ECLI:NL:RBGEL:2022:4983

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
C/05/403811 / KG ZA 22-148
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over subsidiegelden in vastgoedproject Lingewaarden

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de besloten vennootschap MIDDENGEBIED GELDERMALSEN B.V. (hierna: MG) dat de gedaagde partij, een andere besloten vennootschap, de executie van een eerder vonnis staakt. Dit eerdere vonnis, gewezen op 16 maart 2022, betrof een geschil over de uitleg van een depotovereenkomst en de verplichting om ontvangen subsidies in een depot te storten. MG stelt dat zij tijdig en correct heeft voldaan aan de veroordeling door een bedrag van € 174.906,00 in het depot te storten, wat overeenkomt met 11,07% van het totale subsidiebedrag van € 1.580.000,00 dat door de provincie Gelderland aan de gemeente Geldermalsen is toegekend voor het project Lingewaarden.

De gedaagde partij betwist echter dat MG aan de veroordeling heeft voldaan en stelt dat er een hoger bedrag van ten minste € 769.000,00 in depot moet worden gestort. De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van MG voldoende is aangetoond, gezien de dreiging van verbeurte van aanzienlijke dwangsommen. De rechter concludeert dat de vordering van MG tot staking van de executie toewijsbaar is, omdat de uitleg van de veroordeling in het eerdere vonnis niet zo complex is dat deze niet in kort geding kan worden behandeld. De voorzieningenrechter wijst de gedaagde partij ook een dwangsom op van € 2.500,00 per dag voor het niet voldoen aan de hoofdveroordeling, met een maximum van € 500.000,00. Daarnaast wordt de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten van MG.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/403811 / KG ZA 22-148
Vonnis in kort geding van 13 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MIDDENGEBIED GELDERMALSEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Tiel,
eiseres,
advocaat mr. W.A.A.J. Fick-Nolet te ’s-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.A.M. van Wesel te Rotterdam.
Partijen zullen hierna MG en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 juni 2022, met 13 producties;
  • de conclusie van antwoord van 27 juni 2022, met 23 producties;
  • de e-mails van mr. Fick-Nolet van 28 juni 2022, met de producties 13A, 14, 15 en 16;
  • de e-mail van mr. Fick-Nolet van 29 juni 2022, met productie 17;
  • de mondelinge behandeling van 30 juni 2022;
  • de pleitnota van mr. Fick-Nolet;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Wesel.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
MG is actief als ontwikkelaar van woningbouwprojecten en commercieel vastgoed. De indirect bestuurder van MG is de heer [naam 1] .
2.2.
[gedaagde] is actief als ontwikkelaar van woningbouwprojecten en commercieel vastgoed. De huidige bestuurders van [gedaagde] zijn de heren [naam 2] en [naam 3] , neven van de heer [naam 1] .
2.3.
Een groot aantal jaren hebben MG en [gedaagde] samengewerkt op het gebied van de ontwikkeling en realisatie van vastgoedprojecten, waaronder het project Lingewaarden te Geldermalsen (hierna: het project), dat nog in ontwikkeling is. Het project omvat onder meer de realisatie, verkoop en oplevering van 31 appartementen en 10 levensloopwoningen. Deze appartementen en woningen zijn inmiddels opgeleverd.
2.4.
In haar beschikking van 15 maart 2011 heeft de Provincie Gelderland aan de gemeente Geldermalsen onder meer het volgende bericht:
‘(…) In uw brief (…) verzoekt u ons uit het investeringsbudget stedelijke vernieuwing subsidie te verlenen voor het project ‘Lingewaarden’. (…)
Ontwikkelaar Middengebied Geldermalsen BV ontwikkelt een woningbouwplan ter vervanging van het verouderde en sterk vervuilde bedrijventerrein Lingewaarden. (…) De bodem moet gesaneerd worden. (…) Meetbare doelen zijn: circa 40 goedkope woningen, circa 160 (middel)dure woningen, sanering van 3.400 m2 ernstig verontreinigde grond en sanering van asbestverontreiniging van 4250 m2.
