ECLI:NL:RBGEL:2022:4427

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
9599067
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval tussen taxiondernemer en buitenlandse verzekeraar met betrekking tot expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een verkeersongeval dat op 29 november 2018 plaatsvond in Amsterdam. Een verzekerde van Allianz was betrokken bij dit ongeval met een taxichauffeur die werkzaam was voor een taxiondernemer. De eisende partij, die de belangen van de taxiondernemer behartigt, heeft Allianz aansprakelijk gesteld voor de door de taxiondernemer geleden schade. De eisende partij vorderde een bedrag van € 405,90, bestaande uit expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten, van Allianz. Allianz heeft de aansprakelijkheid erkend, maar heeft de gevorderde kosten betwist.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is. Aangezien de gedaagde partij in België woont, werd de EEX Verordening geraadpleegd. De kantonrechter concludeerde dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat Nederlands recht van toepassing was, omdat de schade zich in Nederland had voorgedaan.

De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij beoordeeld en geconcludeerd dat de gevorderde expertisekosten van € 90,00 toewijsbaar zijn, maar dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet redelijk waren gezien de eenvoud van de zaak. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van de kantonrechter was dat Allianz € 90,00 moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9599067 \ CV EXPL 21-3748 \ 701 \ 40141
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eisende partij], handelend onder
[bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde Leon Aal
tegen
de naamloze vennootschap Allianz Benelux N.V.
gevestigd te Brussel, België
gedaagde partij
gemachtigde mr. M.P. Vink
Partijen worden hierna [eisende partij] en Allianz genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 december 2021 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek.

2.De feiten

2.1.
Op 29 november 2018 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden in Amsterdam waarbij een verzekerde van Allianz en [taxichauffeur] , werkzaam bij [taxiondernemer] , betrokken waren.
2.2.
Op 28 december 2019 heeft [eisende partij] Allianz aansprakelijk gesteld voor de door [taxiondernemer] geleden schade.
2.3.
[taxiondernemer] heeft op 3 januari 2019 de opdracht tot dienstverlening met [eisende partij] ondertekend. Hierin staat: “
(…)
4.De opdrachtgever heeft overeenkomstig artikel 6:96 BW het recht de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid te verhalen op de aansprakelijke partij. Opdrachtgever draagt het verhaalsrecht van deze vordering ex. artikel 6:96 BW over aan [eisende partij] .
5.Opdrachtgever geeft toestemming aan de aansprakelijke partij om de schade, kosten verhaalsbijstand (honorarium) en eventuele verschotten rechtstreeks aan [eisende partij] te vergoeden.
6.Uitsluitend na ontvangst van deze getekende overeenkomst brengt [eisende partij] geen kosten verhaalsbijstand (honorarium) in rekening bij opdrachtgever. [eisende partij] zal op basis van de in deze overeenkomst overeengekomen en aan haar verleende Akte van Cessie deze kosten namens opdrachtgever verhalen op de aansprakelijke partij.
(…)
2.4.
Op 4 januari 2019 heeft Allianz aansprakelijkheid erkend.
2.5.
[eisende partij] heeft vervolgens op 12 januari 2019 de schadevergoedingsvordering bij Allianz ingediend en Allianz heeft de vordering op 21 januari 2019 voldaan, met uitzondering van de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en verschotten (expertisekosten).

