ECLI:NL:RBGEL:2022:4412

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
9599036
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met taxiondernemer en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat op 12 oktober 2019 plaatsvond in Amsterdam, waarbij een verzekerde van Allianz en een taxiondernemer betrokken waren. De taxiondernemer heeft een schadekantoor ingeschakeld, dat de eisende partij vertegenwoordigt, om schade en aansprakelijkheid vast te stellen. De eisende partij vordert een bedrag van € 365,00 aan buitengerechtelijke incassokosten van Allianz, die deze kosten gedeeltelijk heeft vergoed. De kantonrechter moet beoordelen of de gevorderde kosten redelijk zijn en of de eisende partij recht heeft op deze vergoeding.

De kantonrechter oordeelt dat de kosten die door de eisende partij zijn gemaakt, redelijk zijn, gezien de omstandigheden van de zaak. Allianz heeft betwist dat het redelijk was om deze kosten te maken, maar de kantonrechter volgt deze redenering niet. De zaak was niet zo eenvoudig dat er geen kosten gemaakt mochten worden. De eisende partij heeft haar vordering gematigd en de kantonrechter concludeert dat het gevorderde bedrag van € 365,00 terecht is.

Allianz wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten dragen. De kantonrechter veroordeelt Allianz om het gevorderde bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en stelt de proceskosten vast op een totaal van € 333,52. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad, en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9599036 \ CV EXPL 21-3746 \ 701 \ 40141
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiser] ,handelend onder
[handelsnaam eisende partij]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde Leon Aal
tegen
de naamloze vennootschap Allianz Benelux N.V.
gevestigd te Brussel, België
gedaagde partij
gemachtigde mr. M.P. Vink
Partijen worden hierna [handelsnaam eisende partij] en Allianz genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 december 2021 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek.

2.De feiten

2.1.
Op 12 oktober 2019 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden in Amsterdam waarbij een verzekerde van Allianz en [naam 1] , werkzaam bij taxiondernemer [naam 2] , betrokken waren.
2.2.
[naam 2] heeft op 15 oktober 2019 [handelsnaam eisende partij] opdracht gegeven tot het verlenen van ondersteuning en hulp ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (verhaalsbijstand) met betrekking tot het ongeval. In de opdracht tot dienstverlening staat: “(…)
4.
De opdrachtgever heeft overeenkomstig artikel 6:96 BW het recht de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid te verhalen op de aansprakelijke partij. Opdrachtgever draagt het verhaalsrecht van deze vordering ex. artikel 6:96 BW over aan [handelsnaam eisende partij] .
5.
Opdrachtgever geeft toestemming aan de aansprakelijke partij om de schade, kosten verhaalsbijstand (honorarium) en eventuele verschotten rechtstreeks aan [handelsnaam eisende partij] te vergoeden.
6.
Uitsluitend na ontvangst van deze getekende overeenkomst brengt [handelsnaam eisende partij] geen kosten verhaalsbijstand (honorarium) in rekening bij opdrachtgever. [handelsnaam eisende partij] zal op basis van de in deze overeenkomst overeengekomen en aan haar verleende Akte van Cessie deze kosten namens opdrachtgever verhalen op de aansprakelijke partij.
(…)”
2.3.
Op 3 januari en 9 juni 2020 heeft Allianz bedragen uitgekeerd aan [handelsnaam eisende partij] .

