ECLI:NL:RBGEL:2022:478

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6384
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavingsverzoek met betrekking tot bedrijfsactiviteiten en bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem. De eiser had een handhavingsverzoek ingediend omdat hij meende dat op het achterliggende perceel een metaalbewerkingsbedrijf was gevestigd, wat in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bedrijf op het perceel een aannemersbedrijf is met een werkplaats, dat valt onder categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van het perceel niet in strijd is met het bestemmingsplan, aangezien de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf, zoals het plaatsen en monteren van producten, niet als metaalbewerkend kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de beroepsgrond van de eiser verworpen en geoordeeld dat de verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan naar de bedrijfsactiviteiten. De rechtbank heeft ook overwogen dat de richtafstand uit de VNG-brochure geen wettelijke norm is en dat het niet voldoen aan deze richtafstand niet handhavend kan worden opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/6384

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem, verweerder
(gemachtigde: W.H. Renger).

Procesverloop

In het besluit van 18 maart 2019 (primair besluit) heeft verweerder een handhavingsverzoek van eiser afgewezen.
In het besluit van 25 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. Voor wat betreft de strijd met het bestemmingsplan heeft verweerder op 28 oktober 2020 aan [bedrijf] een last onder dwangsom opgelegd met betrekking tot de showroom en voor wat betreft de strijd met artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) heeft verweerder op 23 december 2020 aan [bedrijf] ook een last onder dwangsom opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 december 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser woont op het perceel [locatie] te [woonplaats]. Hij ondervindt overlast van het bedrijf op het achterliggende perceel [locatie]. Dit perceel is in het bestemmingsplan “Gaanderen 2017” bestemd als “Bedrijventerrein” met de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”. In het nadien op 30 maart 2020 vastgestelde bestemmingsplan “Stedelijk gebied – najaar – 2019” heeft het perceel dezelfde bestemming. Op grond van de regels van dit bestemmingsplan zijn ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2” bedrijven met bijbehorende bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen toegestaan. Onder een bedrijf in categorie 2 uit deze Staat van Bedrijfsactiviteiten valt ook een aannemersbedrijf met werkplaats met een bedrijfsoppervlakte van kleiner dan 1.000 m².
De bedrijfsoppervlakte van het bedrijf op het perceel [locatie] is kleiner dan 1.000 m².
2. Eiser heeft verweerder op 13 maart 2019 gevraagd om handhavend op te treden, omdat volgens hem op het bedrijfsperceel een metaalbewerkingsbedrijf is gevestigd. Dergelijke bedrijven vallen niet onder de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen. Eiser heeft verweerder ook verzocht om op te treden tegen de geluidsoverlast van het bedrijf.
3. In het primaire besluit heeft verweerder het handhavingsverzoek afgewezen. Volgens verweerder is op het perceel een klein aannemersbedrijf gevestigd. Dit gebruik is niet in strijd met het bestemmingsplan.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder zich voor wat betreft de strijdigheid met het bestemmingsplan op het standpunt gesteld dat er sprake is van een bedrijf dat horren, tuindeuren, kantelramen en dergelijke, welke in een fabriek elders worden gemaakt, plaatst en monteert op locatie. Bewerken en voorbereidende werkzaamheden aan deze producten zijn nevenactiviteiten. De bedrijfsactiviteiten zijn volgens verweerder aan te merken als een aannemersbedrijf en omdat het bedrijfsoppervlak kleiner is dan 1.000 m² valt dit bedrijf onder categorie 2 uit de als bijlage bij de regels van het bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het gebruik is daarom in zoverre niet in strijd met het bestemmingsplan, aldus verweerder.
Verweerder heeft wel geconstateerd dat op het perceel een showroom aanwezig is. Tegen dit gebruik heeft verweerder handhavend opgetreden door op 28 oktober 2020 aan [bedrijf] een last onder dwangsom op te leggen.
