ECLI:NL:RBGEL:2022:5023

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
9560486
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsvermindering wegens onvoldoende adequaat verwarmingssysteem en de rol van de huurcommissie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 23 maart 2022 uitspraak gedaan over een geschil tussen huurders en verhuurders met betrekking tot de huurprijs van een woning. De huurders, aangeduid als [gedaagde], hebben een procedure aangespannen tegen de verhuurder, [eiser 2], vanwege klachten over de verwarmingsinstallatie in de woning. De huurders stelden dat de installatie, een lucht-warmtepomp, niet adequaat functioneerde en dat dit leidde tot een vermindering van het huurgenot. De Huurcommissie had eerder geoordeeld dat er sprake was van een ernstig gebrek, wat leidde tot een tijdelijke huurverlaging van 40% voor de maanden oktober tot en met april. De verhuurder, [eiser 1] en [eiser 2], voerden aan dat de uitspraak van de Huurcommissie niet tegen hen gericht was en dat er geen sprake was van een gebrek in de zin van het gebrekenboek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de warmtepomp niet geschikt was voor zowel warm tapwater als ruimteverwarming, wat resulteerde in onvoldoende verwarming van de woning. De rechter oordeelde dat de huurprijs voor de woning moest worden verlaagd, met 40% voor de maanden november tot en met april en 20% voor de maanden mei tot en met september. De uitspraak van de Huurcommissie werd nietig verklaard, omdat de huidige procedure niet gebonden was aan de eerdere uitspraak. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders met betrekking tot de kwaliteit van de verwarmingsinstallatie en de rechten van huurders op een adequate verwarming.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens: 9560486 CV EXPL 21-4315
Afschrift aan: gemachtigden
Verzonden d.d.:
vonnis d.d. 23 maart 2022 van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1],

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[eiser 2] ,beiden gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.G.F.M. van Oss,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Heikens.
Eisende partij zal hierna ieder voor zich worden aangeduid als [eiser 1] en [eiser 2] en samen als eiseressen. Gedaagde partij zal hierna [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 januari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte eiswijziging.
De mondelinge behandeling is gehouden op 7 maart 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de zitting. Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eiser 2] en [gedaagde] is een huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de huur van woonruimte aan de [adres] (hierna: de woning), met ingang van 15 februari 2019 voor een maandelijkse huurprijs van € 650,00.
In de huurovereenkomst, die is opgesteld op briefpapier met het logo ‘ [eiser 1] ’ is bij de gegevens van de verhuurder onder andere vermeld ‘ [eiser 2] , vertegenwoordiger De heer [naam 1] ’, het adres [adres] , telefoonnummer [telefoonnummer] en het KvK nummer 55798659. In artikel 9 van de overeenkomst is opgenomen dat [eiser 1] , [adres] , optreedt als beheerder, met telefoonnummer [telefoonnummer] .
In de huurovereenkomst is in artikel 12.11 te lezen:
“De appartementen worden voorzien van een lucht-warmtepomp. Dit systeem verwarmt het kraanwater en het gehele appartement. Door dit systeem wordt er geen gebruik meer gemaakt van aardgas. De energiekosten kunnen hoger maar ook lager uitvallen dan met een gas gestookte CV-ketel. Huurder is hiervan door middel van dit artikel op de hoogte gesteld.”.
2.2.
Op 10 april 2020 heeft [naam 2] , Adviseur woningkwaliteit en binnenmilieu bij de Woonbond, op verzoek van een aantal bewoners van appartementen aan de [adres] en [adres] , waaronder [gedaagde] , een rapport uitgebracht. Hierin schrijft hij onder andere:
“(…)Principe ventilatie warmtepompboilerIn de woning is een ventilatie warmtepompboiler geplaatst voor de verwarming van warm tapwater en voor de ruimte verwarming. Het is een TESY EVHP 290. Als aanvulling op dit apparaat is ook nog een elektrische boiler TESY 301 aanwezig.
