ECLI:NL:RBGEL:2022:4409

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
9661440
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten na verkeersongeval met taxiondernemer

In deze zaak gaat het om een vordering van [handelsnaam eisende partij] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een verkeersongeval dat op 4 oktober 2019 plaatsvond in Amsterdam. Achmea had namens haar verzekerde aansprakelijkheid erkend, waarna [handelsnaam eisende partij] verhaalsbijstand verleende aan de taxiondernemer Taxi Driehoek. De eisende partij vorderde een bedrag van € 490,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente, omdat Achmea slechts een deel van deze kosten had vergoed. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde kosten redelijk waren en dat Achmea niet had aangetoond dat de kosten onterecht waren. De rechter wees de vordering van [handelsnaam eisende partij] toe, met een aanpassing van het te vergoeden bedrag naar € 393,50, exclusief btw, en veroordeelde Achmea in de proceskosten. De rechter verwierp ook het verweer van Achmea dat [handelsnaam eisende partij] haar recht had verwerkt om deze kosten te vorderen, omdat er na de betalingsherinnering nog communicatie had plaatsgevonden. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. P.J. Wiegman op 29 juli 2022.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9661440 \ CV EXPL 22-346 \ 701 \ 40141
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiser], handelend onder
[handelsnaam eisende partij]
wonende te [handelsnaam eisende partij]
eisende partij
gemachtigde Leon Aal
tegen
de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V.
gevestigd te Apeldoorn
gedaagde partij
gemachtigde mr. A.L. Mijnssen
Partijen worden hierna [handelsnaam eisende partij] en Achmea genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 januari 2022 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek met productie.

2.De feiten

2.1.
Op 4 oktober 2019 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden in Amsterdam waarbij een verzekerde van Achmea en [naam 1] , werkzaam bij taxiondernemer Taxi Driehoek, betrokken waren.
2.2.
Op 23 december 2019 heeft Achmea namens haar verzekerde aansprakelijkheid erkend.
2.3.
Taxi Driehoek heeft op 21 januari 2020 [handelsnaam eisende partij] opdracht gegeven tot het verlenen van ondersteuning en hulp ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (verhaalsbijstand) met betrekking tot het ongeval. In punt 4 van de opdracht tot dienstverlening staat: “
De opdrachtgever heeft overeenkomstig artikel 6:96 BW het recht de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid te verhalen op de aansprakelijke partij. Opdrachtgever draagt het verhaalsrecht van deze vordering ex. artikel 6:96 BW over aan [handelsnaam eisende partij] .

