzaamheden toegeëigend.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Inleiding
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft op 16 mei 2020 via WhatsApp contact opgenomen met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Ze wist dat [medeverdachte 1] als prostituee haar geld verdiende en vroeg of zij misschien werk voor haar had. [medeverdachte 1] en [slachtoffer] zijn vervolgens naar hotels in Den Haag en Almere gegaan, waar zij betaalde seks hebben gehad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 mei 2020 zijn [medeverdachte 1] en [slachtoffer] naar Apeldoorn gegaan. Ze konden daar voor
€ 80,- per dag een appartement van een man huren aan de [adres 2] , waar ze klanten konden ontvangen. Op het station van Apeldoorn werden ze opgewacht door twee vrouwen, [medeverdachte 2] , de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 2] , en [verdachte] (verdachte). Dit bleken de Personal Assistants van [medeverdachte 1] te zijn. [2] [medeverdachte 1] had telefonisch contact met [medeverdachte 2] gehad en had het nummer van [slachtoffer] aan haar doorgegeven zodat [slachtoffer] kon worden toegevoegd aan de groepsapp. [slachtoffer] is aan de groepsapp toegevoegd toen ze nog in het Bastionhotel in Almere verbleven. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het bestanddeel “uitbuiting” heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het laten werken van een minderjarige in de prostitutie een dermate grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van de minderjarige vormt, dat het een situatie van uitbuiting oplevert, ook als geen financieel voordeel wordt beoogd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat het aandeel van verdachte in de prostitutiewerkzaamheden onvoldoende concreet is komen vast te staan en dat zij niet als medepleger kan worden aangemerkt. Onvoldoende blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking. De raadsman stelt dat de ten laste gelegde periode te ruim is geformuleerd en in het geval van verdachte dient te worden beperkt tot de periode van 21 tot en met 22 mei 2020. Volgens de raadsman heeft verdachte [slachtoffer] niet vervoerd en gehuisvest. Zij heeft daar geen bemoeienis mee gehad en ging alleen met haar vriendin [medeverdachte 2] mee. Verdachte is wel bij de gesprekken in de auto en in de woning geweest, maar niet kan worden bewezen dat zij samen afspraken hebben gemaakt. De enkele aanwezigheid van verdachte in de auto en in de woning is onvoldoende om een oogmerk van uitbuiting aan te kunnen nemen. Daarvoor is ten minste wetenschap aan de zijde van verdachte nodig. Verdachte heeft op vrijdagavond de klantentelefoon beheerd, maar dat was alleen voor [medeverdachte 1] . Ontlastend is dat de groepsapp “Planning [naam 2] ” heette en niet “Planning [naam 2] en [naam 1] ”. De raadsman meent dat er geen bewijs is dat verdachte faciliterende handelingen heeft verricht die [slachtoffer] ertoe hebben gebracht zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling als bedoeld in sub 5 van artikel 273, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Verder heeft verdachte geen voordeel getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] . De raadsman concludeert dat verdachtes aandeel, voor zover dat is te bewijzen, hoogstens zou kunnen worden gekwalificeerd als medeplichtigheid, hetgeen niet is ten laste gelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Juridisch kader
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij zich, kort gezegd, schuldig heeft gemaakt aan de varianten van mensenhandel, zoals omschreven in artikel 273f, eerste lid, sub 2, 5 en 8 Sr. Deze onderdelen zien specifiek op de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting door anderen. Voor een bewezenverklaring hiervan is niet vereist dat komt vast te staan dat sprake is geweest van gebruik van dwangmiddelen. Bij minderjarigen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eventuele instemming van de minderjarige is dan ook irrelevant. Evenmin is van belang dat een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, nu de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is.
De handelingen omschreven in lid 1 sub 2 zijn strafbaar indien deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting en omvat volgens lid 2 in ieder geval uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting. Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze minderjarigen. Indien bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde gedragingen heeft verricht ten opzichte van een minderjarige is sprake van uitbuiting. Verder is van belang dat niet is vereist dat de ander daadwerkelijk is uitgebuit.