(…)
Planning
(…) Uiterlijk september 2011 wordt het vastgestelde bestemmingsplan verwacht. Daarna kan gestart worden met de eerste fase van de bouw (50 woningen).
Eindoordeel
(…)
Een subsidie verlenen van € 580.000, gekoppeld aan de eerste fase woningbouw van tenminste 50 woningen onder het stellen van de volgende verplichtingen:
1. Een exploitatieovereenkomst tussen Middengebied Geldermalsen BV en de gemeente Geldermalsen (…)
2. (…)
3. Het project dient in een aaneengesloten bouwstroom te worden uitgevoerd.
(…)’
2.5.
In haar beschikking van 10 juni 2011 heeft de Provincie Gelderland aan de gemeente Geldermalsen onder meer het volgende bericht:
‘(…) Het project betreft de integrale herontwikkeling van het verouderde bedrijventerrein Lingewaarden ten behoeve van woningbouw. Ter plaatse van het ontwikkelingsgebied is een bodemverontreiniging geconstateerd die er mede de oorzaak van is dat binnen de herontwikkeling van het project een onrendabele investering is ontstaan waardoor het project stagneert.
Besluit
Om een bijdrage te leveren aan het opheffen van de stagnatie in het project besluit het College (…) een subsidie te verlenen aan de Gemeente Geldermalsen, onder de hierna te noemen verplichtingen, van
€ 1.000.000,- (…)
Motivering
(…)
1. (…) De bedrijvigheid en de aanwezige bodemverontreiniging worden gesaneerd en er worden circa 200 woningen gerealiseerd. (…)
2. (…)
3. (…)
4. (…) Met de sanering kan in 2011 worden gestart. (…) Naar verwachting kan eind 2011 gestart worden met de eerste fase van de woningbouw.
5. (…) Door de bijdrage van de provincie is de gemeente bereid een groot deel van de kosten van de inrichting van de openbare ruimte voor haar rekening te nemen. Daardoor worden de verliezen voor de ontwikkelaar beperkt en is hij bereid te starten met de ontwikkeling.
6. (…) Het totale exploitatietekort voor de ontwikkelaar bedraagt ruim € 4,3 miljoen. Dit tekort wordt mede veroorzaakt door de kosten van de bodemsanering (ruim € 2,6 miljoen) (…) Voor de gemeente bedraagt de kosten ruim € 2,5 miljoen, bestaande uit de inrichting van de openbare ruimte in het plangebied. Slechts een deel van het tekort wordt gedekt door ISV subsidie van
€ 580.000 (…)
7. (…) Gezien de grootte van het project (200 woningen), de kosten van de sanering en het grote tekort bij zowel de gemeente als de projectontwikkelaar is een bijdrage van € 1.000.000 acceptabel.
8. (…) De totale subsidie vanuit de provincie bedraagt € 1.580.000. Dit bedrag wordt via de gemeente ingebracht in de exploitatie van de ontwikkelaar. (…)
(…)’
2.6.
Op 12 maart 2013 hebben MG en de gemeente Geldermalsen een ‘Samenwerkings- en exploitatieovereenkomst plan Lingewaarden’ (hierna: SOK) gesloten. Daarin is, voor zover van belang, vermeld:
(…)
Artikel 11
Subsidies en bijdragen
(…)
11.3
In verband met de door de Gemeente (…) aan de Exploitant opgelegde verplichting tot de aanleg en inrichting van het Openbaar Gebied (…) zal de Gemeente aan de Exploitant een financiële bijdrage verstrekken in de voor rekening van de Exploitant komende integrale stichtingskosten van het Openbaar gebied binnen het Exploitatiegebied, welke financiële bijdrage maximaal gelijk is aan de hoogte waarop de ISV subsidie en de Subsidie Versnellingsgelden bodemsanering (definitief) zullen worden vastgesteld, - thans begroot op gezamenlijk (…) € 1.580.000 (…) of zoveel minder als de betreffende integrale stichtingskosten daadwerkelijk zullen bedragen.