Verweerder heeft zich onder verwijzing naar een geluidsonderzoek van de omgevingsdienst Achterhoek van 19 november 2020 daarnaast op het standpunt gesteld dat artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer door het bedrijf wordt overtreden. Bij besluit van 23 december 2020 heeft verweerder vanwege deze overtreding aan [bedrijf] een last onder dwangsom opgelegd.
Strijd met het bestemmingsplan
5.1.
Eiser stelt dat sprake is van een bedrijf dat ter plaatse (aluminium) constructies zoals veranda’s, serres en dakkapellen produceert. Een dergelijk metaalverwerkend bedrijf valt volgens eiser onder SBI-code 25, zodat geen sprake is van een aannemersbedrijf met werkplaats met SBI-code 41 uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Dat een metaalbewerkend bedrijf gevestigd is, blijkt volgens eiser uit de inschrijving in de Kamer van Koophandel (KvK), uit video’s die door de eigenaar van het bedrijf op youtube zijn geplaatst en uit mededelingen die de mede-eigenaar aan hem heeft gedaan waarin hij spreekt over een lokaal productiebedrijf voor de Hollandse en Duitse markt. Weliswaar blijkt uit de foto’s dat beglazing en kunststof deuren van elders worden aangeleverd, maar van de stapels standaardmaten metaalprofielen worden op deze locatie complete constructies vervaardigd. Op zondag worden de producten in voertuigen met Duits kenteken geladen voor de export.
Volgens eiser heeft verweerder onvoldoende onderzoek gedaan naar de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten en is verweerder te veel afgegaan op de naamgeving en verklaringen van werknemers van het bedrijf.
5.2.
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de planregels is opgenomen staan onder SBI-code 25 de volgende bedrijven:
Een aannemersbedrijf valt in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder SBI-codes 41, 42 en 43:
5.3.
De rechtbank merkt allereerst op dat voor de vraag of het bedrijf op het perceel op grond van het bestemmingsplan is toegestaan de als bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten het toetsingskader vormt, en niet de lijst met SBI-codes die door het CBS wordt gehanteerd waarnaar eiser heeft verwezen.
Om te kunnen spreken van metaalbewerkende industrie uit SBI-categorie 25 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dient naar het oordeel van de rechtbank sprake te zijn een bedrijf waar de primaire bedrijfsactiviteit bestaat uit vervaardiging en/of reparatie van producten van metaal. Bij een aannemersbedrijf vormen de werkzaamheden die op de bouwlocatie plaatsvinden juist de hoofdactiviteit, en (hout- en metaal) bewerking in de werkplaats een nevenactiviteit. De enkele omstandigheid dat metaalbewerking plaatsvindt binnen een bedrijf maakt een bedrijf dus geen metaalbewerkende industrie, daarvoor dient metaalbewerking de hoofdactiviteit te vormen.
5.4.
Op 5 oktober 2017, 19 december 2018 en 4 juni 2019 heeft een toezichthouder van de gemeente het bedrijf bezocht. Tijdens de controle op 5 oktober 2017, om 15.30 uur, was niemand aanwezig. Bij dit controleformulier is een uittreksel van de KvK gevoegd waarin staat dat het bedrijf valt onder SBI-code 4120 (algemene burgerlijke en utiliteitsbouw).
Tijdens de controle van 19 december 2018 is gesproken met de dochter van de eigenaar en zijn foto’s gemaakt. Op deze foto’s is een zaagmachine zichtbaar en ook stellingen met hout en metaal.
Tijdens de controle op 4 juni 2019 heeft de toezichthouder gesproken met een medewerker van het bedrijf en geconstateerd dat een medewerker profielen voor een serre aan het afkorten was en rubbers aanbracht. In het rapport is aangegeven dat de profielen van de serres in de opslagruimte/werkplaats op lengte worden gezaagd (met een afkortzaag) en dat de kozijnen worden besteld bij een fabriek en niet zelf worden vervaardigd.