In artikel 273f lid 1 sub 5 Sr zijn strafbaar gesteld handelingen, gericht op het zich beschikbaar stellen voor prostitutie. Uitbuiting hoeft als zodanig niet in de tekst van lid 1 sub 5 te worden ingelezen. De betekenis van het bestanddeel “ertoe brengen” moet ruim worden opgevat en omvat ook faciliterende handelingen, ook als deze op verzoek van de minderjarige worden verricht.
In artikel 273f lid 1 sub 8 Sr is strafbaar gesteld het profiteren van het prostitutiewerk van een minderjarige. Voor een bewezenverklaring van mensenhandel is niet doorslaggevend of verdachte uit die situatie al dan niet daadwerkelijk voordeel heeft getrokken.
Beoordeling
De rechtbank stelt allereerst vast dat [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, in de ten laste gelegde periode de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.
Hotels in Den Haag en Almere
De rechtbank is van oordeel dat er in het dossier ten aanzien van de prostitutie in de hotels in Den Haag en Almere geen aanknopingspunten zijn dat anderen dan medeverdachte [medeverdachte 1] daarbij betrokken zijn geweest. Van medeplegen door verdachte in deze periode is dan ook geen sprake. Verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.
Woning in Apeldoorn
[slachtoffer] heeft verklaard dat ze op 21 mei 2020 met [medeverdachte 1] naar Apeldoorn ging. Op het station werden ze opgewacht door de Personal Assistants van [medeverdachte 1] : [medeverdachte 2] en verdachte. In de auto onderweg naar de woning heeft [medeverdachte 1] gevraagd wanneer ze gingen beginnen. [medeverdachte 2] zei dat ze wat hen betrof dezelfde dag gingen beginnen. Verdachte zat toen naast [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] had aan [slachtoffer] verteld hoe het werkte met een Personal Assistant, dat de Personal Assistant op verschillende sites als Kinky en Seksjobs adverteerde en dat met mannen die daarop reageerden afspraken werden gemaakt. [medeverdachte 1] ontving daarvoor € 100,- voor een half uur en € 200,- voor een uur en moest daarvan respectievelijk € 20,- en € 30,- afdragen aan de Personal Assistant. [slachtoffer] had met de Personal Assistants een soort intakegesprek. [medeverdachte 2] vertelde dat ze een appje zouden sturen als er een klant aankwam. Als de klant binnen was, moesten ze in de groepsapp een “duimpje omhoog” sturen en als de klant wegging een “duimpje omlaag”. [slachtoffer] heeft zich aangesloten bij de afspraken van [medeverdachte 1] dat voor een half uur € 100,- moest worden betaald en voor een uur € 200,-. [4] In het gesprek werd ook gezegd dat [slachtoffer] haar eigen grenzen mocht aangeven en de Personal Assistants waren daarmee akkoord. [medeverdachte 2] en verdachte maakten de afspraken. Via WhatsApp gaven zij door wanneer de klant kwam en welke prijs was afgesproken. De klant moest bij binnenkomst meteen betalen. Op diezelfde middag om 17:00 uur had [slachtoffer] haar eerste klant en later diezelfde avond had ze nog een klant. Op 22 mei 2020 heeft ze met zes of zeven mannen seks gehad. Haar werknaam was [naam 1] , die van [medeverdachte 1] [naam 2] . [5]
Volgens [medeverdachte 1] was [medeverdachte 2] de planner voor overdag en nam verdachte het om 18:00 uur over. [6]
In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] is in WhatsApp een groepsapp aangetroffen met de naam “Planning [naam 2] ”. De groep is gestart op 20 mei 2020 en de laatste activiteit was op 23 mei 2020. De eigenaar van de groep is de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . De groep bestond uit zes deelnemers:
  • [telefoonnummer 2] , toebehorend aan [medeverdachte 3] ;
  • [telefoonnummer 3] , toebehorend aan [medeverdachte 1] ;
  • [telefoonnummer 4] , toebehorend aan [medeverdachte 2] ;
  • [telefoonnummer 5] , toebehorend aan verdachte;
  • [telefoonnummer 1] , toebehorend aan [slachtoffer] ;
  • [telefoonnummer 6] , vermoedelijk de werktelefoon.