3.De vordering en het verweer

3.1.
[handelsnaam eisende partij] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Achmea te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [handelsnaam eisende partij] de som van € 490,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Achmea in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [handelsnaam eisende partij] ten grondslag dat een verzekerde van Achmea een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens haar opdrachtgever (Taxi Driehoek) die de verzekerde kan worden toegerekend en Achmea als verzekeraar daarom de schade die Taxi Driehoek als gevolg van die onrechtmatige daad geleden heeft moet vergoeden. De schade van Taxi Driehoek bestond, voor zover hier van belang, uit materiële schade (€ 2.880,16) en bedrijfsschade (€ 604,80). In totaal dus een bedrag van € 3.484,96. Op dat bedrag aan hoofdsom heeft [handelsnaam eisende partij] de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (art. 6:96 BW) gebaseerd en conform de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten heeft zij een bedrag van € 570,00 inclusief btw van Achmea gevorderd. Achmea heeft in totaal een bedrag van € 80,00 aan buitengerechtelijke incassokosten vergoed (naast € 90,00 aan expertisekosten) en daarom vordert [handelsnaam eisende partij] nu het restant van Achmea (€ 570,00 - € 80,00).
3.3.
Achmea heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [handelsnaam eisende partij] , met veroordeling van [handelsnaam eisende partij] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten, daaronder begrepen de nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Achmea een hoger bedrag als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aan [handelsnaam eisende partij] moet betalen in verband met de aanrijding dan zij heeft gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is.
4.2.
Bij de beantwoording van de vraag of de kosten voor vergoeding in aanmerking komen, moet onderzocht worden of het redelijk was de kosten te maken en of de kosten redelijk zijn. Achmea heeft niet betwist dat het redelijk was om kosten te maken, zodat daarvan wordt uitgegaan.
4.3.
Voor de vraag of de in rekening gebrachte kosten redelijk zijn, knoopt de kantonrechter aan bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Hoewel dit besluit in dit concrete geval niet van toepassing is, worden deze tarieven geacht redelijk te zijn. Juist om discussies over de (gemaakte) buitengerechtelijke incassokosten te beslechten is het besluit een handig middel. De vergoeding die van de schuldenaar mag worden gevraagd, wordt berekend aan de hand van de hoofdsom van de vordering en is onafhankelijk van de incassohandelingen die zijn verricht. Ook is niet van belang door wie de vordering wordt geïncasseerd. Met deze regelgeving heeft de wetgever beoogd houvast te bieden omtrent de hoogte van de in art. 6:96 lid 2, aanhef en onder c, BW genoemde redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Wat Achmea tegen het hanteren van de vergoedingen conform het besluit heeft aangevoerd, maakt dit niet anders.
4.4.
Achmea heeft gesteld dat [handelsnaam eisende partij] haar recht verwerkt heeft om buitengerechtelijke incassokosten te vorderen, omdat zij op 5 april 2021 aan Achmea een betalingsherinnering heeft gestuurd en daarin stond een bedrag van € 0,00 als restvordering buitengerechtelijk kosten. Op basis van die mededeling mocht Achmea erop vertrouwen dat de kwestie definitief was afgewikkeld, aldus Achmea. De kantonrechter volgt Achmea niet in dit betoog. [handelsnaam eisende partij] heeft in de betreffende brief een optelling met positieve en negatieve bedragen opgenomen. Uit die berekening volgt dat nog een bedrag van € 490,00 openstaat, hoewel een bedrag van € 0,00 als uitkomst van de berekening is opgenomen. Uit deze evidente berekeningsfout/typefout mocht Achmea niet afleiden dat [handelsnaam eisende partij] geen buitengerechtelijke kosten meer zou vorderen. Ook kan niet worden gezegd dat [handelsnaam eisende partij] haar rechten heeft verwerkt. Helemaal niet, omdat [handelsnaam eisende partij] onweersproken heeft gesteld dat na 5 april 2021 nog telefonisch contact met Achmea is geweest en mailcorrespondentie.
4.5.
Achmea heeft onbetwist gesteld dat Taxi Driehoek btw kan verrekenen en de buitengerechtelijke kosten dus exclusief btw moeten worden berekend. In plaats van het bedrag inclusief btw (€ 570,00) zal dus uitgegaan worden van een bedrag exclusief btw (€ 473,50). Van dat bedrag heeft Achmea € 80,00 voldaan en daarom wordt (€ 473,50 - € 80,00=) € 393,50 toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.6.
Bij dupliek heeft Achmea nog gesteld dat het vorderingsrecht van [handelsnaam eisende partij] gebaseerd is op een cessieovereenkomst (punt 4 opdracht van dienstverlening) en dat een cessionaris niet meer rechten kan overdragen dan hij zelf had. Nu Achmea dit pas bij dupliek heeft gesteld, zal dit verweer niet behandeld worden, wegens strijd met de goede procesorde. [handelsnaam eisende partij] heeft zich hierover niet kunnen uitlaten.
4.7.
Achmea wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Achmea om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [handelsnaam eisende partij] de som van € 393,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Achmea in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [handelsnaam eisende partij] vastgesteld op € 103,33 aan dagvaardingskosten, € 86,00 aan griffierecht en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op