ECLI:NL:RBGEL:2022:476

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
05/135052-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Uden voor het bezit van hennep en de betrokkenheid bij hennepteelt

Op 31 januari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 49-jarige man uit Uden, die werd beschuldigd van het bezit van hennep en betrokkenheid bij hennepteelt. De verdachte werd op 25 juni 2018 aangehouden in Zaltbommel, waar in zijn winkel en een naastgelegen loods een aanzienlijke hoeveelheid hennep werd aangetroffen. De tenlastelegging omvatte onder andere het bezit van ongeveer 330 hennepstekken, 1,02 kilogram gedroogde henneptoppen, 5,46 kilogram natte henneptoppen en 26,62 kilogram gedroogde hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze middelen aanwezig had, en dat hij ook stoffen en voorwerpen voorhanden had die bestemd waren voor de grootschalige hennepteelt. De verdachte ontkende echter dat hij de hennep voorhanden had gehad en voerde aan dat de aangetroffen goederen ook voor legale teelt gebruikt konden worden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt, maar sprak hem vrij van het medeplegen van de feiten. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, samen met een taakstraf van 200 uur en een geldboete van € 7.190,-.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/135052-18
Datum uitspraak : 31 januari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1972 in [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. C.J.M. den Blanken, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
17 januari 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 juni 2018 te Zaltbommel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 330 (stekken van) hennepplanten en/of
- 1,02 kilogram (gedroogde) henneptoppen en/of
- 5,46 kilorgam (natte) henneptoppen en/of
- 26,62 kilogram (gedroogde) hennep,
in elk geval een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 25 juni 2018 te Zaltbommel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
25 flacons 1 ltr voedingsmiddel en/of
17 flacons 1 ltr meststof en/of
63 jerrycans groeimiddel en/of
81 flessen groeimiddel en/of
5 flacons wortelstimulator en/of
1. kg insectendoder en/of
10 thermo/hygrometer en/of
2 flacons 0,5 Itr groeimiddel en/of
7 flacons 500 ml groeimiddel en/of
5 jerrycans 5ltr groeimiddel en/of
34 flacons 0,25 Itr groeimiddel en/of
6 flessen 11tr groeimiddel en/of
1. jerrycan 10 Itr groeistof en/of
48 flacons 1 Itr groeimiddel en/of
10 flacons 0,25 ml groeimiddel en/of
4 jerrycans 5 Itr groeimiddel en/of
10 ventilatoren en/of
5 dompelpompen en/of
2 kachels en/of
7 stuks stekpoeder en/of
6 stuks wortelstimulator en/of
24 ventilatoren en/of
2 airco/opticlimates en/of
grote hoeveelheid potgrond en/of
56 armaturen en/of
2 led-panelen
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 25 juni 2018 te Dreumel, gemeente West Maas en Waal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3] aldaar) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 26,88 kilogram hennep in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde bepleit dat verdachte de hennep niet voorhanden heeft gehad. Het enkele feit dat het in de nabijheid van zijn winkel is aangetroffen, is niet voldoende voor een bewezenverklaring. Niet is gebleken dat verdachte feitelijke beschikkingsmacht over de hennep heeft gehad. Verder is ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde bepleit dat de goederen die in Zaltbommel zijn aangetroffen niet alleen bestemd waren om hennep mee te kweken en ook gewoon in andere bouwmarkten te koop waren. Er kunnen bijvoorbeeld ook tomaten mee worden gekweekt. Verdachte verkocht de goederen in zijn winkel, zonder dat er ooit door politie of gemeente navraag over is gedaan.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat er meerdere afstandsbedieningen in omloop waren van het gehele terrein, waarop meerdere loodsen staan. Dat er eentje bij verdachte is aangetroffen, zegt dan niet zoveel. Ten slotte heeft de raadsman bepleit dat de eigenaar van de loods, getuige [getuige 1] , antecedenten heeft voor de handel in hennep, en diens verklaring daarom niet betrouwbaar is Er is onvoldoende bewijs dat verdachte schuldig is aan, het medeplegen van, het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde en hij dient daarom te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 25 juni 2018 te 13.43 uur, werd het bedrijf “ [naam] " (hierna: de winkel), gevestigd [adres 4] te Zaltbommel, betreden op verdenking dat in of rond het pand overtreding(en) plaats vonden van artikel 3 van de Opiumwet. Ook is de naast de winkel liggende loods, [adres 5] , betreden. Deze loods bestond op de begane grond uit twee ruimtes, opgesplitst door een wand. De voorzijde van de begane grond van deze loods was toegankelijk door de roldeur aan de voorzijde van de loods, naast de toegang van de winkel. Een deur aan de zijkant van de loods, hierna aangeduid als deur 1, gaf toegang tot het achterste gedeelte van de begane grond van de loods. De loods was ook voorzien van een verdieping. Die verdieping was toegankelijk door een deur aan de zijkant van de loods, hierna aangeduid als deur 2.