Uit onderzoek van de telefoon van [medeverdachte 1] is gebleken dat [telefoonnummer 6] aan haar vraagt of ze het telefoonnummer van haar vriendin mogen hebben zodat die ook in de groepsapp kan worden gezet. [medeverdachte 1] heeft toen de naam “ [slachtoffer] ” en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] doorgegeven. Ook is gevraagd naar de ‘artiestennaam’, waarna [medeverdachte 1] heeft doorgegeven dat de artiestennaam [naam 1] is. [8]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat een dame van plezier meestal een telefonist heeft die voor hun de klanten te woord staat. Zij was telefoniste en werkte sinds kort samen met verdachte, een vriendin van haar. Toen ze met [naam 2] , de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1] , belde, hoorde ze op de achtergrond een meisje praten. [medeverdachte 1] zei dat dit meisje haar beste vriendin was en bij haar woonde en dat ze haar graag mee wilde nemen. Volgens [medeverdachte 1] wilde ze ook werken, maar had ze nog niet zo veel ervaring. [medeverdachte 2] is samen met verdachte naar het station in Apeldoorn gereden om hen daar op te halen. Ze zijn naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 3] gereden en hebben daar kennisgemaakt. Verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [slachtoffer] en zij waren daarbij aanwezig. Tijdens de intake hebben ze gevraagd hoeveel klanten ze wilden. [medeverdachte 1] heeft tijdens het gesprek verteld over de betaalafspraken, wat voor handelingen ze wel en niet zouden doen en over het ‘duimpje’ voor de klanten. In de auto was al besproken dat [slachtoffer] betaalde seks zou hebben.
[medeverdachte 2] had een telefoon met een Lebara simkaart. Daar konden de klanten op bellen. De klanten die belden of appten, vertelden hoe lang ze wilden en zij of verdachte plande dan een tijd in. De klant moest appen dat hij in de buurt bij de ingang van het flatgebouw stond. Daarna gaf zij of verdachte het huisnummer van de woning van [medeverdachte 3] . Alle afspraken werden naar [medeverdachte 1] geappt. Zij en [slachtoffer] keken onderling wie de klant zou nemen. [medeverdachte 1] had van tevoren al aangegeven welke prijzen ze hanteerde. Op de Lebara telefoon stond ook een groepsapp met de naam “Planning [naam 2] ”. In de titel stond bewust niet ‘ [naam 2] en [slachtoffer] ’, omdat [medeverdachte 1] in eerste instantie zou werken. [9]
De rechtbank stelt op grond van de vaststaande feiten en de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] al voor haar vertrek naar Apeldoorn contact had met medeverdachte [medeverdachte 2] en dat zij afspraken dat [medeverdachte 2] de planning van klanten op zich zou nemen voor [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft aangegeven dat [slachtoffer] bij haar was en dat [slachtoffer] met haar mee zou komen. Op 20 mei 2020 is een groepsapp gemaakt met de naam “Planning [naam 2] ”. Ook het telefoonnummer van [slachtoffer] is die dag toegevoegd aan de groepsapp. [medeverdachte 1] en [slachtoffer] zijn op 21 mei 2020 naar Apeldoorn gereisd en zijn opgehaald door [medeverdachte 2] en verdachte. Ze zijn naar de woning van [medeverdachte 3] gebracht en hebben daar een intakegesprek gehad. In de auto en tijdens het intakegesprek in de woning is gesproken over de afspraken rondom de prostitutiewerkzaamheden, de aard van de werkzaamheden en de betaling. Op 21 en 22 mei 2020 heeft [slachtoffer] tegen betaling seks gehad met meerdere klanten.
Betwist wordt dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger.
De rechtbank overweegt als volgt.