Tot slot is in het kader van het geluidonderzoek door de geluiddeskundige van de omgevingsdienst Achterhoek op 13 mei 2020 – na het verrichten van de geluidmeting – een bezoek gebracht aan het bedrijf. In het geluidonderzoek staat dat er sprake is van een aannemersbedrijf voor kozijnen, horren, dakkapellen en veranda’s. Door het bedrijf worden kozijnen, horren, dakkapellen en aluminium profielmateriaal ingekocht. Aluminium profielen en polycarbonaatplaat voor veranda’s worden in het bedrijf op maat gezaagd en naar de klant gebracht. Bij de klant worden dan vervolgens de veranda-overkappingen gemonteerd. Alle overige producten worden volgens de wens van de klant op maat besteld. Deze producten worden op de bedrijfslocatie of direct bij de klant geleverd door toeleveranciers.
In het geluidonderzoek staat dat bij het bedrijfsbezoek is geconstateerd dat dit de werkzaamheden zijn van het bedrijf. Het bedrijf heeft een compressor en een afkortzaag(tafel) aanwezig in de werkplaats welke beide worden gebruikt als er materiaal wordt ingekort. De werkplaats wordt vooral gebruikt als opslagruimte. In het geluidonderzoek staat ook dat de huidige bedrijfssituatie is gemeld bij het bevoegd gezag. [1] De melding en de door de geluiddeskundige aangetroffen situatie komen met elkaar overeen.
5.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit geen van de verrichte controles blijkt dat op de bedrijfslocatie een productiebedrijf is gevestigd dat zich primair met metaalbewerking bezig houdt. Zoals de rechtbank hiervoor heeft aangegeven is de enkele omstandigheid dat metaalbewerking plaatsvindt, onvoldoende om te kunnen spreken van metaalbewerkende industrie. Uit de controles kan niet meer worden afgeleid dan dat ter plaatse profielen en polycarbonaatplaten op maat worden gezaagd. Het afkorten en zagen van (metalen) profielen en platen kan ook in de werkplaats van een aannemersbedrijf plaatsvinden.
De stelling van eiser dat de directeur heeft aangegeven dat sprake is van een productiebedrijf, vormt naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs voor het tegendeel. Van dit gesprek zijn geen bewijsstukken beschikbaar en dit gesprek is ook gevoerd door middel van een tolk (de secretaresse van de Turkse eigenaar), zodat onduidelijk is of de eigenaar daadwerkelijk deze uitlatingen heeft gedaan. De omstandigheid dat de Turkse eigenaar van [bedrijf] general manager is bij [bedrijf] vormt ook geen bewijs van de stelling van eiser dat hier sprake is van een metaalbewerkend bedrijf. Ook als [bedrijf] als metaalbewerkingsbedrijf zou moeten worden aangemerkt, hetgeen niet duidelijk is, is niet gebleken dat [bedrijf] aan de Slakweg 47 is gevestigd en daar haar productiebedrijf heeft.
Dat op zondag een voertuig met Duits kenteken wordt geladen, dat in reclamevideo’s het bedrijf volgens eiser als producent wordt geafficheerd en de inschrijving bij de KvK vormen ook geen aanleiding voor het oordeel dat op het perceel geen aannemersbedrijf met werkplaats, maar metaalbewerkende industrie is gevestigd. Een aannemersbedrijf in [woonplaats] kan immers ook de Duitse markt bedienen. Uit de screenshots van de reclamevideo blijkt niet dat in het bedrijf productie plaatsvindt. Op de foto’s zijn geen productiemiddelen te zien, wat het standpunt van verweerder ondersteunt dat de serres en veranda’s slechts worden bewerkt. Een deel van de screenshots is bovendien van een serre/veranda op een andere locatie, wat een aanwijzing vormt dat sprake is van een aannemersbedrijf dat op locatie werkzaamheden verricht. Ook de inschrijving in de KvK vormt geen aanwijzing dat een metaalbewerkend bedrijf is gevestigd, aangezien de inschrijving ziet op SBI 2223 (vervaardiging van kunststofproducten voor de bouw) en SBI 4120 (algemene burgerlijke en utiliteitsbouw). Dat het bedrijf in het verleden mogelijk wel tijdelijk in de KvK-inschrijving SBI-code 2511 (vervaardiging van metalen constructiewerken en delen daarvan) heeft gehad bewijst ook niet dat metaalbewerking de hoofdactiviteit van het bedrijf vormt.