(…)’
2.7.
Op enig moment zijn tussen partijen discussies ontstaan over de samenwerking. Dit heeft ertoe geleid dat partijen inmiddels in meerdere civiele procedures verwikkeld zijn geraakt, waaronder procedures bij deze rechtbank. Partijen hebben getracht om met hulp van een mediator / bindend adviseur tot een regeling te komen. Op 26 juli 2016 hebben partijen een depotovereenkomst gesloten waarin onder meer het volgende staat:
‘(…)
In aanmerking nemende dat:
- tussen MG en [gedaagde] sprake is van een aantal geschillen dat kort gezegd verband
houdt met hun samenwerking op het gebied van de ontwikkeling van vastgoedprojecten;
- er sprake is van de ontwikkeling van het project “De Lingewaarden” waarbij zowel
MG als [gedaagde] betrokken zijn;
- (…)
- [gedaagde] in het kader van de hiervoor aangegeven geschillen ten laste van MG diverse
conservatoire beslagen heeft doen leggen, waaronder op de percelen grond die onderdeel uitmaken van dit project “De Lingewaarden”, welke beslagen in de weg staan aan de levering aan kopers van de percelen ten behoeve van de woningstichting KleurrijkWonen en particuliere kopers van de tien levensloop woningen;
- In het genoegzaam aan MG/ [gedaagde] bekend zijnde ‘Verslag 4e bijeenkomst inzake
Middengebied Geldermalsen (…) contra Zondag Bouwgroep (…) is (…) onder meer vastgelegd:
4. Na uitvoerig beraad en schorsing zijn partijen inzake het sluiten van de overeenkomst met de woningcorporatie Kleurrijk Wonen (“KW”) en het ten verkoop aanbieden van 10 levensloop woningen, beide betreffende het project Lingewaarden, het volgende overeengekomen:
a)
MG kan de beoogde overeenkomst met KW alsnog aangaan. (…)
b)
MG draag zorg voor de herstart van de verkoop van de 10 levensloop woningen. (…)
c)
Bij verkoop van de betreffende percelen (perceelgedeelten) zal [gedaagde] het daarop door haar gelegde beslag – voor zover van toepassing – doen opheffen.
d)
MG stelt alles in het werk de subsidie te behouden en verder te doen uitkeren.
e)
De opbrengsten van de verkopen hiervoor bedoeld sub a. en b. alsmede van de hiervoor sub d. bedoelde subsidie zullen rechtstreeks worden overgemaakt op een door bindend adviseur nader aan te geven afgezonderde rekening.
f)
Het tegoed op de hiervoor sub e. bedoelde rekening (“depot”) zal uitsluitend worden gebruikt voor het voldoen van directe kosten ter realisatie van de opbrengsten en van de subsidie, waaronder mede worden begrepen het voltooien van de sanering en de noodzakelijke aanleg van nutsvoorzieningen.
(…)
- MG en [gedaagde] de opbrengst van de verkopen als hiervoor in het citaat onder punt e. omschreven ter zake van de (gedeeltelijke) opheffing van de beslagen en al hetgeen daarmee samenhangt, noodzakelijk of dienstbaar voor het project “De Lingewaarden”, waaronder met name in het kader van de verkoop van gronden aan eindgebruikers in voorkomende gevallen in depot onder de Notaris wensen te storten om welke reden MG en [gedaagde] deze depot overeenkomst met elkaar aangaan.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
(…)
10. (…) In de looptijd van deze depotovereenkomst zullen ontvangen subsidies in het depot worden gestort, overeenkomstig punt 4e. van deze depotovereenkomst.
(…)’
2.8.