In de WhatsApp van de telefoon van [slachtoffer] is de groepsapp “planning [naam 2] ” aangetroffen. Daarin zijn onder meer de volgende berichten aangetroffen:
  • Op 21 mei 2020 heeft [slachtoffer] omstreeks 21:05 uur gevraagd hoe het zit met de lakens verwisselen enz. De vorige klant zweette heel erg en ze moeten er vannacht onder slapen.
  • Op 22 mei 2020 heeft [medeverdachte 1] om 00:41 uur geappt dat [slachtoffer] heeft gezegd dat ze een beetje bang is in d’r eentje, dus ze wil eerst een keertje met haar, [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] , de rechtbank begrijpt [medeverdachte 2] , heeft geantwoord dat dat goed is en dat ze een trio kunnen doen. Dan kan [slachtoffer] even wennen. [slachtoffer] heeft om 00:41 geschreven dat ze dat escortgebeuren niet zo durft, in het huis vindt ze leuk.
  • Op 22 mei 2020 om 11:12 uur vraagt [slachtoffer] om glijmiddel.
Ook in de telefoon van Dan is de groepsapp “Planning [naam 2] ” aangetroffen. Daarbij zijn onder meer de volgende berichten aangetroffen:
  • Verdachte op 22 mei 2020 om 09:34 uur: “Goedemorgen hebben jullie een beetje kunnen slapen”.
  • [slachtoffer] op 22 mei 2020 om 09:46: “ja hoor, ben als nog wel moe maarja (emoticon)”.
  • Verdachte op 22 mei 2020 om 09:49 uur: “Ja snap ik was gisteren ook wel een spannende dag eerst de ontmoeting met ons en je weet maar nooit welke maffe gasten je tegen komt..nou zijn wij ook wel een beetje gek en dan ook nog werken”.
  • [medeverdachte 2] op 22 mei 2020 om 18:42 uur: “Vanavond 22:30 laatste. En dan kan [naam 2] escort doen en [naam 1] lekker gaan douchen en slapen. Daar knap je vast van op. En als je een slaappilletje nodig hebt dan heeft [verdachte] die wel voor je”.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte zelf het intakegesprek met [medeverdachte 1] en [slachtoffer] heeft gedaan. [slachtoffer] vroeg van alles en verdachte gaf daar antwoord op. [slachtoffer] vroeg aan verdachte of ze tv mocht kijken. Verdachte heeft daarop geantwoord dat dat natuurlijk mocht. [slachtoffer] heeft ook gevraagd of als een man haar een klap op de kont wilde geven en zij dat niet wilde ze dat kon aangeven. Verdachte heeft daarop geantwoord “natuurlijk mag je dat aangeven de keuze is aan jou”. Het was volgens [medeverdachte 2] duidelijk dat verdachte wist dat er twee meiden kwamen die wilden werken. Ze hebben het er samen ook over gehad in de auto. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij wist wie zij van het station ging ophalen en dat zij de auto heeft bestuurd. Ze heeft [medeverdachte 1] en [slachtoffer] opgehaald en naar de woning van [medeverdachte 3] gebracht. Zij was de “andere planner”. Zij zat met haar privénummer in de appgroep. Bij het intakegesprek is ze aanwezig geweest. Op vrijdag heeft ze om 18:00 uur de telefoon gekregen. De gesprekken heeft zij ’s avonds met die telefoon gedaan. De volgende dag heeft ze rond 8:00 uur de telefoon bij [medeverdachte 2] in de brievenbus gegooid. [13]
De rechtbank leidt uit voormelde bewijsmiddelen af dat verdachte, anders dan zij wil doen geloven, wist dat [slachtoffer] met [medeverdachte 1] was meegekomen om prostitutiewerk te doen. Verdachte heeft de auto waarmee [medeverdachte 1] en [slachtoffer] van het station zijn opgehaald bestuurd en is naar de woning van [medeverdachte 3] gereden. Uit meerdere bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat in de auto al is gesproken over de prostitutiewerkzaamheden. Daarnaast blijkt uit meerdere bewijsmiddelen dat verdachte bij het intakegesprek in de woning aanwezig was en heeft [medeverdachte 2] verklaard dat verdachte daarbij vragen van [slachtoffer] heeft beantwoord.
