ECLI:NL:RBGEL:2022:4192

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1902
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep inzake WIA-aanvraag

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van plaats B, een beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, dat op 24 februari 2021 het bezwaar van eiser tegen een eerdere toekenning van een WIA-uitkering ongegrond verklaarde. Eiser had eerder op 27 augustus 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 100% was vastgesteld. Na het indienen van beroep, heeft het UWV op 1 juni 2022 de beslissing op bezwaar van 24 februari 2021 herzien. Eiser heeft op 27 juni 2022 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank Gelderland heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV aan eiser is tegemoetgekomen, en heeft daarom de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast is het griffierecht van € 49,- dat eiser heeft betaald, door het UWV aan eiser vergoed.

De uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam op 1 augustus 2022, in aanwezigheid van griffier mr. S. Hoeijmans. De rechtbank heeft de verweerder opgedragen om zowel het griffierecht als de proceskosten aan eiser te vergoeden. Eiser heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV aan zijn verzoek tegemoet is gekomen, en de rechtbank heeft de kosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/1902

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. O.W.G. van Petegem),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de Nationale Politie, uit Den Haag,
(gemachtigde: I. Ӧzkan).

Procesverloop

Met het besluit van 27 augustus 2020 heeft het UWV aan eiser een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 100%.
Met het besluit van 24 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met het besluit van 1 juni 2022 heeft het UWV de beslissing op bezwaar van 24 februari 2021 herzien.
De rechtbank heeft het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 24 februari 2021 met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht geacht tegen de beslissing op bezwaar van 1 juni 2022.
Met de brief van 27 juni 2022 heeft mr. O.W.G. van Petegem het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Nadat partijen (stilzwijgende) toestemming hebben gegeven om op het verzoek om vergoeding van de proceskosten uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Op grond van het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. Eiser heeft bij intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden. Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 759,- en een wegingsfactor 1).
5. Omdat eiser het griffierecht heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, moet verweerder aan eiser het griffierecht van € 49,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van in totaal € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan op 1 augustus 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.