ECLI:NL:RBGEL:2022:5102

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
05/780021-20 vs
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel met betrekking tot een minderjarig meisje

Op 29 augustus 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel met betrekking tot een minderjarig meisje. De verdachte, geboren in 2001, werd ervan beschuldigd dat zij in de periode van 14 mei 2020 tot en met 23 mei 2020, samen met anderen, een minderjarige genaamd [slachtoffer] (geboren in 2002) heeft vervoerd, gehuisvest en haar heeft aangezet tot prostitutie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en het slachtoffer samen naar hotels in Den Haag en Almere zijn gegaan, waar het slachtoffer tegen betaling seks heeft gehad met klanten. De verdachte heeft het slachtoffer begeleid en instructies gegeven over de prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, maar sprak haar vrij van het ten laste gelegde oogmerk van uitbuiting, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte financieel voordeel had getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 180 dagen op, waarvan 141 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 40 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor materiële schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/780021-20
Datum uitspraak : 29 augustus 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. J.P. Plasman, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 14 mei 2020 t/m 23 mei 2020 te Enschede, Apeldoorn en/of te Almere en/of te Den Haag en/of elders in Nederland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002 (werknaam: [naam 1] ),
(sub 2)
heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of
(sub 5)
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s)
- die [slachtoffer] laten verblijven in een woning, en die woning als werkplek voor
prostitutiewerkzaamheden ter beschikking gesteld en/of haar daar naar toe gereden en/of
- hotelkamer(s) voor die [slachtoffer] geregeld om als werkplek voor de prostitutie te gebruiken en/of - die [slachtoffer] uitleg en/of instructies gegeven over de te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- contacten onderhouden met (potentiële) prostitutieklanten en/of afspraken tot stand gebracht met (potentiële) prostitutieklanten en die [slachtoffer] en/of afspraken gemaakt met (potentiële) prostitutieklanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen en/of
- die [slachtoffer] toegevoegd aan de voor de prostitutie gebruikte WhatsApp-groep en/of
- zich (een deel van) de inkomsten van voornoemde prostitutiewerkzaamheden toegeëigend.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft op 16 mei 2020 via WhatsApp contact opgenomen met verdachte. [2] Ze wist dat verdachte als prostituee haar geld verdiende. Ze appte dat ze thuis ruzie had en dat ze 18 zou worden en dat zij geen werk en inkomen had. Ze vroeg of verdachte misschien werk voor haar had. Verdachte kon wel wat regelen, maar alleen als zij, [slachtoffer] , het echt vrijwillig deed en er voor 100% achterstond. Verdachte heeft haar vervolgens de volgende dag gebeld en gezegd dat zij op 18 mei, de rechtbank begrijpt 18 mei 2020, een klant had in het Ibis hotel in Den Haag. Ze zijn samen daarheen gegaan. In het hotel hebben ze een trio gehad met een man. Zij hebben hier allebei € 300,- mee verdiend. Verdachte stelde [slachtoffer] tijdens de seks gerust. Ze zijn vervolgens naar Almere gegaan waar zij drie nachten op naam van verdachte in een hotel hebben verbleven. [3] In het Bastion hotel heeft ze twee klanten voor seks gehad. [4] Verdachte vertelde [slachtoffer] hoe ze alles deed en liet haar zien hoe ze dat deed. [5] Ook vertelde ze toen hoe het werkte met een Personal Assistant, dat de Personal Assistant op verschillende sites als Kinky en Seksjobs adverteerde en dat met mannen die daarop reageerden afspraken werden gemaakt. Verdachte ontving daarvoor € 100,- voor een half uur en € 200,- voor een uur en moest daarvan respectievelijk € 20,- en € 30,- afdragen aan de Personal Assistant.