De rechtbank overweegt verder dat ook uit berichten in de groepsapp blijkt dat [slachtoffer] klanten ontving. Zo heeft zij onder meer gevraagd om schone lakens omdat de vorige klant heel erg zweette en heeft zij ook gevraagd om glijmiddel. Op 22 mei 2020 heeft verdachte een berichtje in de groepsapp gezet waarin verdachte vroeg of ze goed hadden geslapen. Daarop heeft [slachtoffer] gereageerd dat ze nog wel wat moe was. Verdachte heeft daarop gereageerd dat het een spannende dag was met de ontmoeting en dat ze ook nog moest werken. Anders dan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, stelt de rechtbank vast dat verdachte wel actief was in de appgroep en dat zij gezien de aard van de berichten ook op de hoogte was van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . Daarnaast staat vast dat verdachte als planner actief was. Dat zij dacht alleen van doen te hebben met [medeverdachte 1] acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft daarmee een grotere rol gehad dan de door de raadsman hoogstens gestelde medeplichtigheid. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , verdachteen [medeverdachte 1] een substantiële rol hebben gespeeld met betrekking tot de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . [medeverdachte 3] heeft zijn woning ter beschikking gesteld, [medeverdachte 2] en verdachte hebben [slachtoffer] en [medeverdachte 1] opgehaald van het station en hen naar de woning van [medeverdachte 3] gebracht. In de woning is een intakegesprek gevoerd waar verdachte en alle medeverdachten bij aanwezig waren. Daar is gesproken over afspraken rondom de prostitutiewerkzaamheden. [medeverdachte 2] en verdachte hebben zich vervolgens beziggehouden met de planning van klanten en afspraken met hen gemaakt.
Nu duidelijk was dat [slachtoffer] prostitutiewerkzaamheden zou gaan verrichten en ook daadwerkelijk heeft verricht, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen gedurende de periode van 20 mei 2020, het moment waarop [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] telefonisch contact hebben gehad en [slachtoffer] is toegevoegd aan de groepsapp “Planning [naam 2] ”, tot en met 22 mei 2020, het moment dat [slachtoffer] ’s avonds de woning heeft verlaten.
Ten aanzien van de prostitutie in de woning in Apeldoorn acht de rechtbank op basis van het voorgaande bewezen dat verdachte dan wel de medeverdachten:
  • [slachtoffer] hebben toegevoegd aan de groepsapp “Planning [naam 2] ”, die voor de prostitutiewerkzaamheden werd gebruikt;
  • [slachtoffer] naar de woning op het adres [adres 2] in Apeldoorn hebben gebracht, haar daar hebben laten verblijven, en dat zij die woning als werkplek voor prostitutiewerkzaamheden ter beschikking hebben gesteld;
  • [slachtoffer] uitleg en/of instructies gegeven over de te verrichten prostitutiewerkzaamheden;
  • contacten hebben onderhouden met (potentiële) prostitutieklanten, afspraken met hen tot stand hebben gebracht en daarbij afspraken hebben gemaakt over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen.
Verdachte en de medeverdachten hebben hiermee handelingen verricht waarvan zij wisten dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Daarbij is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de taken onderling waren verdeeld. Zij hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan artikel 273f, lid 1 sub 5, Sr.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte financieel voordeel heeft genoten of anderszins op geld waardeerbaar voordeel heeft getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . De rechtbank heeft in het dossier geen aanwijzingen aangetroffen dat verdachte en/of [medeverdachte 2] van [slachtoffer] geld hebben ontvangen voor door haar verrichte werkzaamheden als planner. Ook blijkt niet dat [medeverdachte 3] geld heeft ontvangen voor de huur van de woning. Integendeel. Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] de eerste avond in de woning € 50,- aan [medeverdachte 3] heeft betaald, waarop [medeverdachte 3] zei dat het € 50,- per persoon was, maar dat € 80,- goed was. De € 20,-, de rechtbank begrijpt € 30,-, konden ze laten zitten. Ten aanzien van 22 mei 2020 heeft [slachtoffer] verklaard dat zij en [medeverdachte 1] het geld uit de envelop eerlijk hebben verdeeld, dat zij € 650,- kreeg en dat [medeverdachte 1] niet aan haar had verteld dat de anderen nog geld zouden krijgen.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier evenmin blijkt dat [medeverdachte 1] financieel voordeel heeft genoten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . [medeverdachte 1] en [slachtoffer] hebben de inkomsten die zij voor hun werkzaamheden hebben ontvangen gelijkelijk verdeeld. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte en/of de medeverdachten voordeel hebben gehad en zich schuldig hebben gemaakt aan artikel 273f, lid 1 sub 8, Sr.
De rechtbank acht ook artikel 273, lid 1 sub 2, Sr niet bewezen. De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode minderjarig was niet per definitie betekent dat sprake is van uitbuiting. Uit het dossier komt naar voren dat [medeverdachte 1] al in de prostitutie zat. Na eerdere slechte ervaringen met een illegaal escortbedrijf in Haarlem, was [medeverdachte 1] op zoek naar een andere planner. Als ze zelf klanten moest regelen, dan had ze er drie op een dag, met een planner had ze er wel tien. Ze heeft daarom op internet gezocht naar een planner en kwam in contact met [medeverdachte 2] . De bedoeling was dat [medeverdachte 2] en verdachte voor [medeverdachte 1] de klantcontacten op zich zouden nemen en dat de prostitutiewerkzaamheden in de woning van [medeverdachte 3] zouden plaatsvinden. Ook de naam van de groepsapp lijkt in die richting te wijzen. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] vervolgens laten meeliften met haar activiteiten kennelijk met het doel haar kennis te laten maken met de prostitutie. De rechtbank overweegt dat niet blijkt dat verdachte of een van de medeverdachten economisch voordeel heeft genoten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . De rechtbank acht daarom “het oogmerk van uitbuiting” niet wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in
of omstreeksde periode van 14 mei 2020 t/m 23 mei 2020 te
Enschede,Apeldoorn
en/of te Almere en/of te Den Haag en/of elders in Nederland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ten aanzien van een ander, genaamd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, (werknaam [naam 1] )
(sub 2)
heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of
(sub 5)
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer]enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en/of haar mededader
(s
)wist
(en
) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoedendat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofhaar mededader
(s
)
- die [slachtoffer] laten verblijven in een woning, en die woning als werkplek voor
prostitutiewerkzaamheden ter beschikking gesteld en
/ofhaar daar naar toe gereden en
/of
- hotelkamer(s) voor die [slachtoffer] geregeld om als werkplek voor de prostitutie te gebruiken en/ofdie [slachtoffer] uitleg en
/ofinstructies gegeven over de te verrichten prostitutiewerkzaamheden en
/of
- contacten onderhouden met (potentiële) prostitutieklanten en
/ofafspraken tot stand gebracht met (potentiële) prostitutieklanten en die [slachtoffer] en
/ofafspraken gemaakt met (potentiële) prostitutieklanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en
/ofde daarvoor te betalen bedragen en
/of
- die [slachtoffer] toegevoegd aan de voor de prostitutie gebruikte WhatsApp-groep
en/of
- zich (een deel van) de inkomsten van voornoemde prostitutiewerkzaamheden toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Mensenhandel, gepleegd door twee of meer personen, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd inhoudend dat verdachte geen contact mag hebben met [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat niet alleen moet worden gekeken naar de aard van het feit, maar ook naar de achtergrond en de rol van [slachtoffer] en de rol van verdachte. Hij heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In het geval van een gevangenisstraf is ze haar plaats bij het begeleid wonen project kwijt en zal het contact met haar dochter stoppen. De raadsman heeft verzocht de straf te beperken tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel acht de raadsman niet nodig. Verdachte heeft in de afgelopen twee jaren geen contact gehad of gezocht met [slachtoffer] .