Ter zitting heeft verweerder tot slot nog aangegeven dat de bedrijfsactiviteiten ook blijken uit de website van het bedrijf.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de verrichte controles afdoende onderzoek gedaan naar de bedrijfsactiviteiten op het perceel en heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het bedrijf een aannemersbedrijf met werkplaats betreft uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zodat er geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan.
De beroepsgrond slaagt niet.
Richtafstand VNG-brochure
6.1.
Eiser betoogt dat niet aan de richtafstand van 10 meter uit de VNG-brochure “bedrijven en milieuzonering” wordt voldaan. Hij wijst in dat verband ook op de mogelijkheden om zijn bestaande gevel vergunningvrij uit te bouwen.
6.2.
De VNG-brochure “bedrijven en milieuzonering” vormt voor gemeenten een hulpmiddel bij het bepalen van de afstand die moet worden aangehouden tussen bedrijven en woningen in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning of het vaststellen van een bestemmingsplan. De VNG-brochure vormt dus geen wettelijke norm.
Als niet wordt voldaan aan de richtafstand, dan kan daartegen dus niet handhavend worden opgetreden. Het niet voldoen aan de richtafstand is een aspect dat eiser in het kader van de procedure tegen het bestemmingsplan aan kan voeren.
De beroepsgrond slaagt niet.
Geluid
7.1.
Verweerder heeft aan [bedrijf] bij besluit van 23 december 2020 een last onder dwangsom opgelegd in verband met de overtreding van artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit. Tegen deze dwangsom zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat deze dwangsom onherroepelijk is. De rechtbank heeft eiser daarom bij brief van 9 november 2021 gevraagd wat hij met betrekking tot het aspect “geluid” nog met het beroep wil bereiken, aangezien verweerder handhavend heeft opgetreden met de last onder dwangsom en zijn doel in zoverre is bereikt.
Uit de reactie van 15 november 2020 en de toelichting ter zitting begrijpt de rechtbank dat eiser ondanks de opgelegde last onder dwangsom nog steeds geluidsoverlast ondervindt van het bedrijf. Hij heeft op 30 maart 2021 en 27 juni 2021 meldingen over geluidsoverlast ingediend, maar er zijn geen verdere acties verricht door de omgevingsdienst Achterhoek.
7.2.
Het geschil van partijen met betrekking tot het aspect “geluid” ziet op de (mogelijke) overtreding van de last en het nemen van invorderingsbesluiten. Dit aspect kan in deze procedure niet aan bod komen. Zoals de rechtbank heeft aangegeven kan eiser op grond van artikel 5:37, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht een verzoek indienen omtrent de invordering van de dwangsom. Tegen een weigering om in te vorderen staat vervolgens rechtsbescherming open. De beroepsgrond slaagt niet.
De rechtbank begrijpt evenwel dat dit voor eiser wederom een langdurig traject inhoudt. Het is daarom beter om in overleg met verweerder geluidmetingen uit te voeren op de momenten dat overtredingen plaatsvinden. Deze geluidmetingen zijn nodig om vast te kunnen stellen of de geluidnormen uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit zijn overschreden, en de dwangsom is verbeurd. Niet elke geluidsoverlast zal daarom betekenen dat de dwangsom is verbeurd. De geluidnormen moeten daadwerkelijk zijn overschreden.
Verweerder heeft op de zitting er blijk van gegeven dit op te willen pakken. De rechtbank merkt daarom ten overvloede op dat een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat er effectief wordt gecontroleerd en – als er sprake is van een overtreding waardoor dwangsommen zijn verbeurd – dwangsommen worden ingevorderd.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mengerink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit betreft de melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer