ECLI:NL:RBGEL:2022:4926

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
05/021792-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging gepleegd tijdens overval op optiekwinkel

Op 8 augustus 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 oktober 2021 samen met een medeverdachte een gewelddadige overval heeft gepleegd op een optiekwinkel in Velp. De verdachte, die op dat moment 19 jaar oud was, werd beschuldigd van diefstal met geweld, waarbij meerdere slachtoffers bedreigd werden met een vuurwapen en een hamer. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, en dat de verdachte opzet had op het plegen van de diefstal met geweld. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met daarbij de oplegging van bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die zij hadden geleden door de overval. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en psychologische problemen. De rechtbank hoopte dat de verdachte de kans aangreep om met de juiste hulp zijn leven weer op de rit te krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/021792-22
Datum uitspraak : 8 augustus 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 2022] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Grave.
Raadsvrouw: mr. H. Hadžić, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
6 april, 29 juni en 25 juli 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Velp tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- meerdere (dure) (merk)brillen en/of
- een hoeveelheid geld,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of
om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door:
- met gezichtsbedekkende kleding en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een hamer, de winkel aan [adres 2] van [slachtoffer 1] binnen te gaan,
- ( vervolgens) te roepen: “dit is een overval! Waar zijn de dure brillen! Ik weet dat ze hier zijn”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] te richten en gericht te houden,
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij op de grond moet gaan liggen en daar moet blijven,
- tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te zeggen dat hij/ze/zij op de bank moet(en) gaan zitten,
- ( ondertussen) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te richten en/of gericht te houden,
- tegen die [slachtoffer 3] te zeggen: “hou me niet voor de gek, ik weet dat ze hier zijn”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te zeggen: “willen jullie dood?” en/of “ik schiet jullie dood als jullie het niet zeggen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- naar de kluis te vragen,
- die [slachtoffer 2] weer op te laten staan en/of de winkel in te laten gaan,
- ondertussen die [slachtoffer 2] te sommeren naar beneden te blijven kijken,
- die [slachtoffer 2] te sommeren op de bank te gaan zitten,
- die [slachtoffer 2] te vragen waar de dure brillen liggen,
- die [slachtoffer 2] mee te nemen naar de kassa waar de duren brillen liggen/die [slachtoffer 2] naar de kassa te laten lopen waar de dure brillen liggen en met die [slachtoffer 2] mee te lopen,
- die [slachtoffer 2] de kassalade open te laten maken,
- ( bij het verlaten van de winkel) met die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] in een worsteling te raken,
- die [slachtoffer 5] met een hamer, in elk geval een hard voorwerp, op zijn hoofd te slaan en/of,
- die [slachtoffer 6] met aan hamer, in elk geval een hard voorwerp, op haar pols te slaan,
- tegen die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te roepen: “ik schiet je dood” althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat met betrekking tot het slaan met de hamer en de worsteling tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en aangevers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op dit door medeverdachte [medeverdachte] uitgevoerde geweld. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het slaan met de hamer.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Daarbij kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet volgt dat er afspraken zijn gemaakt om geweld toe te passen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat zijn medeverdachte een hamer bij zich had. [2] Verdachte had zelf ook een wapen meegenomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte moet hebben voorzien dat de aanmerkelijke kans bestond dat bij de overval geweld zou worden gebruikt, bijvoorbeeld in het geval dat de in de winkel aanwezige personen zich zouden verzetten. In het dossier zijn geen aanwijzingen te vinden dat verdachte niet in staat zou zijn om het vorenstaande te voorzien en bewust te aanvaarden.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte, hoewel hij zelf niet heeft geslagen met de hamer, het door zijn medeverdachte gepleegde geweld wel mede voor zijn rekening heeft genomen. Verder blijkt uit de aangiftes van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] dat beide verdachten met hen in een worsteling terechtkwamen, zodat ook sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot de worsteling. [3] De rechtbank acht derhalve bewezen dat het opzet van verdachte - minstgenomen in voorwaardelijke vorm - was gericht op het plegen van diefstal met geweld. Verdachte heeft dit feit bovendien in bewuste en nauwe samenwerking met zijn mededader begaan, zodat de rechtbank ook bewezen acht dat verdachte dit feit heeft medegepleegd.