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met haar mededaders schuldig gemaakt aan mensenhandel van een destijds 17-jarig meisje. Verdachte heeft [slachtoffer] opgehaald van het station en haar naar de woning gebracht die [medeverdachte 3] ter beschikking had gesteld. Ook is zij betrokken geweest bij de afspraken die zijn gemaakt tijdens het intakegesprek en heeft zij als planner afspraken gemaakt voor seks tegen betaling. De mededaders hebben bij de mensenhandel een substantiële rol gehad nu de taken verdeeld waren. Mensenhandel maakt een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van slachtoffers, zeker als het zoals in dit geval gaat om een minderjarig slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte en haar mededaders aan dat zij de leeftijd van [slachtoffer] niet hebben gecontroleerd.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen de justitiële documentatie van 20 juni 2022. Daaruit komt naar voren dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten.
De rechtbank heeft daarnaast in aanmerking genomen het reclasseringsadvies van 29 juli 2022 dat over verdachte is opgemaakt. Daaruit komt naar voren dat het sociale netwerk, het psychosociaal functioneren en de verslavingsproblematiek worden gezien als delictgerelateerde factoren. Verdachte laat zich sterk beïnvloeden door anderen. Dit zit ook verweven in haar persoonlijkheid. Verdachte wordt omschreven als een kameleon die zich makkelijk kan aanpassen aan de situatie en daar naartoe handelt. Ze is ruim zes jaar geleden teruggevallen in het gebruik van cocaïne en alcohol. Daarvoor heeft zij meerdere klinische behandelingen gehad, zowel in een vrijwillig kader als tijdens reclasseringstoezicht. Verdachte is ruim vier jaar in beeld bij de forensische poli van Tactus verslavingszorg alwaar een beeld wordt geschetst van een zeer belastende voorgeschiedenis, waarin verdachte meerdere traumatische ervaringen heeft opgedaan. Er worden sterke aanwijzingen gezien voor in ieder geval persoonlijkheidsproblematiek en gebrekkige impulsbeheersing. De psychische problematiek van verdachte houdt de verslaving in stand en andersom houdt de verslaving haar psychische problematiek in stand. Vanwege het middelengebruik is diagnostisch onderzoek niet van de grond gekomen. De afgelopen periode is er meermalen ingezet op kortdurende klinische opnames ten behoeve van crisis of detoxificatie. In zowel de relationele sfeer als binnen de familiaire sfeer spelen op en af zaken waar verdachte zich zorgen over maakt en waardoor spanningen oplopen en zij verder psychisch kan ontregelen.
De reclassering schat het recidiverisico in als hoog, het risico op letselschade als gemiddeld-hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden als laag-gemiddeld. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), meewerken aan diagnostiek, een contactverbod en optioneel een drugsverbod en een locatieverbod. De reclassering ziet alleen meerwaarde in het opleggen van een strak juridisch kader met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande een gevangenisstraf passend en geboden. Met betrekking tot de duur daarvan heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het LOVS en naar soortgelijke zaken in de jurisprudentie. Verder is rekening gehouden met de relatief korte duur van de periode waarover de mensenhandel heeft plaatsgevonden. Ook is gekeken naar de straffen die in de zaken van twee van de medeverdachten zijn opgelegd.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 180 dagen gerechtvaardigd. Daarvan zal een deel, 176 dagen, in voorwaardelijke vorm worden opgelegd als stok achter de deur en om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank zal aan de voorwaardelijk opgelegde straf de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank zal daarbij ook het optioneel geadviseerde drugsverbod als bijzondere voorwaarde opleggen nu verdachte de reclassering zelf heeft gevraagd om een dergelijk verbod. De rechtbank acht het ook noodzakelijk voor het slagen van de (klinische) behandeling en het aanpakken van de persoonlijkheidsproblematiek dat verdachte geen drugs gebruikt. De rechtbank ziet geen aanleiding om het optioneel geadviseerde locatieverbod aan verdachte op te leggen. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op drie jaren.
De rechtbank zal verdachte daarnaast een taakstraf opleggen van 120 uur.