Tijdens de doorzoeking zag de politie dat achterin de winkel, in de kantoorruimte van de winkel, een beeldscherm aan de muur was bevestigd, dat gekoppeld was aan enkele camera’s. Op dit scherm werden live beelden getoond van de voorzijde van de begane grond van de loods en de buitenkant van de deuren 1 en 2. De gehele begane grond van de loods werd door middel van een losse stroomkabel vanuit de winkel van stroom voorzien. In de scheidingswand op de begane grond van de loods zat een geopende deur die (naast deur 1) toegang gaf tot de achterzijde van de begane grond van de loods. Achter die deur stond op de grond een drietal dozen met daarin 330 hennepstekken. Verder lag er op de grond een groot aantal opengescheurde sealbags, die ‘ontzettend’ naar hennep roken en waar ook henneprestanten inzaten. In de keukenruimte achter de scheidingswand, boven een scheve plafondplaat, lag een plastic zak met daarin (bleek na weging) 1,02 kilogram gedroogde henneptoppen, en een kartonnen doos met twee zwarte sealbags met daarin in totaal 5,46 kilogram natte henneptoppen. In de ruimte achter de scheidingswand was nog een kantoorruimte waarin gebruikte vuilniszakken met daarin restanten van henneptoppen. In deze kantoorruimte hing een afzuiging met een koolstoffilter en stond een tafel met daarop een strijkijzer dat ernstig was vervuild. Deur 2 gaf toegang tot de verdieping van de loods naast de winkel. In de ruimte direct achter deur 2 trof de politie nieuwe koolstoffilters, led-panelen en armaturen van assimilatielampen aan. Op de verdieping werden achter een deur voorzien van een wc-deurslotafgesloten ruimte, 29 doorzichtige plastic zakken met 26,62 kilogram gedroogde henneptoppen aangetroffen. [2] De politie vond een sleutelbos in verdachtes auto ( [merk 1] ), met daaraan een omgekeerde inbussleutel, die bleek te passen op deze deur met wc-slot. Met die sleutel kon de deur van buitenaf worden geopend. Het slot vertoonde slijtage, waaruit door de politie is afgeleid dat dit ook veelvuldig is gebeurd. [3]
Er is een indicatieve test uitgevoerd met betrekking tot de aangetroffen henneptoppen. Deze test was positief. [4] Hieruit bleek dat er een grote hoeveelheid hennep is aangetroffen, als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Rol van verdachte
Verdachte is bij de inval voor het pand aangehouden. [5] Hij heeft bij de politie verklaard dat hij de eigenaar van het bedrijf “ [naam] ” en huurder van het pand [adres 4] en het naastgelegen voorste gedeelte van de loods ( [adres 5] ) is. Verder heeft verdachte verklaard dat de voor het pand aangetroffen [merk 1] van hem is en dat hij de enige is die het voertuig gebruikt. De sleutels die daarin zijn aangetroffen zijn ook van hem. [6] Over de ruimtes waar de hennep is aangetroffen heeft verdachte verklaard dat hij niets met deze ruimtes te maken heeft. Op overige vragen heeft verdachte geen antwoord gegeven.
De rechtbank stelt voorop dat voor het antwoord op de vraag of een verdachte opzettelijk middelen ‘aanwezig’ heeft gehad als bedoeld in artikel 3 onder C van de Opiumwet, naast het vereiste dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van die middelen, vereist is dat de middelen zich in zijn machtssfeer bevonden.