Nadat op enig moment tussen partijen een geschil is ontstaan over de uitleg van artikel 10 van de depotovereenkomst, heeft [gedaagde] bij deze rechtbank tegen MG een procedure aanhangig gemaakt (kenmerk C/05/362671 / HA ZA 19-191). Het vonnis van 16 maart 2022 (hierna: het vonnis) luidt, voor zover van belang, als volgt:
‘5.10. Partijen twisten over de vraag hoe de laatste zin van artikel 10 van depotovereenkomst dient te worden uitgelegd. [gedaagde] stelt dat met deze zin is bedoeld dat alle ontvangen en te ontvangen subsidies in het depot dienen te worden gestort, terwijl Middengebied aanvoert dat het alleen gaat om de subsidies die tijdens de looptijd van de depotovereenkomst (26 juli 2016 tot 11 mei 2019) zijn ontvangen.
(…)
5.12. (…)
is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] aan de zinsnede “subsidie behouden en verder doen uitkeren” redelijkerwijs de betekenis heeft mogen toekennen dat het om reeds ontvangen en nog (verder) in ontvangst te nemen subsidies gaat.
5.13.
Tot slot brengt ook de strekking van de depotovereenkomst met zich dat de laatste zin van artikel 10 van de depotovereenkomst dient te worden uitgelegd zoals hiervoor is overwogen. De strekking van de depotovereenkomst was immers om [gedaagde] vervangende zekerheid te bieden voor het partieel opheffen van het door haar gelegde conservatoir beslag op de gronden die deel uitmaken van het project De Lingewaarden, zodat Middengebied 31 appartementen en 10 levensloopwoningen kon realiseren en verkopen, hetgeen (onder meer) nodig was om de subsidies veilig te stellen. De vervangende zekerheid die aan [gedaagde] werd gebonden bestond uit het storten van de opbrengsten van de verkopen en de subsidies in het depot. [gedaagde] mocht als ervaren projectontwikkelaar dan ook redelijkerwijs verwachten dat in elk geval de subsidies in het depot zouden worden gestort voor zover die bestemd waren dan wel aangewend zijn voor de realisatie/ontwikkeling van het stuk grond met appartementen en levensloopwoningen. In haar akte van 23 april 2021 stelt [gedaagde] ook dat zij met de ontwikkeling van de appartementen en levensloopwoningen akkoord is gegaan als voor
dat onderdeelde subsidie- en kosten/uitgavestroom inzichtelijk zou worden gemaakt. Dat [gedaagde] er op enig moment vanuit is gegaan dat alle in het kader van het project De Lingewaarden ontvangen subsidies in het depot zouden worden gestort, lijkt [gedaagde] in haar akte van 23 april 2021 ook niet te stellen (…). Zij lijkt eveneens te onderkennen dat sprake is van geoormerkte subsidies die zien op een groter geheel. Bovendien verhoudt een dergelijke opvatting zich ook niet met feit dat op de overige gronden van het project De Lingewaarden nog steeds het door [gedaagde] gelegde conservatoir verhaalbeslag rust en [gedaagde] uit dien hoofde zekerheid heeft.
(…)
7. De beslissing in conventie
De rechtbank
7.1.
veroordeelt Middengebied tot het nakomen van de in artikel 10 gelegen verplichting om de ontvangen subsidies in het depot te storten voor zover die bestemd waren dan wel aangewend zijn voor de realisatie/ontwikkeling van het stuk grond met appartementen voor KleurrijkWonen en 10 levensloopwoningen ongeacht het moment waarop de subsidies zijn ontvangen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat Middengebied binnen veertien dagen na betkeening van het vonnis in verzuim blijft aan deze verplichting te voldoen met een maximum van € 250.000,00;
7.2.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
(…)’.
2.9.
Op 4 april 2022 heeft MG € 174.906,00 in het depot gestort.
2.10.
[gedaagde] heeft het vonnis op 4 april 2022 aan MG doen betekenen. MG heeft tegen het vonnis hoger beroep aangetekend.
2.11.
In de periode van 1 april 2022 tot en met 13 mei 2022 is namens partijen gecorrespondeerd over de uitleg van het vonnis, in het bijzonder de vraag of MG met de depotstorting op 4 april 2022 heeft voldaan aan de veroordeling onder r.o. 7.1. van het vonnis. MG heeft zich - onder verwijzing naar een memo van Antea (zie hierna) - op het standpunt gesteld dat zij met de storting aan de veroordeling heeft voldaan, zodat zij geen dwangsommen heeft verbeurd / verbeurt. MG heeft ook verwezen naar een door haar opgestelde berekening, waarin onder meer is vermeld:
‘(…)
MESO RUIMTEGEBRUIK PLANGEBIED LINGEWAARDEN 50.203
WATER -8.801
RIJNSTRAAT
-3.111
OPPERVLAKTE PLANGEBIED LINGEWAARDEN 38.291 m2
PERCEEL A KLEURRIJKWONEN 970
PERCEEL B KLEURRIJKWONEN 1.197
PERCEEL 10 LEVENSLOOPWONINGEN
2.07
OPPERVLAKTE PERCELEN TOTAAL 4.237 m2
VERHOUDING BEDRAAGT 4.237 / 38.291 11,07%
(…)’
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat MG met de storting niet aan de veroordeling heeft voldaan en dat zij gehouden is om tenminste € 769.000,00 in depot te storten. [gedaagde] heeft MG de verbeurte van dwangsommen aangezegd.
2.12.
In haar memo van 11 mei 2022 heeft Antea, opdrachtnemer van MG, voor wat betreft de uitvoering van de saneringswerkzaamheden, voor zover van belang, vermeld:
‘(…) De exacte vraag was: Is er een verdeling van subsidiegelden te maken voor de (…) percelen. Zo ja, welke subsidiegelden behoren aan deze percelen te worden toegerekend.
Om de eerste vraag kort te beantwoorden: wij kunnen zowel uitvoeringstechnisch als subsidie-inhoudelijk geen exacte verdeling maken.
Het gehele terrein is gesaneerd.
(…)
Een uitsplitsing van de subsidiegelden is vanwege de verschillende saneringsdoelstellingen te complex om op (nieuw) perceelsniveau uit te rekenen.
(…)
Subsidie-technisch wordt er ook geen verschil gemaakt in de beschikking van de subsidie. De beschikbaar gestelde versnellingsgelden en de ISV subsidie zijn voor het gehele plangebied verstrekt. Als er desondanks toch een verdeling moet worden gemaakt, is de meest voor de hand liggende verdeling die op basis van m2 ten opzichte van het totale exploitatie gebied. (…)’

3.Het geschil

3.1.
MG vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] veroordeelt de executie van het op 16 maart 2022 tussen partijen gewezen vonnis met rolnummer HA ZA 19-191 te staken en/of gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag of een dagdeel dat [gedaagde] hiermee in strijd handelt, dit met een maximum van
€ 500.000,00;
2. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure vermeerderd met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf de vijftiende dag na de dag van de uitspraak en [gedaagde] veroordeelt tot voldoening van de nakosten ter hoogte van € 163,00 dan wel - indien betekening van de uitspraak plaatsvindt -
€ 248,00.
3.2.