Op 21 mei 2020 zijn verdachte en [slachtoffer] naar Apeldoorn gegaan. Ze konden daar voor € 80,- per dag een appartement van een man huren aan de [adres 2] , waar ze klanten konden ontvangen. Op het station van Apeldoorn werden ze opgewacht door twee vrouwen, [medeverdachte 2] , de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 3] , de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 3] . Dit bleken de Personal Assistants van verdachte te zijn. [6] Verdachte had telefonisch contact met [medeverdachte 2] gehad en had het nummer van [slachtoffer] aan haar doorgegeven zodat [slachtoffer] kon worden toegevoegd aan de groepsapp. [slachtoffer] is aan de groepsapp toegevoegd toen ze nog in het Bastionhotel in Almere verbleven. In de auto onderweg naar de woning is besproken wanneer ze zouden beginnen. In de woning hadden ze een gesprek. [medeverdachte 2] vertelde dat ze een appje zouden sturen als er een klant aankwam. Als de klant binnen was, moesten ze in de groepsapp een “duimpje omhoog” sturen en als de klant wegging een “duimpje omlaag”. [slachtoffer] heeft zich aangesloten bij de afspraken van verdachte dat voor een half uur € 100,- moest worden betaald en voor een uur € 200,-. [7] In het gesprek werd ook gezegd dat [slachtoffer] haar eigen grenzen mocht aangeven. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] maakten de afspraken. Via WhatsApp gaven zij door wanneer de klant kwam en welke prijs was afgesproken. De klant moest bij binnenkomst meteen betalen. Op diezelfde middag om 17:00 uur had [slachtoffer] haar eerste klant en later die avond had ze nog een klant. Op 22 mei 2020 heeft ze met zes of zeven mannen seks gehad. Haar werknaam was [naam 1] , die van verdachte [naam 2] . [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het bestanddeel “uitbuiting” heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het laten werken van een minderjarige in de prostitutie een dermate grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van de minderjarige vormt, dat het een situatie van uitbuiting oplevert, ook als geen financieel voordeel wordt beoogd. Verder heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte heeft meegeprofiteerd van het sekswerk van [slachtoffer] nu klanten voor trio’s meer moesten betalen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor artikel 273f, lid 1 sub 2 en sub 8, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hij heeft daartoe naar voren gebracht dat de seksuele uitbuiting niet kan worden ingelezen zoals door de officier van justitie is betoogd. Het gaat dan wel om een minderjarig meisje, maar er is geen sprake van uit feitelijke verhoudingen vloeiend overwicht. Verdachte en [slachtoffer] waren vriendinnen en [slachtoffer] wilde zich hoereren. Verdachte heeft ook geen voordeel gehad. Het doen van een trio leverde per saldo een lager uurloon op en niet blijkt dat daarvoor minder werkzaamheden behoefden te worden verricht. Ook heeft verdachte geen geld van [slachtoffer] toegeëigend. De raadsman heeft zich ten aanzien van artikel 273f, lid 1 sub 5, Sr. gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Juridisch kader
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij zich, kort gezegd, schuldig heeft gemaakt aan de varianten van mensenhandel, zoals omschreven in artikel 273f, eerste lid, sub 2, 5 en 8 Sr. Deze onderdelen zien specifiek op de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting door anderen. Voor een bewezenverklaring hiervan is niet vereist dat komt vast te staan dat sprake is geweest van gebruik van dwangmiddelen. Bij minderjarigen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eventuele instemming van de minderjarige is dan ook irrelevant. Evenmin is van belang dat een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, nu de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is.
De handelingen omschreven in lid 1 sub 2 zijn strafbaar indien deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting en omvat volgens lid 2 in ieder geval uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting. Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze minderjarigen. Indien bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde gedragingen heeft verricht ten opzichte van een minderjarige is sprake van uitbuiting. Verder is van belang dat niet is vereist dat de ander daadwerkelijk is uitgebuit.
In artikel 273f lid 1 sub 5 Sr zijn strafbaar gesteld handelingen, gericht op het zich beschikbaar stellen voor prostitutie. Uitbuiting hoeft als zodanig niet in de tekst van lid 1 sub 5 te worden ingelezen. De betekenis van het bestanddeel “ertoe brengen” moet ruim worden opgevat en omvat ook faciliterende handelingen, ook als deze op verzoek van de minderjarige worden verricht.
In artikel 273f lid 1 sub 8 Sr is strafbaar gesteld het profiteren van het prostitutiewerk van een minderjarige. Voor een bewezenverklaring van mensenhandel is niet doorslaggevend of verdachte uit die situatie al dan niet daadwerkelijk voordeel heeft getrokken.
Beoordeling
De rechtbank stelt allereerst vast dat [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, in de ten laste gelegde periode de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.
