In deze zaak vorderde De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, terugbetaling van een bedrag van € 41.724,00 dat onverschuldigd was betaald aan gedaagde, die coronasteun had ontvangen via de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). De rechtbank Gelderland oordeelde dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld door haar bankrekeningnummer aan een derde, [kennis], te verstrekken, die vervolgens de TVL-vergoeding had aangevraagd en ontvangen. Gedaagde stelde dat zij slachtoffer was van een babbeltruc en dat het onredelijk was om haar te verplichten het bedrag terug te betalen, aangezien zij niet had geweten dat de aanvraag onterecht was. De rechtbank oordeelde echter dat gedaagde, ondanks haar goede bedoelingen, had moeten inzien dat het ontvangen bedrag niet klopte en dat zij onvoldoende actie had ondernomen om de situatie te verifiëren. De rechtbank concludeerde dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld en dat de terugvordering van het bedrag gerechtvaardigd was. De Staat kreeg gelijk en gedaagde werd veroordeeld tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.