Bekennende verdachte
Voor het overige is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] op 5 oktober 2021, p. 609-610;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] op 5 oktober 2021 p. 640-641;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] op 5 oktober 2021, p. 646-647;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] op 5 oktober 2021, p. 655-656;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] op 5 oktober 2021, p. 663-664;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 juli 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks5 oktober 2021 te Velp tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
- meerdere (dure) (merk)brillen en
/of
- een hoeveelheid geld,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] , en
/of[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- met gezichtsbedekkende kleding en
/ofeen vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en
/ofeen hamer, de winkel aan [adres 2] van [slachtoffer 1] binnen te gaan,
-
(vervolgens
)te roepen: “dit is een overval! Waar zijn de dure brillen! Ik weet dat ze hier zijn”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- een vuurwapen,
in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] te richten en gericht te houden,
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij op de grond moet gaan liggen en daar moet blijven,
- tegen die [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] te zeggen dat
hij/ze/zij op de bank moet
(en
)gaan zitten,
-
(ondertussen
)een vuurwapen,
in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te richten en
/ofgericht te houden,
- tegen die [slachtoffer 3] te zeggen: “hou me niet voor de gek, ik weet dat ze hier zijn”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- tegen die [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] te zeggen: “willen jullie dood?” en
/of“ik schiet jullie dood als jullie het niet zeggen”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- naar de kluis te vragen,
- die [slachtoffer 2] weer op te laten staan en
/ofde winkel in te laten gaan,
- ondertussen die [slachtoffer 2] te sommeren naar beneden te blijven kijken,
- die [slachtoffer 2] te sommeren op de bank te gaan zitten,
- die [slachtoffer 2] te vragen waar de dure brillen liggen,
- die [slachtoffer 2] mee te nemen naar de kassa waar de duren brillen liggen/die [slachtoffer 2] naar de kassa te laten lopen waar de dure brillen liggen en met die [slachtoffer 2] mee te lopen,
- die [slachtoffer 2] de kassalade open te laten maken,
-
(bij het verlaten van de winkel
)met die [slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] in een worsteling te raken,
- die [slachtoffer 5] met een hamer, in elk geval een hard voorwerp, op zijn hoofd te slaan en
/of,
- die [slachtoffer 6] met een hamer,
in elk geval een hard voorwerp, op haar pols te slaan,
- tegen die [slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] te roepen: “ik schiet je dood”
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met aftrek met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van de algemene en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 17 mei 2022.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat rekening wordt gehouden met de jonge leeftijd van verdachte. Verdachte was 19 jaar oud ten tijde van het plegen van de overval. De overval is het gevolg geweest van een impulsieve beslissing. Verdachte heeft spijt van zijn daden en neemt hier ook de verantwoordelijkheid voor. Uit eigen beweging heeft hij een en ander in gang gezet om zijn excuses over te brengen aan de aangevers en de getuigen. Daarnaast heeft verdachte zich coöperatief opgesteld met betrekking tot het politieonderzoek. Verdachte is zeer jeugdig. Niet alleen is sprake van hersendelen die nog in ontwikkeling zijn, maar verdachte heeft nog een heel leven voor zich. Met betrekking tot zijn ontwikkeling heeft ook te gelden dat rekening dient te worden gehouden met zijn achterstand, bestaande uit onder meer niet aangeboren hersenletsel. Verdachte ziet in dat hij hulp en begeleiding kan gebruiken en is dan ook bereid mee te werken aan de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Aan verdachte dient een straf te worden opgelegd die uit een heel groot voorwaardelijk deel bestaat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft met zijn medeverdachte op een gewelddadige wijze een overval gepleegd op een optiek winkel in Velp. Daarbij is een grote hoeveelheid dure brillen en geld uit de kassa weggenomen. Tijdens deze overval zijn de in de winkel aanwezige eigenaar en medewerkers bedreigd met een pistool en is gedreigd hen dood te schieten. Slachtoffers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] die nog probeerden de overvallers tegen te houden, zijn bedreigd met de dood en kregen klappen.