Hotels in Den Haag en Almere
Op 17 mei 2020 heeft verdachte een geluidsbericht naar [slachtoffer] gestuurd. Daarin zegt ze:
“Kijk weetje wat het is, er wordt gewoon een advertentie voor jou online gezet. En dan word er in die advertentie ook beschreven wat je allemaal wel en wat je niet doet, dus bijvoorbeeld met condoom, geen anaal, geen SM weetje wel, gewoon dat soort dingen. Dat wordt er allemaal ingezet, dus eigenlijk is het best standaard seks zeg maar. Je begint, je kleed jezelf uit of je kleed elkaar uit. En daarna begin je gewoon een beetje met aftrekken, en als hij dan stijf genoeg is dan begin je met pijpen. Het kan zijn dat hij eerst begint met jou te vingeren. En als jij het toe laat jou beffen. Als je dat wil tenminste. En daarna als hij stijf is doe je het oude condoom er af en doe je het nieuwe condoom om. Ja of niet wat jij wil, ik doe altijd wel een nieuw condoom om. En daarna hebben jullie gewoon seks, en als hij één keer is klaargekomen dan zijn jullie gewoon klaar. Dan moet hij zich weer gaan aankleden en dan doe jij gewoon iets van een badjas aan en daarna ga je douchen. Als hij zich heeft aangekleed dat gaat hij weer weg. Hij heeft jou van te voren die geld gegeven. Want voor je die geld hebt laatje hem gewoon niet binnen. Ja dat eigenlijk, en als hij iets doet wat niet fijn vindt, bijvoorbeeld dat hij je te hard spankt, dan moet je dat gewoon even aangeven dan houden ze daar wet rekening mee.”
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte niet zelf een advertentie op Seksjobs had, maar reageerde op advertenties van mannen. Zij en verdachte hadden allebei een nepmail. Het contact met de mannen ging dan verder via de e-mail. [9]
Verdachte heeft verklaard dat ze naar Den Haag zijn geweest. Zij heeft gereageerd op een advertentie van een man op Seksjobs en heeft een afspraak met hem gemaakt.
Hij wilde € 600,- betalen, € 300,- per persoon, en hij wilde daarvoor onbeschermde seks. Na Den Haag zijn ze met de metro en de trein naar Almere gereisd. Daar reageerden zij en [slachtoffer] op advertenties op Seksjobs. Verdachte kreeg meer reacties omdat ze Nederlandse is. Als verdachte reacties op Seksjobs kreeg, probeerde ze de klanten een beetje op te geilen. Ze vroeg of ze alleen met haar kwamen spelen of ook met haar vriendin. Die nacht hebben ze trio’s gehad. [slachtoffer] heeft ook seks gehad met [naam 3] , een vriend van verdachte. [naam 3] had samen met een meisje een illegaal escortbureau in Haarlem. Verdachte is daar weggegaan omdat ze de helft van haar geld moest afstaan. Dat was net voordat het contact met [slachtoffer] weer op gang kwam. Verdachte zag toen een advertentie van twee vrouwen op de site in Apeldoorn. Daar heeft ze op gereageerd. Daar hoefde ze minder te betalen en had ze een plek om klanten te laten komen. De planners, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , had ze pas een paar dagen. Dat was alleen in de omgeving van Apeldoorn. [10]
De rechtbank stelt op grond van de vaststaande feiten en de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer] verdachte, van wie zij wist dat zij in de prostitutie werkte, op 16 mei 2020 heeft benaderd met de vraag of zij werk voor haar had. Verdachte heeft haar een dag later laten weten dat zij op 18 mei 2020 een klant had in het Ibis Hotel in Den Haag. Verdachte heeft met de klant afspraken gemaakt over de wijze waarop de seks zou plaatsvinden, te weten onbeschermde seks, en het geld dat zij daarvoor zouden krijgen. Verdachte en [slachtoffer] zijn samen naar Den Haag gegaan en hebben een trio gehad met een man. Daarvoor hebben zij elk
€ 300,- ontvangen. Ze zijn daarna naar het Bastion hotel in Almere gegaan waar zij drie nachten hebben verbleven. Daar hebben ze gereageerd op advertenties op Seksjobs, waarbij verdachte meer reacties kreeg dan [slachtoffer] . Verdachte sprak met een aantal klanten af dat zij een trio zouden hebben, waaraan [slachtoffer] mee deed. Verdachte heeft [slachtoffer] uitgelegd hoe zij het deed en dat ook aan [slachtoffer] laten zien. Verdachte en [slachtoffer] zijn op 21 mei 2022 naar Apeldoorn gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat er in het dossier ten aanzien van de prostitutie in de hotels in Den Haag en Almere geen aanknopingspunten zijn dat er sprake is geweest van medeplegen door een of meer anderen.
