ECLI:NL:RBGEL:2022:4393

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
9599792
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval tussen taxiondernemer en verzekerde van Achmea met betrekking tot buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 29 december 2018 in Amsterdam, waarbij een verzekerde van Achmea en een taxiondernemer betrokken waren. De taxiondernemer schakelde een schadekantoor in om de kosten van schade en aansprakelijkheid te verhalen op de aansprakelijke partij. De opdrachtgever droeg het verhaalsrecht van deze vordering over aan de eisende partij, die vorderde dat Achmea de buitengerechtelijke incassokosten zou vergoeden. De eisende partij vorderde een bedrag van € 470,29, vermeerderd met wettelijke rente, als vergoeding voor de gemaakte kosten.

De kantonrechter oordeelde dat Achmea een hoger bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten moest vergoeden dan zij had gedaan. De rechter stelde vast dat de kosten die de eisende partij had gemaakt redelijk waren, gezien de discussie over de aansprakelijkheid en de schade. De kantonrechter baseerde zijn oordeel op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, dat als richtlijn dient voor de redelijkheid van de kosten. Achmea had weliswaar een deel van de kosten vergoed, maar de kantonrechter oordeelde dat het resterende bedrag van € 381,66 aan buitengerechtelijke incassokosten, exclusief btw, aan de eisende partij moest worden toegewezen.

De rechter wees ook op het verweer van Achmea dat de vordering van de eisende partij gebaseerd was op een cessieovereenkomst, maar dit verweer werd niet behandeld omdat het pas bij dupliek was ingediend. Uiteindelijk werd Achmea in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de gevorderde kosten, vermeerderd met wettelijke rente, en werd Achmea ook in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9599792 \ CV EXPL 21-3753 \ 701 \ 40141
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eisende partij] ,handelend onder
[bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde Leon Aal
tegen
de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V.
gevestigd te Apeldoorn
gedaagde partij
gemachtigde mr. A.J. Schoonen
Partijen worden hierna [eisende partij] en Achmea genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 december 2021 met producties
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek met producties.

2.De feiten

2.1.
Op 29 december 2018 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden in Amsterdam waarbij een verzekerde van Achmea en de heer [taxiondernemer] , werkzaam als taxiondernemer, betrokken waren.
2.2.
[taxiondernemer] heeft op 8 februari 2019 [eisende partij] opdracht gegeven tot het verlenen van ondersteuning en hulp ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (verhaalsbijstand) met betrekking tot het ongeval. In punt 3 van de opdracht tot dienstverlening staat: “
De opdrachtgever heeft overeenkomstig artikel 6:96 BW het recht de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid te verhalen op de aansprakelijke partij. Opdrachtgever draagt het verhaalsrecht van deze vordering ex. artikel 6:96 BW over aan [eisende partij] .
2.3.
Op 8 februari 2019 heeft Achmea aan [eisende partij] geschreven: “
Onze verzekerde heeft wel aansprakelijkheid erkend.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisende partij] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Achmea te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] de som van € 470,29 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Achmea in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eisende partij] ten grondslag dat een verzekerde van Achmea een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens haar opdrachtgever ( [taxiondernemer] ) die de verzekerde kan worden toegerekend en Achmea als verzekeraar daarom de schade die [taxiondernemer] als gevolg van die onrechtmatige daad geleden heeft moet vergoeden. De schade van [taxiondernemer] bestond, voor zover hier van belang, uit materiële schade (€ 2.607,57) en bedrijfsschade (€ 363,00). In totaal dus een bedrag van € 2.970,57. Op dat bedrag aan hoofdsom heeft [eisende partij] de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (art. 6:96 BW) gebaseerd en conform de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten heeft zij een bedrag van € 510,69 inclusief btw van Achmea gevorderd. Achmea heeft € 45,00 aan buitengerechtelijke incassokosten (exclusief expertisekosten van € 90,00) vergoed en daarom vordert [eisende partij] nu het restant van Achmea.
3.3.
Achmea heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eisende partij] , met veroordeling van [eisende partij] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Achmea een hoger bedrag als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aan [eisende partij] moet betalen in verband met de aanrijding dan zij heeft gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is.
4.2.
Bij de beantwoording van de vraag of de kosten voor vergoeding in aanmerking komen, moet onderzocht worden of het redelijk was de kosten te maken en of de kosten redelijk zijn. Achmea heeft betwist dat het redelijk was om kosten te maken. Volgens haar was de aansprakelijkheid van meet af aan geen punt van discussie. De enige vraag die speelde was of alle schade aan de auto van [taxiondernemer] wel veroorzaakt was door de aanrijding. De kantonrechter is van oordeel dat nu wel sprake was van (enige) discussie, het redelijk was dat er kosten zijn gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Achmea lijkt dit ook in eerste instantie erkend te hebben, nu zij een bedrag van € 45,00 heeft voldaan.
4.3.
Voor de vraag of de in rekening gebrachte kosten redelijk zijn, knoopt de kantonrechter aan bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Hoewel dit besluit in dit concrete geval niet van toepassing is, worden deze tarieven geacht redelijk te zijn. Juist om discussies over de (gemaakte) buitengerechtelijke incassokosten te beslechten is het besluit een handig middel. De vergoeding die van de schuldenaar mag worden gevraagd, wordt berekend aan de hand van de hoofdsom van de vordering en is onafhankelijk van de incassohandelingen die zijn verricht. Ook is niet van belang door wie de vordering wordt geïncasseerd. Met deze regelgeving heeft de wetgever beoogd houvast te bieden omtrent de hoogte van de in art. 6:96 lid 2, aanhef en onder c, BW genoemde redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Wat Achmea tegen het hanteren van de vergoedingen conform het besluit heeft aangevoerd, maakt dit niet anders.
4.4.
Achmea heeft wel onbetwist gesteld dat [taxiondernemer] btw kan verrekenen en de kosten dus exclusief btw moeten worden berekend. Bij een hoofdsom van € 2.970,57 betekent dit dat een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 422,06 exclusief btw toegewezen kan worden. [eisende partij] heeft echter onbetwist gesteld dat Achmea daarvan niet een bedrag van € 45,00 heeft voldaan, maar een bedrag van € 40,40. Het bedrag van (€ 45,00 - € 40,40 =) € 4,60 is namelijk voldaan in het kader van verschotten (opvraag verzekeraarsgegevens RDW), aldus [eisende partij] . Omdat Achmea dus € 40,40 betaald heeft, zal een bedrag van € 381,66 aan buitengerechtelijke incassokosten exclusief btw worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
Bij dupliek heeft Achmea nog gesteld dat het vorderingsrecht van [eisende partij] gebaseerd is op een cessieovereenkomst (punt 3 opdracht van dienstverlening) en dat een cessionaris niet meer rechten kan overdragen dan hij zelf had. Nu Achmea dit pas bij dupliek heeft gesteld, zal dit verweer niet behandeld worden, wegens strijd met de goede procesorde. [eisende partij] heeft zich hierover niet kunnen uitlaten.
4.6.
Achmea wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Achmea om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] de som van € 381,66 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Achmea in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eisende partij] vastgesteld op € 98,52 aan dagvaardingskosten, € 85,00 aan griffierecht en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op