Er is sprake geweest van een weloverwogen en berekende actie. Verdachte maakte gebruik van een vuurwapen en zijn medeverdachte van een hamer. Verdachte en zijn medeverdachte hadden de dag ervoor het plan opgevat en afgesproken de overval samen te plegen. De dag van de overval hebben zij eerst de locatie verkend. Vervolgens zijn zij tegen sluitingstijd de winkel binnengegaan met hun gezichten bedekt, met handschoenen aan en zichtbaar wapens bij zich. Dit gebeurde op klaarlichte dag en in het bijzijn van een klant. Verdachte heeft zich bij het plegen van de overval niet om anderen bekommerd en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat een winkeloverval grote gevolgen heeft voor een slachtoffer en dat een slachtoffer vaak nog lang last heeft van deze (psychische) gevolgen. Feiten zoals deze behoren tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaken.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld
.
Uit het psychologisch rapport van 12 mei 2022 volgt dat verdachte een 20-jarige jongeman is, functionerend met een disharmonisch intelligentieprofiel, met niet aangeboren hersenletsel en AD(H)D-problematiek. Er wordt een stoornis in het gebruik van cannabis, onderwijsprobleem en probleem met werkloosheid geclassificeerd. De genoemde stoornissen hebben verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde niet beïnvloed. Op grond van de inschatting wordt het recidiverisico als laag ingeschat. Qua risicohantering zijn er risicofactoren dat verdachte niet beschikt over eigen woonruimte, scholing en/of werk en inkomsten. Verdachte heeft geen positieve levensdoelen (wil uitkering aanvragen) en zijn coping is inadequaat; hij zal niet snel zelf om hulp vragen. De psycholoog komt tot de conclusie dat er geen indicaties bestaan voor toepassing van het jeugdstrafrecht en adviseert een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering.
Uit het reclasseringsrapport van 17 mei 2022 volgt dat het de reclassering opvalt dat verdachte weinig stabiliteit kent in zijn leven en wat rigide lijkt te denken. De leefgebieden financiën, sociaal netwerk en psychosociaal functioneren kunnen als criminogene factoren aangemerkt worden. De reclassering kan geen relatie leggen tussen het gebruik van softdrugs en de verdenking. Het is daarmee geen criminogene factor, maar het verdient wel aandacht, want feitelijk was verdachte ten tijde van de verdenking permanent onder invloed (THC in het bloed). Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen en oplegging van algemene en bijzondere voorwaarden (meldplicht, ambulante behandeling, begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke zorg, contactverbod, locatieverbod met elektronische monitoring, locatiegebod met elektronische monitoring, meewerken aan middelencontrole en andere voorwaarden het gedrag betreffende).
Straf
De rechtbank is met de deskundige en de reclassering van oordeel dat verdachte een behandeling dient te ondergaan en daarnaast hulp en begeleiding nodig heeft ter voorkoming van recidive.
De rechtbank zal de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het reclasseringsrapport naar voren komen, meewegen, zoals zijn leeftijd en dat hij openstaat voor interventies. Verdachte staat aan het begin van zijn volwassen leven en is niet eerder veroordeeld voor een misdrijf. Hij kan, door de mogelijkheden van begeleiding en behandeling aan te pakken, zijn leven weer op de rit krijgen. Gezien de ernst van het gepleegde feit kan echter niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zesendertig maanden met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal van die gevangenisstraf een gedeelte van twaalf maanden voorwaardelijk opleggen, met daarbij de oplegging van de algemene en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering (behoudens het contactverbod met zijn medeverdachte). Dit om verdachte te motiveren zich te blijven inzetten voor de behandeling en begeleiding en om hem ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van drie jaren verbinden om verdachte (voor langere duur) ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Dit is een lagere straf dan gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf meer rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij zijn jeugdige leeftijd in het bijzonder meeweegt. De rechtbank hoopt dat verdachte de kans aangrijpt om met de juiste hulp iets van zijn leven te maken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Vordering [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met de ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 25,00 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Vordering [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in verband met de ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 75,00 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Vordering [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met de ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 25,00 aan materiële schade en € 1.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Vordering [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in verband met de ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 25,00 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Vordering [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met de ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 25,00 aan materiële schade en € 1.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Vordering [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met de ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 103,35 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Vordering [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met de ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 196,03 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen integraal kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente. Tot slot vordert de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid.