Nu verdachte en/of [slachtoffer] de contacten met de mannen zelf hebben geregeld, ziet de rechtbank aanleiding het ten laste gelegde feit te splitsen in een deel waarbij verdachte alleen heeft gehandeld en een deel waarbij sprake is van medeplegen. De periode waarin verdachte alleen heeft gehandeld loopt van 16 mei 2020, het moment dat [slachtoffer] contact met verdachte zocht, tot en met 21 mei 2020, het moment dat zij naar Apeldoorn zijn gereisd.
Ten aanzien van de prostitutie in de hotels in Den Haag en Almere acht de rechtbank op basis van het voorgaande bewezen dat verdachte:
  • hotelkamers voor [slachtoffer] heeft geregeld om als werkplek voor de prostitutie te gebruiken;
  • [slachtoffer] uitleg en/of instructies heeft gegeven over de te verrichten prostitutiewerkzaamheden;
  • contacten heeft onderhouden met (potentiële) prostitutieklanten en afspraken met hen heeft gemaakt over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en de daarvoor te betalen bedragen.
Verdachte heeft hiermee handelingen verricht waarvan zij wist dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Zij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan artikel 273f, lid 1 sub 5, Sr.
Hoewel de leeftijd van [slachtoffer] is geobjectiveerd, acht de rechtbank van belang dat verdachte op de hoogte was dat [slachtoffer] nog geen 18 was en voor zover zij dat betwist, onvoldoende heeft gedaan om zich te vergewissen van de leeftijd van [slachtoffer] .
Woning in Apeldoorn
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op de site Seksjobs een advertentie zag van een vrouw, genaamd [medeverdachte 2] , de rechtbank begrijpt [medeverdachte 2] , die op zoek was naar een woning. Hij heeft daarop gereageerd. [medeverdachte 2] had een advertentie geplaatst voor mensen die in de prostitutie wilden werken. Verdachte heeft daarop gereageerd. [medeverdachte 2] en verdachte hadden op woensdag contact. Verdachte gaf door dat ze van donderdag tot zondag zou komen. [medeverdachte 2] vroeg [medeverdachte 1] of hij er problemen mee had als haar vriendin zou meekomen. Op donderdag 21 mei 2020 zijn ze naar hem toe gekomen. Bij het gesprek in zijn woning waren ze allemaal aanwezig: [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , verdachte, [slachtoffer] en [medeverdachte 1] . Nadat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] waren weggegaan hielden ze contact met elkaar via de WhatsAppgroep. [medeverdachte 1] heeft alleen geld van verdachte ontvangen, maar niet van [slachtoffer] . [11]
In de telefoon van [medeverdachte 1] is in WhatsApp een groepsapp aangetroffen met de naam “Planning [naam 2] ”. De groep is gestart op 20 mei 2020 en de laatste activiteit was op 23 mei 2020. De eigenaar van de groep is de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . De groep bestaat uit zes deelnemers:
  • [telefoonnummer 1] , toebehorend aan [medeverdachte 1] ;
  • [telefoonnummer 2] , toebehorend aan verdachte;
  • [telefoonnummer 3] , toebehorend aan [medeverdachte 2] ;
  • [telefoonnummer 4] , toebehorend aan [medeverdachte 3] ;
  • [telefoonnummer 5] , toebehorend aan [slachtoffer] ;
  • [telefoonnummer 6] , vermoedelijk de werktelefoon.