De warmtepomp maakt deel uit van het ventilatiesysteem. Een ventilatiesysteem in woningen is
nodig om verse lucht toe te voeren en vocht, C02 en verontreinigingen af te voeren.
Deze woningen hebben een ventilatiesysteem met natuurlijke toevoer, door de roosters boven de
ramen. En mechanische afvoer, door ventielen in de badkamer en de keuken. Door de roosters komt
koude, verse lucht de woning binnen. In de woning warmt de lucht op en wordt daardoor droog en
geschikt om de woning te ventileren. De afgevoerde lucht is warm, hierdoor zou warmte uit de
woning verloren gaan. Bij goed geïsoleerde woningen, waarbij weinig warmte door de buitenschil
verloren gaat, kan dit zogenaamde ventilatieverlies een aanzienlijk post zijn.
In deze woningen is daarom een ventilatiewarmtepomp geplaatst. Daarmee wordt de warmte uit de
afgevoerde lucht teruggewonnen en gebruikt om warm water mee te maken. De thermische energie
die in de woning aan de lucht is toegevoegd, gaat hierdoor niet verloren.Opwekken warmte met warmtepomp
De warmtepomp is een toestel dat warmte uit de omgeving op een hogere temperatuur kan brengen, onder toevoeging van een kleine hoeveelheid extra energie, meestal elektrische energie. De warmte die uit de warmtepomp komt is dus voor een groot deel omgevingswarmte en voor een klein deel energie die bestaat uit de omgezette elektrische energie. Het rendement van de TESY warmtepompboiler bij bereiding van warm tapwater is volgens de fabrikant 310%
Een ventilatiewarmtepompboiler is dus bedoeld om restwarmte die door het verwarmingssysteem
aan de ventilatielucht is toegevoegd, daar weer uit te halen als de lucht naar buiten wordt afgevoerd
en met deze thermische energie het warm tapwater te verwarmen.
Maar in deze woningen is het de bedoeling dat dezelfde warmtepomp ook weer de warmte opwekt
voor het verwarmingssysteem. Het systeem bijt zichzelf in de staart.
Het is niet voor niets dat door de fabrikant van de warmtepompboiler uitsluitend gebruik voor
warmtapwater wordt toegestaan. Ander gebruik is niet toegestaan. (zie par. 4.4 van de bedienings-
en onderhoudsinstructies, bijlage).(…)
Comfort
De vloerverwarming is een vorm van lage temperatuur verwarming. Bij gebruik van lage
temperatuur verwarming moet aandacht besteed worden aan een aantal zaken om een comfortabel
binnenklimaat te realiseren. Natuurlijke toevoer van ventilatielucht leidt tot comfort klachten,
omdat de vloerverwarming de binnenkomende koude lucht niet snel genoeg kan opwarmen. Matig
geïsoleerde buitenwanden en daken hebben in het koude seizoen een lage oppervlaktetemperatuur.
De vloerverwarming is niet goed in staat om die lage temperaturen te compenseren. Hierdoor
hebben bewoners snel last van koude klachten.
Voor de toepassing van een lage temperatuur verwarming hebben deze woningen een ongeschikt
ventilatiesysteem en de bestaande zijgevels en balkonvloeren zijn onvoldoende geïsoleerd.
Conclusie
De installatie werkt niet goed en de kosten voor elektriciteit zijn hoger dan de toch al hoge kosten
die theoretisch verwacht mogen worden met deze installatie.
De ventilatiewarmtepompboiler mag volgens de fabrikant niet voor ruimteverwarming gebruikt
worden. Het toestel is daar ook helemaal niet geschikt voor. Tijdens het stookseizoen kan de
warmtepomp nauwelijks een bijdrage leveren aan de verwarming van de woningen, eenvoudig
omdat er te weinig lucht doorheen stroomt om voldoende vermogen te leveren.
Het water voor de vloerverwarming wordt verwarmd door de elektrische elementen in de
boilervaten. Deze elementen hebben in koude periodes ook te weinig vermogen om aan de vraag te
kunnen voldoen.