MG heeft aan haar vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De provincie Gelderland heeft aan de gemeente Geldermalsen voor het project Lingewaarden in totaal € 1.580.000,00 aan subsidies toegezegd. Deze subsidies hebben betrekking op het gehele exploitatiegebied, bestaande uit zowel fase I als fase II. Dit omvat 38.291 m², inclusief het Welkoop-terrein. Het deel van het exploitatiegebied dat betrekking heeft op de 31 appartementen en 10 levensloopwoningen omvat 4.237 m² (11,07%). MG heeft met haar storting in het depot van € 174.906,00 (11,07% van het totale subsidiebedrag) tijdig aan de veroordeling voldaan. MG heeft bij haar vordering een spoedeisend belang. Gelet op de mogelijk te verbeuren dwangsom (maximaal € 250.000,00) heeft zij er recht op en belang bij dat zo spoedig mogelijk duidelijk is hoe de veroordeling moet worden uitgelegd/begrepen. Weliswaar is [gedaagde] nog niet tot executie / incasso van dwangsommen overgegaan, maar dat heeft zij slechts gedaan om deze omstandigheid in deze procedure als verweer te kunnen voeren; alles wijst erop dat [gedaagde] direct na afwijzing van de vordering tot executie zal overgaan. MG is volstrekt bereidwillig geweest om aan de veroordeling te voldoen, maar de veroordeling is zo onduidelijk dat het buitengewoon onredelijk zou zijn om de veroordeling in het nadeel van MG uit te leggen. Het opleggen van een dwangsom is noodzakelijk, aldus MG.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. Het vonnis is duidelijk en MG heeft niet aan de veroordeling voldaan. MG heeft een te laag bedrag aan ontvangen subsidie in het depot gestort. De berekening van MG is niet juist. Ten onrechte heeft MG fase II van het exploitatiegebied in haar berekening betrokken, terwijl daar geen sanering heeft plaatsgevonden en niet plaats hoeft te vinden. MG heeft nog niet eens alle percelen die tot fase II behoren in eigendom verkregen en evenmin zijn voor fase II een wijziging van het bestemmingsplan en omgevingsvergunningen aangevraagd. De subsidies zijn dus niet ten behoeve van fase II, maar slechts ten behoeve van fase I verstrekt en aangewend. De sanering zag met name op de locatie waar de 31 appartementen en 10 levensloopwoning zijn gerealiseerd. Ten onrechte heeft MG de daarbij behorende infrastructuur en groenvoorzieningen in haar berekening buiten beschouwing gelaten. Volgens [gedaagde] bedraagt de oppervlakte van fase I en fase II 31.391 m² (exclusief het Welkoop-terrein). De oppervlakte van fase I bedraagt 23.271 m². De oppervlakte van het vervuilde grondoppervlak bedroeg 7.650 m². Daarvan had 3.662 m² (47,87%) betrekking op de 31 appartementen en 10 levensloopwoningen. [gedaagde] neemt genoegen met een storting van 45% van de ontvangen subsidiebedragen (€ 769.000,00). MG heeft bij haar vordering geen spoedeisend belang, omdat [gedaagde] nog geen enkele stap richting executie of feitelijke incasso heeft gezet. De omstandigheid dat ook over de berekeningsmethode van [gedaagde] discussie kan bestaan, doet er niet aan af dat een eventuele te hoge storting door MG veilig in depot staat. Gelet op het voorgaande is het geschil te complex voor behandeling in kort geding. Hoewel in dit kort geding hooguit schorsing van de executie kan worden gevorderd, probeert MG met dit kort geding op gezochte gronden nakoming van haar stortingsverplichting en het verbeuren van dwangsommen te frustreren. De hoogte van de door MG gevorderde dwangsom is niet redelijk en staat niet in verhouding tot hetgeen waartoe zij zelf veroordeeld is en daarom moet deze worden gematigd, aldus [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een vordering in kort geding slechts dan toewijsbaar is als aannemelijk is dat eenzelfde vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het treffen van de voorlopige voorziening(en) vanwege het spoedeisend karakter gerechtvaardigd is. Gelet op het voorlopige karakter van de kortgedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering en/of een deskundigenonderzoek.
4.2.
Het spoedeisend belang van MG volgt uit de aard en grondslag van haar vordering. Volgens MG is sprake van een reële dreiging van verbeurte van aanzienlijke dwangsommen, hetgeen op zich door [gedaagde] niet wordt betwist. [gedaagde] meent immers dat MG te weinig in het depot heeft gestort en dus dwangsommen verbeurt. Van MG kan redelijkerwijs niet worden verlangd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Hetgeen [gedaagde] in dit verband heeft aangevoerd, maakt dat niet anders. Dit betekent dat MG in haar vordering ontvankelijk is.