Uit onderzoek van de telefoon van verdachte is gebleken dat [telefoonnummer 6] aan verdachte vraagt of ze het telefoonnummer van haar vriendin mogen hebben zodat die ook in de groepsapp kan worden gezet. Verdachte heeft toen de naam “ [slachtoffer] ” en het telefoonnummer [telefoonnummer 5] doorgegeven. Ook is gevraagd naar de ‘artiestennaam’, waarna verdachte doorgeeft dat de artiestennaam [naam 1] is. [13]
Verdachte heeft aan [slachtoffer] verteld hoe het werkte met een Personal Assistant, dat de Personal Assistant op verschillende sites als Kinky en Seksjobs adverteerde en dat met mannen die daarop reageerden afspraken werden gemaakt. Verdachte ontving daarvoor € 100,- voor een half uur en € 200,- voor een uur en moest daarvan respectievelijk € 20,- en € 30,- afdragen aan de Personal Assistant. [14]
Verdachte heeft verklaard dat ze een planner had die de afspraken en de klanten regelde en advertenties aanmaakte. Daar betaalde ze ook voor. [medeverdachte 2] was de planner voor overdag en [medeverdachte 3] nam het om 18:00 uur over. [15]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat een dame van plezier meestal een telefonist heeft die voor hun de klanten te woord staat. Zij was telefoniste en werkte sinds kort samen met [medeverdachte 3] , een vriendin van haar. Toen ze met [naam 2] , de rechtbank begrijpt verdachte, belde, hoorde ze op de achtergrond een meisje praten. Verdachte zei dat dit meisje haar beste vriendin was en bij haar woonde en dat ze haar graag mee wilde nemen. Volgens verdachte wilde ze ook werken, maar had ze nog niet zo veel ervaring. [medeverdachte 2] is samen met [medeverdachte 3] naar het station in Apeldoorn gereden om hen daar op te halen. Ze zijn naar de woning van [medeverdachte 1] gereden en hebben daar kennisgemaakt. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , verdachte, [slachtoffer] en zij waren daarbij aanwezig. Tijdens de intake hebben ze gevraagd hoeveel klanten ze wilden. Verdachte heeft tijdens het gesprek verteld over de betaalafspraken, wat voor handelingen ze wel en niet zouden doen en over het ‘duimpje’ voor de klanten. In de auto was al besproken dat [slachtoffer] betaalde seks zou hebben.
[medeverdachte 2] had een telefoon met een Lebara simkaart. Daar konden de klanten op bellen. De klanten die belden of appten, vertelden hoe lang ze wilden en zij of [medeverdachte 3] plande dan een tijd in. De klant moest appen dat hij in de buurt bij de ingang van het flatgebouw stond. Daarna gaf zij of [medeverdachte 3] het huisnummer van de woning van [medeverdachte 1] . Alle afspraken werden naar verdachte geappt. Zij en [slachtoffer] keken onderling wie de klant zou nemen. Verdachte had van tevoren al aangegeven welke prijzen ze hanteerde. Op de Lebara telefoon stond ook een groepsapp met de naam “Planning [naam 2] ”. In de titel stond bewust niet ‘ [naam 2] en [slachtoffer] ’, omdat verdachte in eerste instantie zou werken. [16]
De rechtbank stelt op grond van de vaststaande feiten en de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte al voor haar vertrek naar Apeldoorn contact had met medeverdachte [medeverdachte 2] en dat zij afspraken dat [medeverdachte 2] de planning van klanten op zich zou nemen voor verdachte. Verdachte heeft aangegeven dat [slachtoffer] bij haar was en dat [slachtoffer] met haar mee zou komen. Op 20 mei 2020 is een groepsapp gemaakt met de naam “Planning [naam 2] ”. Ook het telefoonnummer van [slachtoffer] is die dag toegevoegd aan de groepsapp. Verdachte en [slachtoffer] zijn op 21 mei 2020 naar Apeldoorn gereisd en zijn opgehaald door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Ze zijn naar de woning van [medeverdachte 1] gebracht en hebben daar een intakegesprek gehad. In de auto en tijdens het intakegesprek in de woning is gesproken over de afspraken rondom de prostitutiewerkzaamheden, de aard van de werkzaamheden en de betaling. Op 21 en 22 mei 2020 heeft [slachtoffer] tegen betaling seks gehad met meerdere klanten.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een substantiële rol hebben gespeeld met betrekking tot de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . [medeverdachte 1] heeft zijn woning ter beschikking gesteld, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben [slachtoffer] en verdachte opgehaald van het station en hen naar de woning van [medeverdachte 1] gebracht. In de woning is een intakegesprek gevoerd waar verdachte en alle medeverdachten bij aanwezig waren. Daar is gesproken over afspraken rondom de prostitutiewerkzaamheden. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben zich vervolgens beziggehouden met de planning van klanten en afspraken met hen gemaakt.
Nu duidelijk was dat [slachtoffer] prostitutiewerkzaamheden zou gaan verrichten en ook daadwerkelijk heeft verricht, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen gedurende de periode van 20 mei 2020, het moment waarop verdachte en [medeverdachte 2] telefonisch contact hebben gehad en [slachtoffer] is toegevoegd aan de groepsapp “Planning [naam 2] ”, tot en met 22 mei 2020, het moment dat [slachtoffer] ’s avonds de woning heeft verlaten.
Ten aanzien van de prostitutie in de woning in Apeldoorn acht de rechtbank op basis van het voorgaande bewezen dat verdachte dan wel de medeverdachten:
  • [slachtoffer] hebben toegevoegd aan de groepsapp “Planning [naam 2] ”, die voor de prostitutiewerkzaamheden werd gebruikt;
  • [slachtoffer] naar de woning op het adres [adres 2] in Apeldoorn hebben gebracht, haar daar hebben laten verblijven, en dat zij die woning als werkplek voor prostitutiewerkzaamheden ter beschikking hebben gesteld;
  • [slachtoffer] uitleg en/of instructies gegeven over de te verrichten prostitutiewerkzaamheden;
  • contacten hebben onderhouden met (potentiële) prostitutieklanten, afspraken met hen tot stand hebben gebracht en daarbij afspraken hebben gemaakt over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen.
Verdachte en de medeverdachten hebben hiermee handelingen verricht waarvan zij wisten dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Daarbij is sprake van nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de taken onderling waren verdeeld. Zij hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan artikel 273f, lid 1 sub 5, Sr.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte financieel voordeel heeft genoten of anderszins op geld waardeerbaar voordeel heeft getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . Verdachte en [slachtoffer] hebben de inkomsten die zij voor hun werkzaamheden hebben ontvangen gelijkelijk verdeeld. Niet valt in te zien dat verdachte door het doen van trio’s voordeel heeft gehad zoals de officier van justitie heeft betoogd. Ook blijkt uit het dossier niet dat de medeverdachten financieel voordeel hebben genoten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte de eerste avond in de woning € 50,- aan [medeverdachte 1] heeft betaald, waarop [medeverdachte 1] zei dat het € 50,- per persoon was, maar dat € 80,- goed was. De € 20,-, de rechtbank begrijpt € 30,-, konden ze laten zitten. Ten aanzien van 22 mei 2020 heeft [slachtoffer] verklaard dat zij en [verdachte] het geld uit de envelop eerlijk hebben verdeeld, dat zij € 650,- kreeg en dat [verdachte] niet aan haar had verteld dat de anderen nog geld zouden krijgen. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] van [slachtoffer] geen geld voor de huur heeft ontvangen en dat van het door haar verdiende geld niets is afgedragen aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte en/of de medeverdachten voordeel hebben gehad en zich schuldig hebben gemaakt aan artikel 273f, lid 1 sub 8, Sr.
De rechtbank acht ook artikel 273, lid 1 sub 2, Sr niet bewezen. De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode minderjarig was niet per definitie betekent dat sprake is van uitbuiting. Hoewel kan worden gezegd dat sprake is van enig uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht omdat verdachte [slachtoffer] vanuit een instelling kende en wist dat zij een kwetsbaar meisje was met een belast verleden en verdachte al de nodige ervaring had opgedaan in de prostitutie, ziet de rechtbank daarin geen bewijs voor het oogmerk tot uitbuiting. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte niet de intentie had [slachtoffer] uit te buiten. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte al in de prostitutie zat. Na eerdere slechte ervaringen met een illegaal escortbedrijf in Haarlem, was zij op zoek naar een andere planner. Als ze zelf klanten moest regelen, dan had ze er drie op een dag, met een planner had ze er wel tien. Ze heeft daarom op internet gezocht naar een planner en kwam in contact met [medeverdachte 2] . De bedoeling was dat [medeverdachte 2] en haar vriendin [medeverdachte 3] voor verdachte de klantcontacten op zich zouden nemen en dat de prostitutiewerkzaamheden in de woning van Dan zouden plaatsvinden. Ook de naam van de groepsapp lijkt in die richting te wijzen. Verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens laten meeliften met haar activiteiten kennelijk met het doel haar kennis te laten maken met de prostitutie. De rechtbank overweegt dat niet blijkt dat verdachte of een van de medeverdachten economisch voordeel heeft genoten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . De rechtbank acht daarom “het oogmerk van uitbuiting” niet wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in
of omstreeksde periode van 14 mei 2020 t/m 23 mei 2020
te Enschede, Apeldoorn en/ofte Almere en
/ofte Den Haag
en/of elders in Nederland,
(lid 3 sub 1)
ten aanzien van
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een ander, genaamd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002 (werknaam: [naam 1] ),
(sub 2)
heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of
(sub 5)
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer]enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte
en/of haar mededader(s)wist
(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoedendat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
immers heeft
/hebbenverdachte
en/of haar mededader(s)
- die [slachtoffer] laten verblijven in een woning, en die woning als werkplek voor

prostitutiewerkzaamheden ter beschikking gesteld en/of haar daar naar toe gereden en/of

- hotelkamer
(s
)voor die [slachtoffer] geregeld om als werkplek voor de prostitutie te gebruiken en
/of- die [slachtoffer] uitleg en
/ofinstructies gegeven over de te verrichten prostitutiewerkzaamheden en
/of
- contacten onderhouden met (potentiële) prostitutieklanten en
/ofafspraken tot stand gebracht met (potentiële) prostitutieklanten en die [slachtoffer] en
/ofafspraken gemaakt met (potentiële) prostitutieklanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en
/ofde daarvoor te betalen bedragen
en/of
- die [slachtoffer] toegevoegd aan de voor de prostitutie gebruikte WhatsApp-groep en/of
- zich (een deel van) de inkomsten van voornoemde prostitutiewerkzaamheden toegeëigend;
en
zij in
of omstreeksde periode van 14 mei 2020 t/m 23 mei 2020 te
Enschede, Apeldoorn
en/of te Almere en/of te Den Haag en/of elders in Nederland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ten aanzien van een ander, genaamd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002 (werknaam: [naam 1] ),
(sub 2)
heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of
(sub 5)
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer]enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en/of haar mededader
(s
)wist
(en
) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoedendat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofhaar mededader
(s
)
- die [slachtoffer] laten verblijven in een woning, en die woning als werkplek voor
prostitutiewerkzaamheden ter beschikking gesteld en
/ofhaar daar naar toe gereden en
/of
- hotelkamer(s) voor die [slachtoffer] geregeld om als werkplek voor de prostitutie te gebruiken en/ofdie [slachtoffer] uitleg en
/ofinstructies gegeven over de te verrichten prostitutiewerkzaamheden en
/of
- contacten onderhouden met (potentiële) prostitutieklanten en
/ofafspraken tot stand gebracht met (potentiële) prostitutieklanten en die [slachtoffer] en
/ofafspraken gemaakt met (potentiële) prostitutieklanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en
/ofde daarvoor te betalen bedragen en
/of
- die [slachtoffer] toegevoegd aan de voor de prostitutie gebruikte WhatsApp-groep
en/of
- zich (een deel van) de inkomsten van voornoemde prostitutiewerkzaamheden toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
en
mensenhandel, gepleegd door twee of meer personen, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd inhoudend dat verdachte geen contact mag hebben met [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de eis van de officier van justitie buitenproportioneel is. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat als de handelingen ongeveer twee maanden later zouden hebben plaatsgevonden, er niets aan de hand was geweest. Als verdachte zou hebben geweten dat [slachtoffer] nog geen achttien jaar was, zou ze een langere bedenkperiode hebben gegeven. Daarnaast hebben de handelingen maar kort, een paar dagen, geduurd. De raadsman heeft een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis bepleit. Voor zover de rechtbank daaraan nog wat wil toevoegen dan zou dat een taakstraf kunnen zijn. Voor een voorwaardelijke straf ziet de raadsman geen aanleiding.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel van een destijds 17-jarig meisje. Zij heeft het meisje meegenomen naar hotels in Den Haag en Almere, waar het meisje tegen betaling seks heeft gehad met klanten. Vervolgens is het meisje met haar meegegaan naar Apeldoorn. Daar heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan mensenhandel. In de woning heeft het meisje meerdere seksafspraken tegen betaling gehad, waarbij de mededaders een substantiële rol hebben gehad. Mensenhandel maakt een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van slachtoffers, zeker als het zoals in dit geval gaat om een minderjarig slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte en haar mededaders aan dat zij de leeftijd van [slachtoffer] niet hebben gecontroleerd. Zeker van verdachte had mogen worden verwacht dat zij zich meer had verdiept in de leeftijd van [slachtoffer] nu [slachtoffer] haar op 16 mei 2020 een app had gestuurd met de tekst “Ik word 18 en heb geen inkomen”. Bovendien wist zij vanuit een gezamenlijk verleden in een instelling dat [slachtoffer] een kwetsbaar meisje was.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met verdachtes nog jonge leeftijd. Zij is maar één jaar ouder dan [slachtoffer] . Ook acht de rechtbank van belang dat verdachte bij haar handelen geen enkel eigenbelang voor ogen heeft gehad. De inkomsten die zij en [slachtoffer] voor hun prostitutiewerkzaamheden hebben ontvangen, hebben zij gelijkelijk verdeeld.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen de justitiële documentatie van 20 juni 2022. Daaruit komt naar voren dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft daarnaast in aanmerking genomen het reclasseringsadvies van 27 juni 2022 dat over verdachte is opgemaakt. Daaruit komt naar voren dat verdachte na de detentie haar leven heeft kunnen hervatten. Ze heeft eigen huisvesting, werk en volgt een opleiding.
Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld, de risico’s op letselschade en onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als laag. De reclassering acht interventies of toezicht niet nodig en adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf passend en geboden. Met betrekking tot de duur daarvan heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het LOVS en naar soortgelijke zaken in de jurisprudentie. Verder is rekening gehouden met de relatief korte duur van de periode waarover de mensenhandel heeft plaatsgevonden. Ook is gekeken naar de straffen die in de zaken van twee van de medeverdachten zijn opgelegd. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 180 dagen gerechtvaardigd. Daarvan zal een deel, 141 dagen, in voorwaardelijke vorm worden opgelegd als stok achter de deur en om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op drie jaren. Daarnaast acht de rechtbank het aangewezen dat verdachte nog een taakstraf dient te verrichten van 40 uur.
De straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd, onder meer omdat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. De rechtbank overweegt dat de voorlopige hechtenis van verdachte op 1 juli 2020 door het gerechtshof is opgeheven en dat er derhalve tot de inhoudelijke behandeling van de zaak geen schorsingsvoorwaarden hebben gegolden. Nu dat niet tot problemen heeft geleid, ziet de rechtbank niet in wat de toegevoegde waarde is van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 250,70 aan materiële schade en € 12.500,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente. Hij vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft ten aanzien van de materiële schade geen verweer gevoerd.
Wat betreft het gevorderde smartengeld heeft de raadsman betoogd dat de onderbouwing van de vordering ziet op dwang. Daarnaast is sprake van een problematische voorgeschiedenis bij de benadeelde partij. De raadsman meent dat de vordering dermate lastig is, dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten voor het eigen risico en de telefoonkosten niet inhoudelijk zijn betwist. Deze schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft het eigen risico en de telefoonkosten, een bedrag van in totaal € 162,-, kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 BW valt.
Door het bewezen verklaarde feit is de benadeelde partij op andere wijze in de persoon aangetast. Er is immers inbreuk op haar lichamelijke en geestelijke integriteit gemaakt. Dit is mede aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt bij het toewijzen van het smartengeld rekening met de volgende omstandigheden;
  • de aard en de ernst van het feit;
  • de relatief korte tijd waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
  • het feit dat de prostitutie niet onder dwang heeft plaatsgevonden;
  • de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen.
Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.500,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Rente
Verdachte is vanaf 22 mei 2020 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de reiskosten die zijn gemaakt voor bezoeken aan haar advocaat en aan het Openbaar Ministerie. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 113,70, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en haar medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover haar medeverdachten de schade hebben vergoed.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 141 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 40 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer] van € 162,- aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 113,70;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 162,- aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 36 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en
mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 augustus 2022.
Mr. Van de Sande is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2020232993, gesloten op 23 december 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen digitaal onderzoek GSM [verdachte] , p. 405.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27; proces-verbaal van verhoor van aangeefster, p. 36-37.
4.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster, p. 43; proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 518.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
7.Processen-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] , p. 43, 47, 56, 58;
8.Processen-verbaal van bevindingen, p. 28, 30.
9.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] , p. 43.
10.Processen-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 518, 526-528.
11.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 565, 567, 569
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 200-201.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 412-413.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
15.Processen-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 512, 521
16.Processen-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 678, 680-682, 692-693, 702.