De verdediging heeft ten aanzien van de gevorderde materiële schadeposten geen opmerkingen gemaakt en zich dan ook gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de verdediging verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van maart 2019 (ECLI:NL:HR:2019:376). Bij een normschending met evident nadelige gevolgen is het niet (meer) nodig dat de gevolgen onderbouwd worden aan de hand van de stukken. Naar de mening van de verdediging blijft de omschrijving met betrekking tot welke gevolgen zijn ontstaan naar aanleiding van het incident wel belangrijk. Benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] vorderen ieder een immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 2.000,00. Zij omschrijven angstgevoelens die thans nog aanwezig zijn, maar beschrijven niet dat zij therapie hebben gevolgd en/of dat de behoefte hiertoe bestaat. Dit maakt het gevorderde bedrag naar mening van de verdediging hoog, gelet op de vorderingen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] die (in tegenstelling tot [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] ) geconfronteerd zijn met fysiek geweld. De verdediging verzoekt de rechtbank de vorderingen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] te matigen, tot bijvoorbeeld een bedrag van
€ 1.500,00. Benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] vorderen ieder een immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 1.500,00. Ook [benadeelde 1] en [benadeelde 2] beschrijven niet dat zij therapie hebben gevolgd en/of dat de behoefte hiertoe bestaat. Gelet op de omstandigheid dat [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet bedreigd en/of geconfronteerd zijn met fysiek geweld en gelet op de voorgestelde matiging zoals gedaan, verzoekt de verdediging de rechtbank de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] te matigen, tot bijvoorbeeld een bedrag van
€ 1.000,00.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting over de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [benadeelde 1] , [slachtoffer 4] , [benadeelde 2] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 3] als gevolg van het bewezenverklaarde schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gevorderde kosten voldoende onderbouwd en komen zij billijk voor. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gevorderde materiële schade van de benadeelde partijen telkens kan worden toegewezen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting over de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Het gaat in dit geval om (de in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW, bedoelde) aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Daarvan is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is.
De rechtbank heeft de diefstal met geweld in vereniging bewezen verklaard. In de vorderingen tot schadevergoedingen hebben de benadeelde partijen aangegeven dat het feit veel impact op hen heeft gehad en dat zij nog de steeds de gevolgen ondervinden van wat verdachte en zijn mededader hen hebben aangedaan. Het hele gebeuren was voor [slachtoffer 2] bedreigend en zo heftig dat hij hier nog steeds de gevolgen van ervaart. Het moment waarop het wapen op [slachtoffer 2] werd gericht leek een eeuwigheid te duren waarbij [slachtoffer 2] vreesde voor zijn leven. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn ook onder schot gehouden. Ze zijn erg geschrokken van de heftigheid van het geweld vanuit deze jonge verdachten en de wijze waarop dergelijk jonge mensen een zo volwassen daad plegen. Benadeelde partij [benadeelde 2] zag een man met gezichtsbedekking de winkel inlopen. Ze stuurde de benadeelde partij [benadeelde 1] naar achteren en ging zelf achter de balie om de alarmknop in te drukken. Ze heeft ook de eigenaar gebeld. Tijdens de momenten dat zij zich verstopte en op de overvalknop drukte, sloeg zij doodsangsten uit, uit vrees te worden ontdekt. Benadeelde partij [benadeelde 1] was als klant aanwezig en heeft alles gehoord. Tijdens haar telefoontje aan de meldkamer was ze zo bang dat ze niets meer kon uitbrengen. [benadeelde 1] heeft de geluiden als zeer emotioneel en eng ervaren. Benadeelde partijen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] zijn, terwijl zij probeerden verdachte en zijn mededader tegen te houden, geslagen tijdens een worsteling. Zij hebben zich achteraf gerealiseerd wat er allemaal speelde. Zij ervaren dat zij op scherp staan en snel schrikken van geluiden en bewegingen die herinneringen oproepen aan de overval.