4.3.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat het geschil te complex is voor behandeling in kort geding, aangezien dat - zoals hierna zal blijken - niet het geval is.
4.4.
In een executiegeschil als het onderhavige geldt dat hetgeen de veroordeelde ter uitvoering van het vonnis heeft verricht, moet worden getoetst aan de inhoud van de veroordeling, zoals die door uitleg - aan de hand van de toepasselijke uitlegregels - moet worden vastgesteld. Hierbij geldt dat de betekenis en reikwijdte van een rechterlijke uitspraak in beginsel alleen kunnen worden afgeleid uit hetgeen uit die uitspraak zelf kenbaar is. Mogelijke bedoelingen van de rechter moeten buiten beschouwing blijven voor zover die niet uit de inhoud van het vonnis kunnen worden afgeleid. Dat betekent ook dat bij de uitleg de bewoordingen van de uitspraak gelezen in hun context in beginsel bepalend zijn. In termen van uitlegregels voor overeenkomsten valt de uitleg van een vonnis onder de CAO-norm te scharen. Het dictum van de uitspraak moet aldus worden gelezen in het licht van en met inachtneming van de overwegingen die daartoe hebben geleid. Tot op zekere hoogte kan voor de uitleg daarvan wel acht worden geslagen op de inhoud van overige processtukken. Het vonnis respondeert immers mede op datgene wat door de partijen naar voren is gebracht. Bij de uitleg van een veroordeling zullen soms mede maatstaven van redelijkheid en billijkheid mogen worden gehanteerd. Die zullen met name een rol kunnen spelen bij de vaststelling van de inhoud van een veroordeling die in enigszins algemene bewoordingen is vervat.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat (1) de provincie Gelderland aan de gemeente Geldermalsen in verband met het project Lingewaarden twee subsidies ter grootte van maximaal € 1.580.000,00 in totaal heeft toegekend, (2) de gemeente Geldermalsen eenzelfde bedrag zou betalen aan MG, (3) het door de gemeente aan MG betaalde bedrag het bedrag is dat in het dictum van het vonnis is bedoeld en (4) MG inmiddels in elk geval
€ 1.319.000,00 van de gemeente Geldermalsen heeft ontvangen.
4.6.
In dit geschil staat de vraag centraal welk deel van het door MG ontvangen bedrag bestemd was dan wel aangewend is voor de realisatie/ontwikkeling van het stuk grond met de appartementen voor KleurrijkWonen en 10 levensloopwoningen. Dat is immers het deel van de subsidies dat volgens het dictum in het depot moet worden gestort.
Is vast te stellen welk deel van de subsidies bestémd waren voor het stuk grond met appartementen voor KleurrijkWonen en de 10 levensloopwoningen?
4.7.
Hetgeen [gedaagde] ten aanzien van de bestemming van de subsidiebedragen heeft aangevoerd, komt erop neer dat de subsidies uitsluitend bestemd waren voor de sanering van een bepaald gedeelte van fase I van het exploitatiegebied. Dit is echter niet af te leiden uit de subsidiebeschikkingen van 15 maart 2011 en 10 juni 2011. In de eerste plaats is niet aannemelijk geworden dat de werkzaamheden waarop de subsidiebeschikkingen zien, zijn beperkt tot saneringswerkzaamheden. Dat staat niet als zodanig in de subsidiebeschikkingen. Daarbij komt dat, hoewel uit de subsidiebeschikkingen blijkt dat de toekenning van de subsidies samenhangt met een bepaalde mate van verontreiniging en sanering (7.650 m²), uit de subsidiebeschikkingen niet is af te leiden op welk specifiek deel of welke specifieke delen van het totale exploitatiegebied dat betrekking heeft. Het voorgaande wordt niet anders door de omstandigheid - die tussen partijen niet in geschil is - dat een groot deel van de verontreiniging aanwezig was in het deel van het exploitatiegebied waarin de appartementen voor KleurrijkWonen en 10 levensloopwoningen zijn gerealiseerd. Wat de verwijzingen in de subsidiebeschikkingen naar fase I van het project betreft, acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat deze niet zien op (een beperking van) de bestemming van de subsidies, maar op één van de voorwaarden voor de subsidieverstrekking. Bovendien geldt dat de subsidiebeschikkingen betrekking hebben op het project Lingewaarden, waarbinnen circa 200 woningen worden gerealiseerd. [gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat dit ziet op het gehele exploitatiegebied (zoals aangeduid in de SOK), dat dit fase I en fase II (inclusief het Welkoop-terrein en exclusief ‘Water’ en ‘Rijnstraat’) omvat en dat dit een totale oppervlakte heeft van 38.291 m².