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisende partij] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Allianz te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] de som van € 405,90 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Allianz in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eisende partij] ten grondslag dat een verzekerde van Allianz een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens haar opdrachtgever ( [taxiondernemer] ) die de verzekerde kan worden toegerekend en Allianz als verzekeraar daarom de schade die [taxiondernemer] als gevolg van die onrechtmatige daad geleden heeft moet vergoeden. De schade van [taxiondernemer] bestond, voor zover hier van belang, uit materiële schade (€ 1.206,01) en bedrijfsschade (€ 589,56). In totaal dus een bedrag van € 1.795,57. Op dat bedrag aan hoofdsom heeft [eisende partij] de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (art. 6:96 BW) gebaseerd en conform de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten heeft zij een bedrag van € 325,90 inclusief btw van Allianz gevorderd. Daarnaast vordert zij een bedrag van € 90,00 aan expertisekosten. Allianz heeft € 10,00 aan kosten vergoed en daarom vordert [eisende partij] nu (€ 325,90 + € 90,00 - € 10,00=) € 405,90 van Allianz.
3.3.
Allianz heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eisende partij] , met veroordeling van [eisende partij] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten, inclusief betekeningskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat één van partijen haar woonplaats in het buitenland heeft, zal ambtshalve worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op het voorliggende geschil van toepassing is.
4.2.
De gedaagde partij heeft haar woonplaats in België. België is lidstaat van de Europese Unie. Op grond van de EEX Verordening (EU) Nr. 1215/2012 wordt de gedaagde partij in beginsel opgeroepen voor een gerecht van de lidstaat waarin zij woont. Een grondslag voor afwijking van deze hoofdregel is niet gesteld. Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan ook in een andere lidstaat worden opgeroepen, voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen, wanneer sprake is van verbintenissen uit onrechtmatige daad (art. 7 aanhef en lid 2 EEX Verordening). In dit geval zou dat zijn in Nederland, voor de rechtbank in Amsterdam. Verder kan een verzekeraar worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering of een verzekering van onroerend goed betreft. Hetzelfde geldt voor het geval dat de verzekering zowel betrekking heeft op roerende als op onroerende goederen die door eenzelfde polis gedekt zijn en door hetzelfde onheil getroffen zijn (art. 12 EEX Verordening). [eisende partij] heeft Allianz voor geen van deze gerechten opgeroepen. Nu Allianz wel in de procedure is verschenen en de bevoegdheid niet heeft betwist, zal de kantonrechter zich bevoegd verklaren op grond van art. 26 EEX Verordening.
4.3.
Niet gesteld of gebleken is dat partijen een rechtskeuze hebben gedaan. Er is sprake van een niet-contractuele verbintenis (onrechtmatige daad) in burgerlijke en in handelszaken, zodat Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II) bepaalt welk recht van toepassing is. Nu de schade zich in Nederland heeft voorgedaan is Nederlands recht van toepassing.
4.4.
[eisende partij] vordert twee soorten kosten: kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (art. 6:96 lid 2 onder b BW) en kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (art. 6:96 lid 2 onder c BW). De kantonrechter begrijpt de stellingen van [eisende partij] zo dat de gevorderde expertisekosten vallen in de eerste categorie en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten in de tweede.
4.5.
Allianz heeft geen verweer gevoerd tegen de expertisekosten van € 90,00. Die zijn per abuis niet vergoed en, zo stelt ze, alsnog betaald. Of betaling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en zo ja wanneer, is niet bekend, nu [eisende partij] zich over deze betaling niet meer heeft kunnen uitlaten. Daarom zal het bedrag van € 90,00 aan expertisekosten worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij geldt dat als dit bedrag gedurende de procedure al is voldaan, [eisende partij] uiteraard niet nogmaals recht heeft op dit bedrag.
4.6.
Bij de beantwoording van de vraag of de door [eisende partij] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 315,90 voor vergoeding in aanmerking komen, moet onderzocht worden of het redelijk was de kosten te maken en of de kosten redelijk zijn. Allianz heeft allereerst betwist dat het redelijk was om kosten te maken. Het gaat om een eenvoudige aanrijding met slechts blikschade tot gevolg, waarbij in redelijkheid geen discussie over aansprakelijkheid te verwachten is en aansprakelijkheid (dus) ook terstond, althans zonder enige discussie, is erkend. Inschakeling van een partij als [eisende partij] mag niet enkel uit gemak gebeuren, aldus Allianz. De kantonrechter volgt Allianz in dit betoog. Er zijn zaken, zoals [eisende partij] ook erkent, die zo eenvoudig zijn dat het niet redelijk is om kosten te (laten) maken ter verkrijging van voldoening buiten rechte (art. 6:96 lid 2 onder c BW). De onderhavige zaak is zo’n zaak. Beide partijen zijn het met elkaar eens dat er geen discussie heeft plaatsgevonden. [eisende partij] heeft Allianz ook niet aan hoeven manen wat betreft betaling van de materiële schade en de bedrijfsschade. Dat Allianz de expertisekosten niet vergoed heeft, kan zo zijn, maar dat zou hooguit betekenen dat buitengerechtelijke incassokosten over die expertisekosten verschuldigd zijn. Daarop heeft [eisende partij] echter haar vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten niet gebaseerd.
4.7.
Omdat het niet redelijk was de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten te maken, komt de kantonrechter niet toe aan de overige verweren van Allianz (zoals “de in rekening gebrachte kosten zijn niet redelijk” en “ [eisende partij] heeft geen zelfstandige aanspraak op schadevergoeding”).
4.8.
Het voorgaande betekent dat enkel een bedrag van € 90,00 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Omdat beide partijen op enkele punten in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Allianz om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] € 90,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op