Uit het voorgaande is gebleken dat op meerdere plekken in ruimtes in de naast de winkel gelegen loods hennep is aangetroffen. Zowel op de begane grond achter een scheidingswand met tussendeur, als in ruimtes op de verdieping. Via de tussendeur had verdachte toegang tot de daarachterliggende ruimtes. Bij diens aanhouding was medeverdachte [medeverdachte 1] in het bezit van een sleutelbos met daaraan sleutels die toegang gaven tot de ruimtes achter deur 1 en deur 2. [7] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij verdachte geregeld hielp in de winkel en ook heeft gestofzuigd in de ruimte achter deur 1 alwaar hij kruimels heeft verwijderd met dezelfde kleur als hennep en dat hij strijkzakken heeft gezien. [8] Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij de sleutelbos van de bar in de winkel heeft gepakt. [9] Uit onderzoek in oktober 2017 is gebleken dat verdachte meermalen via deur 1 de daarachterliggende ruimte van de loods is binnengegaan. [10] Verdachte huurde het voorliggende gedeelte dat diende als opslag ( [adres 5] ) voor zijn winkel ( [adres 4] ). Verder was hij in het bezit van een omgekeerde inbussleutel die toegang gaf tot de afgesloten ruimte op de eerste verdieping van het pand [adres 5] . De hennep lag achter die deuren gedeeltelijk direct in het zicht, maar ook deels verscholen. Met de camera’s werd toezicht gehouden op beide buitendeuren van het pand ( [adres 5] ) waar de hennep grotendeels is aangetroffen. Dit was zichtbaar op een beeldscherm naast de kassa. De ruimtes waarin de hennepstekken en henneptoppen werden aangetroffen, werden ten slotte voorzien van stroom van het pand van [naam] .
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat vast is komen vast te staan dat verdachte de hennep aanwezig heeft gehad.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en).
Verdachte is zoals gezegd voor het pand aangehouden. Bij hem stonden nog twee mannen, medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . In het pand waren nog vier mannen aanwezig.
Ook al heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte met een of meer anderen de hennep aanwezig heeft gehad, uit het dossier volgt daarvoor onvoldoende wettig bewijs. Verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna omschreven.
Feit 2
In de winkel van het bedrijf “ [naam] " aan het [adres 4] stonden meerdere rekken met daarop in totaal 298 flessen/flacons/jerrycans van groeimiddelen [merk 2] , [merk 3] en [merk 4] . Verder werden er 1 kg insectendoder, 10 thermo/hygrometers, (in totaal) 34 ventilatoren, 5 dompelpompen, 2 kachels, 7 stuks stekpoeder, 6 stuks wortelstimulator, 2 airco/opticlimates, een grote hoeveelheid potgrond, 56 armaturen en 2 panelen LED-verplichting aangetroffen. Volgens verbalisanten worden deze flacons en merken veelvuldig bij hennepkwekerijen gebruikt. [11] De overige op de tenlastelegging onder feit 1 genoemde goederen zijn door de politie aangetroffen in de winkel of in het voorste deel van de loods naast de winkel. [12]
In artikel 11a van de Opiumwet is strafbaar gesteld het verrichten van bepaalde handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt. Artikel 11, derde lid van de Opiumwet ziet op het handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet heeft betrekking op handelingen ten aanzien van een grote hoeveelheid. Aldus richt artikel 11a van de Opiumwet zich niet op de bestrijding van alle hennepteelt, maar nadrukkelijk op de bestrijding van professionele/bedrijfsmatige of grootschalige teelt.
De rechtbank stelt vast dat de aangetroffen goederen en stoffen gelet op het aantal en de omvang geschikt zijn voor professionele/bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt. De 56 armaturen en 2 led-panelen lagen vanuit de winkel bezien achterin, achter een deur. Dat juist deze spullen uit het zicht waren gelegd, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat deze niet bestemd waren voor bijvoorbeeld tomaten- of andere vorm van legale teelt. Verder is gebleken dat verdachte hennep aanwezig heeft gehad. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte zich specialiseerde in (verkopen ten behoeve van) tomatenteelt.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze goederen en stoffen bestemd waren tot het plegen van artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Verdachte heeft verklaard dat hij een winkel heeft waarin hij de genoemde ‘tuinartikelen’ verkoopt. Enkele flacons en jerrycans bevatten om die reden maximaal 5 liter, want dat is de grens van wat mag. De grotere flacons van 10 liter verkocht hij in principe niet.