De door de rechtbank gekozen strafmodaliteiten zijn anders en lager dan door de officier van justitie is gevorderd, onder meer omdat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. De rechtbank overweegt dat in het kader van schorsingsvoorwaarden onder meer een contactverbod met [slachtoffer] aan verdachte was opgelegd. Niet is gebleken dat verdachte contact met haar heeft gezocht of geprobeerd te zoeken. De reclassering heeft niet tot een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel geadviseerd. De rechtbank ziet dan ook niet in wat de toegevoegde waarde van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zou zijn en ziet er daarom vanaf.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 250,70 aan materiële schade en € 12.500,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij vanwege de door hem bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering te ingewikkeld is. Aan [slachtoffer] kleeft een hele voorgeschiedenis. Het causaal verband en de mate van toerekening moet nader worden bepaald. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht het bedrag te matigen tot maximaal € 1.000,- gezien het geringe aandeel van verdachte en de kortere pleegperiode dan is ten laste gelegd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten voor het eigen risico en de telefoonkosten niet inhoudelijk zijn betwist. Deze schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft het eigen risico en de telefoonkosten, een bedrag van in totaal € 162,-, kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 BW valt.
Door het bewezen verklaarde feit is de benadeelde partij op andere wijze in de persoon aangetast. Er is immers inbreuk op haar lichamelijke en geestelijke integriteit gemaakt. Dit is mede aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt bij het toewijzen van het smartengeld rekening met de volgende omstandigheden;
  • de aard en de ernst van het feit;
  • de korte tijd waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
  • het feit dat de prostitutie niet onder dwang heeft plaatsgevonden;
  • de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen.
Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.500,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Rente
Verdachte is vanaf 22 mei 2020 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de reiskosten die zijn gemaakt voor bezoeken aan haar advocaat en aan het Openbaar Ministerie. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 113,70, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05-053275-19)

De politierechter heeft verdachte op 7 november 2019 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van die straf gevorderd.
De raadsman heeft verzocht de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd. De rechtbank zal in plaats van een gevangenisstraf een taakstraf van 200 uren gelasten omdat een detentie het behandelingstraject waarin verdachte nu zit zal doorkruisen. Daarnaast meent de reclassering dat verdachte gemakkelijk negatief is te beïnvloeden en onvoldoende assertief is om haar grenzen aan te geven. Dit zal na een detentie een risico verhogend effect hebben.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 176 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich uiterlijk
binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonniszal melden bij de reclassering GGZ Tactus Zutphen, Verlengde Ooyerhoekseweg 30, 7207 BJ in Zutpgen (telefoonnummer 088-3822887) en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich in de proeftijd gedurende een jaar, of zoveel korter als de behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in een kliniek van Tactus, althans een soortgelijke intramurale instelling, en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de forensische poli van Tactus verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die in dat kader door de zorgverlener worden gegeven. Voor zover sprake is van terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • verdachte werkt mee aan het verkrijgen van diagnostische gegevens. Wanneer het ambulant niet lukt, werkt zij mee aan een diagnostiek opname zolang de reclassering dit in overleg met de zorgverlener nodig acht;
- verdachte gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten het kortverblijfhuis van J.P. van den Bent of een andere instelling voor beschermd wonen te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte zal zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
  • verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met aangeefster [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, adres onbekend, of de medeverdachten [medeverdachte 3] , wonend aan de [adres 2] in Apeldoorn, [medeverdachte 2] , wonende aan de [adres 3] in Apeldoorn en [medeverdachte 1] , wonende aan de [adres 4] in Bussum, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer] van € 162,- aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 113,70;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 162,- aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 36 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf een taakstraf gedurende 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en
mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 augustus 2022.
Mr. Van de Sande is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2020232993, gesloten op 23 december 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
3.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] , p. 56.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30; processen-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] , p. 43, 47, 58.
5.Processen-verbaal van bevindingen, p. 28, 30.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , p. 521
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 200-201.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 412-413.
9.Processen-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 678, 680-682, 692-693, 702.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 122-123.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 202-203, 208.
12.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 699, 701.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 augustus 2022.