Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 maart 2022,
- het verkort proces verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 18 mei 2022.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling in conventie
e-mail. Het feit dat dat document (na het kostenoverzicht dat dateert van een paar dagen eerder) kennelijk nog nodig was en de tekst van de begeleidende e-mail maken het standpunt van [gedaagde] dat het kostenoverzicht reeds een schriftelijke aannemingsovereenkomst tussen haar en [eiser] inhoudt des te onaannemelijker. Het enkele feit dat de term “aanneemsom” is opgenomen in het kostenoverzicht maakt dit niet anders. Dat de concept aannemingsovereenkomst de overeenkomst tussen partijen bevat is evenmin aannemelijk. Deze is immers verre van compleet en niet door partijen ondertekend. [gedaagde] heeft aanvankelijk (bij conclusie van antwoord) zelfs ontkend dat ze de concept aannemingsovereenkomst vóór het aan deze procedure voorafgaande voorlopig getuigenverhoor ooit had gezien, hetgeen niet waar is gebleken aangezien ze vervolgens heeft erkend hem zelf aan [eiser] te hebben toegestuurd. Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] , op de vraag in welk stuk de door haar gestelde schriftelijke overeenkomst is vervat, zich beurtelings beroepen op het kostenoverzicht en op de concept aannemingsovereenkomst. Ook het feit dat [gedaagde] zichzelf op die manier tegenspreekt door zich te beroepen op twee verschillende documenten en geen eenduidig antwoord geeft op de vraag welke van deze twee documenten de door haar bedoelde schriftelijke overeenkomst is, maakt dat de rechtbank vindt dat ze haar betwisting van de door [eiser] gestelde mondelinge overeenkomst onvoldoende heeft onderbouwd.
5.013,00(4,5 punt × tarief IV € 1.114,00)