In deze zaak gaat het om een vordering van [handelsnaam eisende partij] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een verkeersongeval dat op 4 oktober 2019 plaatsvond in Amsterdam. Achmea had namens haar verzekerde aansprakelijkheid erkend, waarna [handelsnaam eisende partij] verhaalsbijstand verleende aan de taxiondernemer Taxi Driehoek. De eisende partij vorderde een bedrag van € 490,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente, omdat Achmea slechts een deel van deze kosten had vergoed. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde kosten redelijk waren en dat Achmea niet had aangetoond dat de kosten onterecht waren. De rechter wees de vordering van [handelsnaam eisende partij] toe, met een aanpassing van het te vergoeden bedrag naar € 393,50, exclusief btw, en veroordeelde Achmea in de proceskosten. De rechter verwierp ook het verweer van Achmea dat [handelsnaam eisende partij] haar recht had verwerkt om deze kosten te vorderen, omdat er na de betalingsherinnering nog communicatie had plaatsgevonden. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. P.J. Wiegman op 29 juli 2022.