De manier waarop de installatie nu werkt is op dit moment zeker niet duurzamer dan wanneer een
met aardgas gestookte CV ketel gebruikt zou worden.
De kleine hoekwoningen aan [adres] zijn eigenlijk onvoldoende geïsoleerd om met lage
temperatuurverwarming comfortabel te worden verwarmd.”.2.3. [gedaagde] heeft zich op 11 mei 2020 gewend tot de Huurcommissie. Op het aanmeldformulier heeft zij bij de rubriek ‘gegevens verhuurder’ vermeld:
‘ [eiser 1] ’, ‘ [naam 1] ’, ‘ [adres]
’, telefoonnummer [telefoonnummer] en het KvK nummer 55798837.
2.4.
De Huurcommissie heeft onderzoek ingesteld naar de door [gedaagde] gemelde klachten. In het Rapport van Onderzoek van 18 november 2020 is als verhuurder genoemd ‘ [eiser 1] B.V.’. In het rapport is te lezen:
“(…) De kamerthermostaat is in de woonkamer gesitueerd en is ingesteld op 19 °C. Tijdens het onderzoek zijn ter plaatse van woonkamer diverse temperatuurmetingen (…) uitgevoerd, de buitentemperatuur was 3,3⁰C. Uit deze meting is gebleken dat de binnentemperatuur in de woonkamer 19,3 °C was tijdens de opname in de woonruimte. De ingestelde temperatuur van 19 °C op de kamerthermostaat wordt wel gehaald tijdens de opname in de woonruimte.
Of de ingestelde temperatuur In de woonkamer gedurende het gehele stookseizoen kan worden
gerealiseerd is middels een momentopname niet vast te stellen. (…)
Het secretariaat van de huurcommissies beschikt niet over de capaciteit en noodzakelijke (meet)apparatuur om vast te kunnen stellen of er inderdaad sprake is van een gebrek.
Het uitgangspunt van de huurcommissie is: “wie stelt bewijst. Dit betekent dat de klagende partij zelf
~eventueel in samenwerking met de andere partij) een onderzoek moet laten verrichten door een
onafhankelijk en terzake deskundig bureau om genoemd gebrek aan te tonen. (…)
Gezien het feit dat huurder geen rapport van een erkend installateur kon overhandigen waaruit blijkt dat de verwarmingsinstallatie gebreken vertoond, kan genoemde klachtmelding van huurder niet gelijk gesteld worden aan een ernstige gebrekssituatie conform het gebrekenboek van de Dienst van de Huurcommissie. (…)”
De voorzitter van de Huurcommissie heeft het verzoek van [gedaagde] vervolgens afgewezen. [gedaagde] is hiervan in verzet gekomen.
2.5.
[gedaagde] heeft samen met tien andere bewoners van appartementen aan de [adres] en de [adres] een procedure gevoerd tegen [eiser 2] bij deze rechtbank onder zaaknummer 8882863/20-4454. In het vonnis van 28 juli 2021 is door de kantonrechter het volgende overwogen:
“(…) 4. 1. Kern van het geschil is of het gehuurde een gebrek heeft dat de huurders enerzijds
aanspraak geeft op huurvermindering (7:207 BW) en anderzijds aanspraak geeft op
vergoeding van de door de huurders gevorderde schade (7:208 BW).(…)4.3. Vooropgesteld wordt dat een woning dient te beschikken over een installatie die
zorgt voor warm tapwater en een adequate verwarming voor het gebruik waartoe het vertrek
of die vertrekking in de woning bestemd zijn (dat wil zeggen 20 °C in de woonkamer en
22 °C in de badkamer).(…)4.4. Uit de handleiding van de pomp, waarvan [naam 1] de juistheid niet heeft betwist, blijkt dat de pomp uitsluitend gebruikt dient te worden voor het gebruik van warm tapwater en niet om de woning ook nog eens te verwarmen. Als onweersproken staat vast dat de twee monteurs van [naam 3] op 18 december 2019 hebben geconstateerd dat de warmtepomp daarvoor ook te weinig capaciteit heeft. Uit de rapportage van [naam 2] blijkt dat de pomp daarvoor helemaal niet geschikt is omdat er te weinig lucht door de pomp stroomt om voldoende vermogen te leveren en de elektrische elementen in de boilervaten te weinig vermogen hebben om aan de vraag voor vloerverwarming te kunnen voldoen. (…) [naam 1] heeft gesteld dat uit die uitspraken blijkt dat de in de woning ingestelde temperatuur meer dan gehaald wordt. Dit betekent echter nog niet dat de pomp de woning voldoende kan verwarmen en kan voorzien van warm tapwater. In beide geschillen is slechts op één moment de binnentemperatuur gemeten en is, zoals ook in de rapportages van de huurcommissie wordt aangegeven, middels een momentopname niet vast te stellen of de ingestelde temperatuur in de woonkamer gedurende het gehele stookseizoen kan worden gerealiseerd. Bovendien is niet onderzocht of in de woonkamer de temperatuur van 20 ºC en in de badkamer de temperatuur van 22 ºC kan worden gehaald. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [naam 1] de juistheid van de zienswijze van de huurders onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden. Daarmee staat vast dat de pomp ongeschikt is om de woningen in het stookseizoen adequaat te verwarmen en te voorzien van warm tapwater. Dit leidt tot een (substantiële) vermindering van het huurgenot dat de huurders mogen verwachten van de woningen. Er is derhalve sprake van een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW. (…)
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het gebrek zodanig ernstig is dat een huurvermindering op zijn plaats is over de maanden die in het stookseizoen vallen (oktober tot en met april). Het niet goed kunnen verwarmen van de woning (20 ºC in de woonkamer en 22 ºC in de badkamer) is op grond van het Gebrekenboek Huurcommissie een gebrek in categorie C, zijnde een gebrek dat het woongenot ernstig schaadt. Op grond van artikel 6 van het Besluit huurprijzen woonruimte kan een gebrek van categorie C tot een tijdelijke huurprijsvermindering van 40% leiden. Nu de huurders gedurende langere tijd niet in staat zijn geweest om de woningen gedurende het stookseizoen voldoende te verwarmen en niet de beschikking hadden over warm tapwater, alsmede het feit dat uit de door de huurders overgelegde stukken blijkt dat [naam 1] niet adequaat heeft gereageerd op de klachten van de huurders daarover, is een huurvermindering van 40% op zijn plaats over de maanden oktober tot en met april. (…)”.De kantonrechter heeft [eiser 2] (onder andere) veroordeeld tot betaling aan [gedaagde] van € 1.890,00 aan huurkorting van 40% voor de maanden oktober 2020 tot en met april 2021.
[eiser 2] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
2.6.
Op 22 september 2021 heeft de Huurcommissie uitspraak gedaan. In de uitspraak is als Verhuurder vermeld ‘ [eiser 1] B.V.’ en daarin is verder te lezen:
“(…)Kern van de uitspraak
• Het verzet is gegrond.
• De uitspraak van de voorzitter in zaaknummer 125729 vervalt.
• De commissie doet direct uitspraak over het oorspronkelijke verzoek.
• Vanwege een ernstig gebrek in de woonruimte wordt de geldende huurprijs
van €650,00 per maand vanaf 1 december 2019 tot en met 31 juli 2021
tijdelijk verlaagd tot €260,00 per maand.(…)Uitspraak over het oorspronkelijke verzoek
In het rapport d.d. 10 april 2020 (…)concludeert de heer [naam 2] het volgende: “de installatie werkt niet goed en de kosten voor elektriciteit zijn hoger dan de toch al hoge kosten die theoretisch verwacht mogen worden met deze installatie. De ventilatiewarmtepompboiler mag volgens de fabrikant niet voor ruimteverwarming gebruikt worden. Het toestel is daar ook helemaal niet geschikt voor. Tijdens het stookseizoen ken de warmtepomp nauwelijks een bijdrage leveren aan de verwarming van de woningen, eenvoudig omdat er te weinig lucht doorheen stroomt om voldoende vermogen te leveren. Het water voor de vloerverwarming wordt verwarmd door de elektrische elementen in de boilervaten. Deze elementen hebben in koude periodes ook te weinig vermogen om aan de vraag te kunnen voldoen, “...“De kleine hoekwoningen aan [adres] zijn eigenlijk onvoldoende geïsoleerd om met lage temperatuurverwarming comfortabel te worden verwarmd.”
In de bedienings- en onderhoudsinstructies heeft de fabrikant aangegeven dat de warmtepompboiler uitsluitend kan worden gebruikt voor warm tapwater. Ander gebruik is niet toegestaan.
In het rapport van onderzoek van de Huurcommissie staat onder meer als bevindingen van de rapporteur het volgende: “De toegepaste warmtepompboiler is van het merk Tesy, serie EVHP type EVHP GS 260 60, en betreft een alles in een warmtepomp en opslag tank voor tapwaterproductie. Omdat het systeem in de woonruimte naast het tapwater ook gebruikt wordt als bron voor de
vloerverwarming met elektrische bijstook, zal het rendement van de warmtepompboiler lager uitvallen dan wanneer het enkel als bron voor tap water gebruikt zal worden.”
De commissie merkt nog het volgende op. Huurder heeft ter zitting verklaard dat er ook een rechtszaak is geweest bij de rechtbank, waar inmiddels vonnis in is gewezen op 28 juli 2021. Deze zaak ging om een schadevergoeding wegens te hoge energiekosten, niet om een tijdelijke huurverlaging in verband met gebreken.
De commissie heeft bij de voorbereiding van onderhavige zaak reeds kennis genomen van deze (geanonimiseerde) uitspraak (…). De kantonrechter overweegt in die uitspraak onder meer dat “Uit de handleiding van de pomp, waarvan [verhuurder] de juistheid niet heeft betwist, blijkt dat de pomp uitsluitend gebruikt dient te worden voor het gebruik van warm tapwater en niet om de woning ook nog eens te verwarmen.”
Op grond van bovenstaande en alles overwegende is de commissie van oordeel dat de woonruimte op 1 december 2019 het volgende ernstige gebrek vertoond;Een verwarmingsinstallatie die onvoldoende warmteafgifte in een of meer verwarmde vertrekken van de woonruimte levert zodat adequate verwarming voor het gebruik waartoe dat vertrek of die vertrekken bestemd is of zijn, niet mogelijk is; Dit is een gebrek In de categorie C (nummer 2).
Bij een gebrek in categorie C kan de Huurcommissie de huurprijs tijdelijk verlagen tot 40% van de geldende kale huurprijs. De commissie acht een tijdelijke verlaging tot 40% van de betaalde huurprijs in dit geval in verhouding staan tot het ernst van het gebrek.(…)”.

3.De vordering en het verweer

3.1
[eiser 1] vordert, na wijziging van eis, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren voor recht dat de uitspraak van de Huurcommissie van 22 september 2021 jegens haar geen gelding heeft en geen verbintenissen schept, nu de uitspraak is gebaseerd op de onjuiste premisse dat tussen [eiser 1] en [gedaagde] een huurovereenkomst bestaat, dan wel een verklaring voor recht die naar het oordeel van de kantonrechter recht doet aan de situatie.
[eiser 2] vordert, na wijziging van eis, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair haar niet-ontvankelijk zal verklaren omdat zij geen partij is bij de aangevallen uitspraak van de Huurcommissie, zodat die uitspraak jegens haar geen gelding heeft en haar niet bindt, subsidiair te oordelen dat geen aanleiding bestaat voor een (tijdelijke) verlaging van de huurprijs.