Gelet op deze nadelige gevolgen voor de benadeelde partijen, mede in aanmerking genomen de aard en de ernst van de normschending, is naar het oordeel van de rechtbank bij elk van de benadeelde partijen sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW.
Rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zullen de gevorderde bedragen worden toegekend
.De rechtbank ziet geen reden tot matiging.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de pleegdatum van het feit, 5 oktober 2021.
Gelet op de rol van verdachte als medepleger en de intensieve samenwerking tussen verdachte en zijn mededader, zal de rechtbank bepalen dat verdachte en zijn mededader samen hoofdelijk verantwoordelijk zijn voor de vergoeding van de schade aan de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [benadeelde 1] , [slachtoffer 4] , [benadeelde 2] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 3] .
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.

9.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de in beslag genomen snorfiets verbeurd te verklaren.
De verdediging heeft op dit punt geen verweer gevoerd.
Oordeel rechtbank
Er ligt beslag op het goed:
Snorfiets (PL0600-2021467782-2532398, [merk] , chassisnr: [nummer] , bouwjaar 2010). De rechtbank zal de snorfiets verbeurdverklaren, nu met de snorfiets het bewezen verklaarde feit is begaan.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11. De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen 48 uur bij Reclassering Nederland, [adres 3] te Arnhem (tel [telefoonnummer] ) meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte zich laat behandelen door GGZ Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding middels Ifzo. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • verdachte verblijft bij RIBW Arnhem en Veluwe Vallei afdeling jeugd of een andere instelling voor begeleid, beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na aanmelding middels Ifzo en bij beschikbaarheid van een plek. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte zich in de proeftijd niet in een straal van 500 meter rond plaats delict bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland verblijft;
- verdachte op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres, zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en afhankelijk van zijn dagbesteding. De reclassering zal te zijner tijd dit nader invullen afhankelijk van dagbesteding en verblijfadres. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatiegebod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland verblijft;
- verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van softdrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte beschikt over een vorm van zinvolle dagbesteding, bij voorkeur in de vorm van betaald werk, verdachte laat een pro actieve houding zien en neemt verantwoordelijkheid voor het richting geven aan zijn leven. Hij leunt daarbij niet op anderen. Verdachte mijdt risicovolle en criminele contacten. Dit alles zolang de reclassering het noodzakelijk acht.
• stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 verklaart verbeurd de snorfiets met kenmerk PL0600-2021467782-2532398, [merk] , chassisnr: [nummer] , bouwjaar 2010;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [benadeelde 1] , [slachtoffer 4] , [benadeelde 2] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 3] van de volgende bedragen aan materiële schade en smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [slachtoffer 2]€ 2.025,00 5 oktober 2021
2. [slachtoffer 5]€ 2.075,00 5 oktober 2021
3. [benadeelde 1]€ 1.525,00 5 oktober 2021
4. [slachtoffer 4] `€ 2.025,00 5 oktober 2021
5. [benadeelde 2]€ 1.525,00 5 oktober 2021
6. [slachtoffer 6]€ 2.103,35 5 oktober 2021
7. [slachtoffer 3]€ 2.196,03 5 oktober 2021
 bepaalt dat als de mededader (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hierna te noemen bedragen aan materiële schade en smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum (5 oktober 2021 voor elk) tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 2]€ 2.025,00 30
2. [slachtoffer 5]€ 2.075,00 30
3. [benadeelde 1]€ 1.525,00 25
4. [slachtoffer 4] `€ 2.025,00 30
5. [benadeelde 2]€ 1.525,00 25
6. [slachtoffer 6]€ 2.103,35 31
7. [slachtoffer 3]€ 2.196,03 31
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de mededader (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Bos, mr. J.J.H. van Laethem en mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 augustus 2022.
mr. M.P Bos en mr. J.J.H. van Laethem zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2021467785. 2021467968, 2021467969. 2021468018,(Elton/ON4RO21118) gesloten op 10 mei 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 juli 2022.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] (p. 656) en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] (p. 663).