Uit het feit dat deze goederen te koop zijn aangeboden en voorhanden waren, terwijl juist de opvallende armaturen en led-panelen uit het zicht lagen, leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat deze bestemd waren tot het plegen van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 hennepkwekerij in Dreumel
Bij de inval in de winkel van verdachte te Zaltbommel op 25 juni 2018, is in het linker portier van de [merk 1] met kenteken [kenteken] een sleutelbos gevonden [13] . Deze sleutelbos is door de politie aangeduid als “SE”. [14] Aan die sleutelbos zat een sleutelring met daaraan een afstandsbediening en een sleutel. Met behulp van die afstandsbediening kreeg de politie toegang tot de elektronisch bedienbare poort van het perceel aan de [adres 3] te Dreumel. Ook zat er aan die sleutelbos een sleutel waarmee een loods op het terrein kon worden geopend, aangeduid als “de grijze loods”. In die grijze loods werd op 25 juni 2018 ongeveer 26,88 kilogram hennep aangetroffen. Daarnaast stond er apparatuur voor het drogen en verpakken van hennep: ventilatoren, kachels, een weegschaal, gripzakken, deels gevuld met hennep, en handschoenen. In de hoofdruimte lagen geopende dozen met strijkzakken, dozen met koolstoffilters, afzuigslangen en assimilatielampen. [15] Er is een indicatieve test uitgevoerd met betrekking tot de aangetroffen henneptoppen. Deze test was positief. Uit het voorgaande blijkt dat een grote hoeveelheid hennep is aangetroffen, als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. [16]
Rol van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat de [merk 1] van hem is en dat hij de enige is die het voertuig gebruikt. De sleutels die daarin zijn aangetroffen zijn ook van hem. [17]
Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat die op 19 juni 2018, zes dagen voordat de hennep werd aangetroffen, aanstraalde in de omgeving van de loods in Dreumel. [18]
De eigenaar van het pand, getuige [getuige 1] (junior), heeft verklaard dat hij de loods samen met zijn vader aan [getuige 2] had verhuurd; hij heeft daarbij verwezen naar een kopie van diens legitimatiebewijs. [19]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij in 2016 voor verdachte bij het bedrijf “ [naam] ” heeft gewerkt en dat zijn werkgever uit dien hoofde een kopie van zijn ID-bewijs in bezit heeft. Hij heeft verklaard niets met de huur van de loods te maken te hebben. [20]
Getuige [getuige 1] (senior) heeft verklaard dat hij de loods van zijn zoon sinds februari 2018 verhuurde aan iemand die opslag nodig had omdat ‘zij in Zaltbommel niets meer kwijt konden’. Hij heeft verdachte en twee medeverdachten [medeverdachte 1] (‘de oude’) en [medeverdachte 2] (‘de dikke’) herkend op de aan hem getoonde foto’s. [medeverdachte 2] was degene die de loods kwam bekijken en besliste die te huren. Hij gaf getuige een kopie van het identiteitsbewijs van [getuige 2] . Die persoon op het identiteitsbewijs heeft getuige echter nooit gezien. Soms kwam [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] . In totaal heeft getuige twee sets afstandsbedieningen van het hek van het terrein aan [medeverdachte 2] gegeven. Verdachte [verdachte] (‘de magere’) is mogelijk twee keer geweest, maar hij zat volgens getuige meestal in de winkel in Zaltbommel. [21]
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte toegang had tot de loods in Dreumel en een aantal keer op het perceel is geweest. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de daarover voor verdachte belastende verklaring van getuige [getuige 1] (senior) voldoende betrouwbaar kan worden geacht. Getuige heeft gedetailleerd verklaard en de verdachte op een aan hem getoonde foto herkend. Zo wist getuige te vertellen dat verdachte meestal in de winkel in Zaltbommel was. Deze verklaring wordt ook ondersteund door het onderzoek aan de telefoon van verdachte en het aantreffen van de afstandsbediening en sleutel van de grijze loods. Daarbij stelt de rechtbank tevens vast dat aan de sleutelbos van verdachte geen sleutels zijn aangetroffen van de overige loodsen op het perceel, enkel van de loods waarin hennep werd aangetroffen. Dat er meerdere afstandsbedieningen in omloop waren, doet daaraan niet af. Van belang is dat verdachte er een in zijn bezit had. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de hennep aanwezig heeft gehad.
