ECLI:NL:RBGEL:2022:5012

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
C/05/399960 / KG RK 22-101
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 11 april 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een mondelinge beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, dat op 11 februari 2022 was ingediend. Verzoekster verzocht om wraking van mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter in deze rechtbank, omdat zij meende dat de rechter onvoldoende oog had voor het bewijs dat zij wilde inbrengen en dat de rechter haar vijandig bejegende. De wrakingskamer heeft de procedure en de gronden van het verzoek bestudeerd, waaronder de schriftelijke reactie van de rechter op 15 maart 2022 en de mondelinge behandeling op 11 april 2022.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De kamer oordeelde dat de gronden die verzoekster aanvoerde niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter partijdig was of dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De rechter had nog geen beslissing genomen over het bewijsaanbod van verzoekster en was niet verplicht om direct te beslissen. Ook het noemen van de naam van de rechter in poststukken werd niet als partijdig beschouwd, aangezien dit in overeenstemming is met het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken. Verzoekster werd geadviseerd om eventuele klachten over de bejegening door de rechter te richten aan het gerechtsbestuur. De beslissing is openbaar uitgesproken en vastgelegd op 20 april 2022.

Uitspraak

Proces-verbaal
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/399960 / KG RK 22-101
proces-verbaal van de mondelinge beslissing van 11 april 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster],wonende te [woonplaats] hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg,
rechter in deze rechtbank hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het schriftelijke wrakingsverzoek van 11 februari 2022, waarin de gronden tot wraking zijn vermeld;
de schriftelijke reactie van de rechter van 15 maart 2022;
de wrakingszitting van 11 april 2022 waarbij verzoekster en de rechter zijn verschenen.
1.2.
Ter zitting heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan, die in uitgewerkte vorm, met de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, als volgt luidt.

2.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
Verzoekster heeft- kort samengevat- het volgende aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft volgens verzoekster tijdens de mondelinge behandeling te weinig oog gehad voor het bewijs dat verzoekster in het geding wilde brengen. Aangezien het een absolute voorwaarde voor verzoekster was dat zij dit bewijs kon inbrengen, duidde het feit dat de rechter hier over wilde nadenken, in plaats van het bewijs direct toe te staan, op (de schijn van) partijdigheid. Daarnaast bejegende de rechter haar vijandig volgens verzoekster. Tot slot is het volgens verzoekster onnodig dat in de poststukken van de rechtbank de naam van de rechter wordt genoemd.
zaaknummer: C/05/399960/ KG RK 22-101
2
3.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
3.4.
In het algemeen geldt het volgende. Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.5.
In deze zaak heeft verzoekster een drietal gronden voor haar wrakingsverzoek aangevoerd. Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek onder andere ten grondslag gelegd dat de rechter wilde nadenken over haar bewijsaanbod in plaats van het bewijs direct toe te staan. De wrakingskamer is van oordeel dat hieruit niet de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan worden afgeleid. De rechter heeft namelijk nog geen beslissing genomen over het bewijs en zij is ook niet verplicht om
meteen tijdens de zitting te beslissen op een degelijk verzoek. De (objectief gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid kan evenmin worden afgeleid uit het feit dat in poststukken van de rechtbank de naam wordt genoemd van de rechter. Dit is een omstandigheid waar de rechter zelf geen invloed op heeft. Bovendien is het noemen van de naam van de rechter, zoals de rechter terecht aanvoert, in overeenstemming met het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken. Tot slot heeft verzoekster aangevoerd dat zij zich vijandig bejegend voelde door de rechter. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Verzoekster kan over de wijze van bejegening door de rechter desgewenst een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken.
3.6.
Om deze redenen wordt het wrakingsverzoek dan ook afgewezen.
Deze mondelinge beslissing is gegeven door mr. A. Tegelaar, voorzitter, mr. A.S.W. Kroon en mr. M.A
.van Leeuwen, leden, in tegenwoordigheid van de griffier […] en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2022 en vastgelegd op 20 april 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.