Is vast te stellen welk deel van de subsidies is aangewend voor het stuk grond met de appartementen voor KleurrijkWonen en de 10 levensloopwoningen?
4.8.
Wat de aanwending van de subsidiebedragen betreft, heeft MG verwezen naar een memo van Antea van 11 mei 2022 (zie r.o. 2.12). Hetgeen [gedaagde] in dit verband heeft aangevoerd, komt erop neer dat circa 47% van de subsidies is aangewend voor de realisatie/ontwikkeling van het stuk grond met de appartementen voor KleurrijkWonen en 10 levensloopwoningen met groenvoorzieningen en infrastructuur. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet, althans zeker niet binnen het beperkte kader van de kortgedingprocedure, is vast te stellen in welke mate de subsidies zijn aangewend voor het stuk grond met daarop de appartementen voor KleurrijkWonen en 10 levensloopwoningen. Het ligt daarom ook niet voor de hand dat een dergelijke complexe berekening waarvoor inzage nodig is in alle geldstromen en saneringskosten, een redelijke uitleg is van de veroordeling. Voor de hand ligt dat een berekening naar rato plaatsvindt, waarbij de omvang van de percelen waarop de appartementen voor KleurrijkWonen en 10 levensloopwoningen zijn gerealiseerd (4.237 m² volgens partijen) wordt afgezet tegen de omvang van het gehele exploitatiegebied (38.291 m²). Deze berekening ligt ook voor de hand nu de depotovereenkomst, waarover het geschil in de bodemzaak ging, verband houdt met de ‘stapsgewijze’ opheffing door [gedaagde] van conservatoire beslagen op percelen die deel uitmaken van het exploitatiegebied, in ‘ruil’ voor storting van ontvangen gelden in het depot (vgl. r.o. 5.13 van het vonnis). De berekening leidt ertoe dat 11,07% van de subsidies aan de realisatie/ontwikkeling van het stuk grond met daarop de appartementen voor KleurrijkWonen en 10 levensloopwoningen kan worden toegerekend.
4.9.
De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat dit een redelijke wijze van berekening is van hetgeen de rechtbank bedoelde met de veroordeling in r.o. 7.1. van het vonnis. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat ook de groenvoorzieningen en infrastructuur (2.679 m²) onderdeel moeten uitmaken van de berekening omdat dit nergens in het vonnis staat. Daarbij komt dat aangenomen moet worden dat de groenvoorzieningen en de infrastructuur niet enkel voor de appartementen van KleurrijkWonen en 10 levensloopwoningen bestemd zijn, maar voor een groter deel van het project zodra dat gerealiseerd is.
4.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering tot het staken en/of gestaakt houden van de executie van het vonnis toewijsbaar is. Er is onvoldoende aanleiding om de gevorderde dwangsom te matigen. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van MG worden begroot op:
- betekening oproeping € 103,33
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.795,33

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] de executie van het op 16 maart 2022 tussen partijen gewezen vonnis met kenmerk C/05/362671 / HA ZA 19-191 te (doen) staken en/of gestaakt te (doen) houden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan MG een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van MG tot op heden begroot op € 1.795,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.