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks25 juni 2018 te Zaltbommel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 330
(stekken van
)hennepplanten en
/of
- 1,02 kilogram
(gedroogde
)henneptoppen en
/of
- 5,46 kilogram
(natte
)henneptoppen en
/of
- 26,62 kilogram
(gedroogde
)hennep,
in elk geval een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks25 juni 2018 te Zaltbommel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleenstoffen en
/ofvoorwerpen heeft
bereid, bewerkt, verwerkt,te koop aangeboden,
verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigdof voorhanden gehad, te weten
25 flacons 1 ltr voedingsmiddel en
/of
17 flacons 1 ltr meststof en
/of
63 jerrycans groeimiddel en
/of
81 flessen groeimiddel en
/of
5 flacons wortelstimulator en
/of
1. kg insectendoder en
/of
10 thermo/hygrometers en
/of
2 flacons 0,5 ltr groeimiddel en
/of
7 flacons 500 ml groeimiddel en
/of
5 jerrycans 5 ltr groeimiddel en
/of
34 flacons 0,25 ltr groeimiddel en
/of
6 flessen 1ltr groeimiddel en
/of
1. jerrycan 10 ltr groeistof en
/of
48 flacons 1 ltr groeimiddel en
/of
10 flacons 0,25 ml groeimiddel en
/of
4 jerrycans 5 ltr groeimiddel en
/of
10 ventilatoren en
/of
5 dompelpompen en
/of
2 kachels en
/of
7 stuks stekpoeder en
/of
6 stuks wortelstimulator en
/of
24 ventilatoren en
/of
2 airco/opticlimates en
/of
grote hoeveelheid potgrond en
/of
56 armaturen en
/of
2 led-panelen
waarvan hij
en zijn mededader(s)wist
(en)of
ernstige reden had(den) te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 1 februari 2018 tot en met 25 juni 2018 te Dreumel, gemeente West Maas en Waal
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk heeft bewerkt en
/ofverwerkt en
/ofopzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3] aldaar) een hoeveelheid van
(in totaal
)ongeveer 26,88 kilogram hennep
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
de meerdaadse samenloop van:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
feit 2:
stoffen en voorwerpen bereiden, bewerken, verwerken, te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen of voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 7.190,- te vervangen door 70 dagen hechtenis, een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval dat de rechtbank de feiten bewezen mocht achten, er voor gepleit om geen (on)voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte is first offender en het betreft een oude zaak.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in juni 2018 in (de opslag van) zijn winkel een grote hoeveelheid hennep aanwezig gehad. Hij heeft op dezelfde dag en op dezelfde plek stoffen en voorwerpen voorhanden gehad en verkocht, die bestemd waren voor de grootschalige hennepteelt. Op een tweede locatie in Dreumel had verdachte nog bijna 27 kilo hennep aanwezig.
Hiermee heeft verdachte zich ingelaten met de criminele wereld van (de handel in) drugs. Hij heeft daarmee bijgedragen aan de instandhouding van deze vorm van criminaliteit, die overlast voor de maatschappij en gevaren voor de volksgezondheid met zich brengt. Verdachte heeft daarbij enkel gehandeld voor zijn eigen financieel gewin.
Deze feiten rechtvaardigen een aanzienlijke straf. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de omvang en ernst van deze zaak. Voor het aanwezig hebben van in totaal ruim 53 kilo hennep en de droge (1,02 kilo) en natte (5,46 kilo) henneptoppen zou in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden passend zijn.
Aan de andere kant is uit de justitiële documentatie van verdachte gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Daarnaast lijkt verdachte zijn leven momenteel weer op orde te hebben. De rechtbank zal ook rekening houden met de ouderdom van de zaak en een overschrijding van de redelijke termijn. Gelet daarop is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op dit moment niet meer passend en zal de rechtbank de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met daarnaast een taakstraf en een geldboete.
Bij verdachte is een bedrag van € 7.190,- aan contact geld aangetroffen waarop conservatoir beslag is gelegd. De rechtbank zal aan verdachte een geldboete opleggen ter hoogte van dat bedrag.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van 2 jaar, een taakstraf van 200 uur, bij niet verrichten te vervangen door 100 dagen hechtenis, en een geldboete van € 7.190,-, bij niet betalen te vervangen door 70 dagen hechtenis. Voor een kortere proeftijd, zoals bepleit, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3, 11, 11 a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van twee jarenschuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op
een taakstraf van 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 legt op een geldboete van
€ 7.190(
zevenduizend honderdnegentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 70 (zeventig) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M Doon, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en mr. E.H.T. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.G.M. van Ophuizen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2022.
Mrs. Kleinrensink, Rademaker en van Ophuizen zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019200608, gesloten op 15 oktober 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Processen-verbaal van bevindingen, p. 443, 460-461 en 486.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 486.
4.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 495.
5.Proces-verbaal aanhouding, p. 156.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 285-288.
7.Processen-verbaal van bevindingen, p. 443.
8.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 209-212.
9.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 216.
10.Processen-verbaal van bevindingen, p. 442.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 460-461 en proces-verbaal In beslag genomen goederen, p. 55 en
12.Processen-verbaal van bevindingen, p. 465-473 en KVI p. 58.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 444.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 288 en 294.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 444-446.
16.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 651.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 288.
18.Proces-verbaal bevindingen analyse verkeersgegevens, p. 525-526.
19.Proces-verbaal verhoor van (verdachte) [getuige 1] (junior), p. 408.
20.Proces-verbaal verhoor van (verdachte) [getuige 2] , p. 417-418.
21.Proces-verbaal verhoor van (verdachte) [getuige 1] (senior), p. 430-439.