Eiseressen vorderen daarnaast een veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Eiseressen voeren daartoe aan dat de uitspraak van de Huurcommissie is gedaan tegen [eiser 1] en niet tegen [eiser 2] en dus niet tegen de verhuurder, maar tegen een derde die geen partij is bij de huurovereenkomst. Eiseressen achten de uitspraak ook inhoudelijk onjuist, omdat er geen gebrek is geconstateerd in de zin van categorie C 2 van het gebrekenboek.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Zij verzoekt tevens dat voor recht zal worden verklaard dat met betrekking tot de uitspraak van de Huurcommissie als wederpartij dient te worden gelezen danwel dat de uitspraak dient te gelden tegen [eiser 2] , danwel een verklaring voor recht die recht doet aan de situatie, en een bekrachtiging van de uitspraak van de Huurcommissie met veroordeling van eiseressen in de proceskosten, met rente en de nakosten.
3.4.
Op de stellingen en standpunten van partijen zal voor het overige hierna verder worden ingegaan, voor zover relevant voor de beoordeling van de vorderingen.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag die ter beoordeling voor ligt, is de vraag of de uitspraak van de Huurcommissie is gewezen tegen de verhuurder. Vast staat dat de in de uitspraak genoemde rechtspersoon, [eiser 1] , niet de formele verhuurder van de woning is. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij in haar aanmelding weliswaar kennelijk een verkeerd KvK nummer heeft opgenomen, maar dat [eiser 2] uiteraard geheel op de hoogte is geweest van de procedure. [eiser 2] gebruikt de handelsnaam [eiser 1] . De huurcommissie heeft er zelf ‘BV’ aan toegevoegd. Beide vennootschappen zijn immers, naast een veelheid van andere vennootschappen van de heer [naam 1] die dezelfde handelsnaam gebruiken, gevestigd op hetzelfde adres zodat [naam 1] alle post ontvangen moet hebben en er zelf voor heeft gekozen om [eiser 2] niet formeel in de procedure te laten verschijnen. Er is tenminste tussen [eiser 1] en [eiser 2] een zodanige verwevenheid dat aangenomen mag worden dat de aan [eiser 1] gerichte en relevante post, die betrekking heeft op een pand dat zij beheert, maar eigendom is van [eiser 2] , door [eiser 1] wordt doorgeleid naar [eiser 2] en dus [eiser 2] heeft bereikt. Dat [eiser 2] naar aanleiding van de voor de verhuurder ongunstige uitspraak van de Huurcommissie wel kennis heeft genomen van de uitspraak en binnen de wettelijke termijn als procespartij in de huidige procedure optreedt is daarbij veelzeggend. Daarnaast is [eiser 2] ook bekend met de gevoerde kort-gedingprocedure, waarin zij wel verschenen is en hetzelfde probleem centraal stond en waarin de procedure bij de Huurcommissie genoemd is. Het had op haar weg gelegen tenminste te informeren naar deze procedure als zij daarvan niet door ontvangst van de stukken al op de hoogte was. Er is geen reden om de uitspraak van de Huurcommissie niet tegen [eiser 2] te laten gelden.
4.2.
De volgende vraag betreft het toetsingskader voor de huidige procedure.
Partijen worden geacht te zijn overeengekomen wat in de uitspraak van de Huurcommissie is bepaald, tenzij een van hen binnen de wettelijke termijn een beslissing van de rechter heeft gevorderd over het punt waarover de Huurcommissie om een uitspraak was verzocht (artikel 7:262 BW). Omdat eiseressen tijdig een beslissing van de kantonrechter hebben gevorderd, zijn partijen niet gebonden aan de uitspraak van de Huurcommissie en is deze vervallen. De inhoud van die uitspraak geldt tussen hen niet als overeengekomen en die uitspraak behoeft niet te worden vernietigd. De procedure bij de kantonrechter is geen beroepsprocedure. De kantonrechter beoordeelt dan ook niet de uitspraak van de Huurcommissie maar, zoals art. 7:262 lid 1 aangeeft, “het punt waarover de huurcommissie om een uitspraak was verzocht”, dat is in dit geval de verzochte huurverlaging in verband met een gebrek. Daarbij is de kantonrechter niet gebonden aan de in het Gebrekenboek omschreven gebreken.
4.3.
Tussen partijen is in de onder 2.4 genoemde procedure al beslist over huurverlaging voor een deel van de periode, die ook in de procedure bij de Huurcommissie aan de orde was. In het vonnis van 28 juli 2021 is geoordeeld dat in verband met een gebrek een tijdelijke huurvermindering van 40% aan de orde is voor de maanden oktober 2020 tot en met april 2021. Dit vonnis is niet onherroepelijk, maar over deze periode kan niet in de huidige procedure nogmaals worden beslist. Eiseressen hebben niet betwist dat [gedaagde] het (gestelde) gebrek aan verhuurder heeft gemeld op 6 november 2019.
De beoordeling in de huidige procedure is daarom beperkt tot de maanden december 2019 tot en met september 2020 en de maanden mei tot en met juli 2021.
4.4.
Eiseressen hebben aangevoerd dat de Huurcommissie ten onrechte is uitgegaan van de aanwezigheid van een gebrek, beschreven in het Gebrekenboek onder C2. Dit is een specifiek gebrek, namelijk
‘een warmteinstallatie die onvoldoende warmteafgifte in een of meer verwarmde vertrekken van woonruimte levert zodat adequate verwarming voor het gebruik waartoe dat vertrek of die vertrekken bestemd zijn, niet mogelijk is’. De Huurcommissie heeft, volgens eiseressen, op basis van de voorhanden informatie niet tot de conclusie kunnen komen dat dit gebrek bestaat. Het rapport van de Woonbond is innerlijk tegenstrijdig en onbruikbaar en is gebaseerd op een theoretisch verbruik, dat geen rekening houdt met de feitelijke situatie. Het rapport van de onderzoeker van de Huurcommissie is volgens de regels van het gebrekenboek opgesteld en stelt vast dat er een temperatuur geleverd wordt van 19,3⁰ C bij een ingestelde temperatuur van 19⁰ C en een buitentemperatuur van 3 ⁰C, zodat niet blijkt van een gebrek zoals in het gebrekenboek genoemd, aldus steeds eiseressen.
4.5.
Zoals hiervoor in 4.2. opgemerkt is het thans niet de vraag of de Huurcommissie op de juiste manier en op de juiste gronden tot de uitspraak gekomen is, maar is het de vraag of er sprake is van een zodanig gebrek in de woning dat aanleiding bestaat voor huurprijsvermindering. [gedaagde] heeft daartoe gesteld dat de woning geen deugdelijke verwarming heeft. Zij heeft deze stelling in beginsel afdoende onderbouwd met de genoemde rapportage van de Woonbond en de overgelegde documentatie van Tesy (de leverancier van de lucht-warmtepomp), waaruit blijkt dat het apparaat uitsluitend bedoeld is om te worden gebruikt voor het verwarmen van huishoudelijk warm water en dus niet ook voor ruimteverwarming.
4.6.
Hiertegenover hebben eiseressen onvoldoende verweer gevoerd. Zij wijzen slechts op de rapportage van de rapporteur van de Huurcommissie, die heeft vastgesteld dat ten tijde van zijn meting in de woning de binnentemperatuur gelijk was aan de op de thermostaat ingestelde temperatuur.
Uit deze eenmalige meting blijkt echter niet, dat de woning – ondanks de volgens de fabrikant ongeschikte installatie - te allen tijde over een afdoende verwarming beschikte. Zoals in het vonnis terecht is overwogen is
‘middels een momentopname niet vast te stellen of de ingestelde temperatuur in de woonkamer gedurende het gehele stookseizoen kan worden gerealiseerd. Bovendien is niet onderzocht of in de woonkamer de temperatuur van 20 ºC en in de badkamer de temperatuur van 22 ºC kan worden gehaald.’Evenmin is onderzocht of en hoe de temperatuur wijzigt indien in de woning ook gelijktijdig afgifte van een grote hoeveelheid warm tapwater zou worden gevraagd.
4.7.
Omdat eiseressen de stellingen van [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd hebben bestreden staat vast dat de pomp ongeschikt is om de woning afdoende te verwarmen en te voorzien van warm tapwater. De afwezigheid van een adequaat verwarmingssysteem leidt tot een (substantiële) vermindering van het huurgenot dat een huurder mag verwachten van de woning. Er is dan sprake van een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW. Dit gebrek is niet alleen in het stookseizoen aanwezig, maar de gevolgen van het gebrek zijn in het stookseizoen uiteraard groter dan in warmere periodes. Echter, het Nederlandse weer is niet zodanig dat er van kan worden uit gegaan dat alleen in de maanden oktober tot en met april verwarming van de woning nodig is om een aangename binnentemperatuur te bereiken. In het door eiseressen overgelegde staatje van gemiddelde temperaturen in Nederland blijkt al dat bijvoorbeeld in de jaren 2019, 2020 en 2021 het maandgemiddelde in mei tussen de 11,2 en 13,1 ⁰C was en zelfs in de warmste maand, augustus, varieerde tussen de 16,9 en 20,4 ⁰C. Waar dit maandgemiddelden zijn, kan worden aangenomen dat er ook dagen geweest zijn die (aanmerkelijk) kouder waren en waarop verwarming van de woning gewenst kan zijn.
4.8.
Het gebrek geeft daarom aanleiding tot verlaging van de huurprijs in alle maanden en niet alleen tijdens de koudere maanden. Omdat de mate van genotsvermindering in de winter wel groter zal zijn dan in de zomer, is er wel reden om onderscheid te maken in de huurprijsvermindering. Zoals in het genoemde overzicht is af te lezen, zijn de maanden november tot en met maart/april de laatste jaren gemiddeld kouder geweest dan de andere maanden. Voor de maanden november tot en met april is een korting van 40% passend. Voor de maanden mei tot en met september is een korting van 20% passend.
4.9.
Ten aanzien van de (gewijzigde) vorderingen betekent dit het volgende:
- de door [eiser 1] gevorderde verklaring voor recht is niet toewijsbaar, omdat de uitspraak van de Huurcommissie al vervallen is door de huidige procedure en dus geen gelding meer kan hebben,
- de door [eiser 2] primair gevorderde verklaring voor recht is om dezelfde reden niet toewijsbaar.
Het subsidiair door [eiser 2] gevorderde betreft het verzoek om te beslissen over het punt waarop de Huurcommissie om een uitspraak was verzocht, waarbij [eiser 2] vordert te oordelen dat geen aanleiding bestaat voor huurprijsverlaging. Deze vordering kan niet worden toegewezen. De huurverlaging zal worden toegekend voor de hiervoor genoemde percentages en alleen voor de maanden die niet in de andere procedure aan de orde zijn.
De door [gedaagde] in de conclusie van antwoord ‘gevorderde’ verklaring voor recht en bekrachtiging van de uitspraak van de Huurcommissie zijn niet toewijsbaar, alleen al omdat niet blijkt dat deze als reconventionele vordering zijn bedoeld en op de juiste wijze ingesteld.
4.10.
Nu beide partijen op onderdelen in het (on)gelijk worden gesteld, bestaat aanleiding voor compensatie van de proceskosten.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verlaagt de huurprijs voor de woning met 40% voor de maanden december 2019 tot en met april 2020,
5.2. verlaagt de huurprijs voor de woning met 20% voor de maanden mei 2020 tot en met september 2020 en de maanden mei 2021 tot en met juli 2021,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten, zodanig dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en uitgesproken op de openbare zitting van 23 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.