3.De vordering en het verweer

3.1.
[handelsnaam eisende partij] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Allianz te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [handelsnaam eisende partij] de som van € 365,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Allianz in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [handelsnaam eisende partij] ten grondslag dat een verzekerde van Allianz een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens haar opdrachtgever ( [naam 2] ) die de verzekerde kan worden toegerekend en Allianz als verzekeraar daarom de schade die [naam 2] als gevolg van die onrechtmatige daad geleden heeft moet vergoeden. De schade van [naam 2] bestond, voor zover hier van belang, uit materiële schade (€ 2.785,13) en bedrijfsschade (€ 2.304,75). In totaal dus een bedrag van € 5.089,88. Op dat bedrag aan hoofdsom heeft [handelsnaam eisende partij] de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (art. 6:96 BW) echter niet gebaseerd. Zij komt op een lager bedrag uit van € 375,00, wat in de buurt komt van het bedrag dat uit de berekening komt als zij haar gewerkte uren bij Allianz in rekening zou brengen. Allianz heeft € 10,00 aan buitengerechtelijke incassokosten (exclusief expertisekosten van € 100,00) vergoed en daarom vordert [handelsnaam eisende partij] nu het restant van Allianz.
3.3.
Allianz heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [handelsnaam eisende partij] , met veroordeling van [handelsnaam eisende partij] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten, inclusief betekeningskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat één van partijen haar woonplaats in het buitenland heeft, zal ambtshalve worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op het voorliggende geschil van toepassing is.
4.2.
De gedaagde partij heeft haar woonplaats in België. België is lidstaat van de Europese Unie. Op grond van de EEX Verordening (EU) Nr. 1215/2012 wordt de gedaagde partij in beginsel opgeroepen voor een gerecht van de lidstaat waarin zij woont. Een grondslag voor afwijking van deze hoofdregel is niet gesteld. Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan ook in een andere lidstaat worden opgeroepen, voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen, wanneer sprake is van verbintenissen uit onrechtmatige daad (art. 7 aanhef en lid 2 EEX Verordening). In dit geval zou dat zijn in Nederland, voor de rechtbank in Amsterdam. Verder kan een verzekeraar worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering of een verzekering van onroerend goed betreft. Hetzelfde geldt voor het geval dat de verzekering zowel betrekking heeft op roerende als op onroerende goederen die door eenzelfde polis gedekt zijn en door hetzelfde onheil getroffen zijn (art. 12 EEX Verordening). [handelsnaam eisende partij] heeft Allianz voor geen van deze gerechten opgeroepen. Nu Allianz wel in de procedure is verschenen en de bevoegdheid niet heeft betwist, zal de kantonrechter zich bevoegd verklaren op grond van art. 26 EEX Verordening.
4.3.
Niet gesteld of gebleken is dat partijen een rechtskeuze hebben gedaan. Er is sprake van een niet-contractuele verbintenis (onrechtmatige daad) in burgerlijke en in handelszaken, zodat Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II) bepaalt welk recht van toepassing is. Nu de schade zich in Nederland heeft voorgedaan is Nederlands recht van toepassing.
4.4.
Bij de beantwoording van de vraag of de door [handelsnaam eisende partij] gevorderde kosten voor vergoeding in aanmerking komen, moet onderzocht worden of het redelijk was de kosten te maken en of de kosten redelijk zijn. Allianz heeft allereerst betwist dat het redelijk was om kosten te maken. Het gaat om een eenvoudige aanrijding met slechts blikschade tot gevolg, waarbij in redelijkheid geen discussie over aansprakelijkheid te verwachten is en aansprakelijkheid (dus) ook terstond, althans zonder enige discussie, is erkend. Inschakeling van een partij als [handelsnaam eisende partij] mag niet enkel uit gemak gebeuren, aldus Allianz. De kantonrechter volgt Allianz niet in dit betoog. Hoewel er best zaken kunnen zijn, zoals [handelsnaam eisende partij] ook erkent, die zo eenvoudig zijn dat het niet redelijk is om kosten te (laten) maken ter verkrijging van voldoening buiten rechte (art. 6:96 lid 2 onder c BW) is de onderhavige zaak niet zo’n zaak. Naast blikschade was ook sprake van bedrijfsschade en er was lastig/geen contact te krijgen met de verzekerde van Allianz. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het redelijk is dat er kosten zijn gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
4.5.
Voor de vraag of de in rekening gebrachte kosten redelijk zijn geldt het volgende. [handelsnaam eisende partij] heeft de door haar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet gebaseerd op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, althans het bedrag dat zij vordert is lager dan waar een berekening op basis van dat besluit toe zou leiden. Zij heeft bovendien een onderbouwing gegeven van de door haar in dit dossier gemaakte uren, voorzien van een uurtarief. Ook die berekening leidt tot een hoger bedrag aan buitengerechtelijke kosten dan zij vordert. [handelsnaam eisende partij] heeft dus haar vordering, zo stelt zij ook, gematigd. De kantonrechter is van oordeel, mede gezien het feit dat Allianz enkel in zijn algemeenheid verweer heeft gevoerd tegen een vergoeding gebaseerd op het besluit, dat het door [handelsnaam eisende partij] in dit concrete geval gevorderde bedrag redelijk is.
4.6.
De laatste vraag die partijen verdeeld houdt, is of [handelsnaam eisende partij] een zelfstandige aanspraak op schadevergoeding heeft. Zij vordert het bedrag aan buitengerechtelijke kosten uit eigen naam, omdat [naam 2] in de opdracht tot dienstverlening haar vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten aan haar heeft gecedeerd. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten op grond van het besluit is niet van belang wie de buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht: de schuldeiser zelf, in dit geval [naam 2] , of een door hem ingeschakelde derde zoals [handelsnaam eisende partij] . De kantonrechter knoopt aan bij de achtergrond van dit besluit, hoewel het besluit zelf niet van toepassing is, omdat ook voor de buitengerechtelijke kosten bij een verkeersongeval naar het oordeel van de kantonrechter geldt dat niet relevant is wie de kosten heeft gemaakt. Van belang is dát ze zijn gemaakt en voldaan is aan de dubbele redelijkheidstoets. Dat de schuldeiser een no cure no pay overeenkomst heeft gesloten met [handelsnaam eisende partij] betekent dus niet dat Allianz daardoor geen kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte meer verschuldigd is. Uit het voorgaande volgt dat Schadekantoor de kosten inderdaad van Allianz kan vorderen. Net als een rechtsbijstandsverzekeraar dat kan als een schuldeiser voor de kosten van rechtsbijstand verzekerd is (en voldaan is aan de dubbele redelijkheidstoets). Het bedrag van € 365,00 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.7.
Allianz wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Allianz om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [handelsnaam eisende partij] de som van € 365,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Allianz in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [handelsnaam eisende partij] vastgesteld op € 98,52 aan dagvaardingskosten, € 85,00 aan griffierecht en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op