ECLI:NL:RBGEL:2022:4179

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
05/341095-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over seksuele misdrijven tegen minderjarigen met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 1 augustus 2022 heeft de Rechtbank Gelderland een 21-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man is schuldig bevonden aan het plegen van seksuele handelingen met twee minderjarige jongens, die destijds respectievelijk onder de twaalf jaar en tussen de twaalf en zestien jaar oud waren. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar waren, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als gedetailleerd en authentiek beoordeeld, en deze ondersteunden elkaar in hun beschrijvingen van de gebeurtenissen. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers, die hem als huisgenoot beschouwden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en heeft besloten dat een gevangenisstraf passend is. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers, waarbij de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk heeft toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding voor studievertraging van de ene benadeelde partij afgewezen, maar heeft smartengeld toegewezen aan beide slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd voor de proeftijd, waaronder meldplicht bij de reclassering en een verbod op contact met de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/341095-21
Datum uitspraak : 1 augustus 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 2000] in Ede,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 31 oktober 2020 te Wekerom met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortejaar 2009] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 31 oktober 2020 te Harskamp en/of te Wekerom met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortejaar 2006] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
  • het brengen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] en/of
  • het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] en/of
  • het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
  • het betasten van de penis van die [slachtoffer 1] en/of
  • het brengen van de penis van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, mond en/of
  • het (tong)zoenen van die [slachtoffer 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 31 oktober 2020 te Harskamp en/of te Wekerom met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortejaar 2006] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het (tong)zoenen van die [slachtoffer 1] en/of
  • het betasten van de penis van die [slachtoffer 1] en/of
  • het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide tenlastegelegde feiten. De officier van justitie is hierbij uitgegaan van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , nu zij deze betrouwbaar acht gelet op de heldere essentie, de authentieke onderdelen en het feit dat beide jongens los van elkaar een derde persoon hebben ingelicht over de seksuele handelingen die verdachte bij hen verricht heeft. Bovendien ondersteunen deze verklaringen elkaar over en weer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. Hiertoe is aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is gelet op het ontbreken van steunbewijs. Voor de beide feiten geldt dat alle bewijsmiddelen afkomstig zijn uit dezelfde bron. Voor feit 1 zijn dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en voor feit 2 de verklaringen van [slachtoffer 2] . Er wordt daarmee niet voldaan aan het bewijsminimum. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet betrouwbaar zijn gezien de daarin voorkomende inconsistenties en onjuistheden en het feit dat het geen gedetailleerde verklaringen zijn. Deze verklaringen kunnen derhalve niet gebruikt worden voor het bewijs, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier en het verhandelde tere terechtzitting volgt dat verdachte een collega was van de vader van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en dat hij – vanwege een onrustige thuissituatie – door vader [slachtoffer 1] is uitgenodigd om in de periode van december 2018 tot februari 2019 bij het gezin [slachtoffer 1] in Harskamp te komen wonen. [2] In deze periode sliep verdachte samen met [slachtoffer 1] op de kamer in een stapelbed. Verdachte is vervolgens een korte periode van ongeveer drie weken teruggegaan naar het huis van zijn ouders, alvorens hij op zichzelf is gaan wonen in Wekerom. [3] Toen verdachte weer een eigen huis had, hebben zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] verschillende keren bij verdachte in zijn appartement gelogeerd.
Betrouwbaarheid
De rechtbank is – anders dan de verdediging en met de officier van justitie – van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn en dus bruikbaar zijn voor het bewijs. Hierbij heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat er sprake is van concrete, gedetailleerde en authentieke verklaringen. Beide jongens hebben gedetailleerd verklaard over de aard van de door de verdachte gepleegde handelingen en over de context waarbinnen en de plaatsen waar de handelingen hebben plaatsgevonden. Zij hebben daarbij concrete en specifieke gebeurtenissen benoemd. Zo wordt er door [slachtoffer 2] specifiek verklaard over het ‘seksexamen’ dat afgelegd moest worden en de verschillende seksuele handelingen die zijn gepleegd in de woning van het gezin [slachtoffer 1] en het appartement van de verdachte. [slachtoffer 1] verklaart verschillende malen specifiek over de pijn die hij voelde nadat verdachte hem penetreerde en dat hij moest huilen. Daarnaast hebben beide jongens hun verhaal los van elkaar op verschillende momenten aan een derde verteld. [slachtoffer 1] heeft – na een les over seksuele voorlichting op school – via Whatsapp aan zijn oppas [getuige 1] verteld dat verdachte hem had aangerand [4] en [slachtoffer 2] heeft aan [getuige 2] , zijn achterneef en een goede vriend van verdachte, twee keer op verschillende tijdstippen verteld dat verdachte aan hem had gezeten en dat hij verdachte moest zoenen. [5]
Daar komt nog bij dat beide slachtoffers in eerste instantie niet met hun verhaal naar buiten wilden treden; [slachtoffer 1] heeft immers aan [getuige 1] gevraagd om het aan niemand te vertellen en [slachtoffer 2] wilde in eerste instantie niet met de politie praten, ook niet nadat hij hoorde wat er met [slachtoffer 1] was gebeurd en dat hij wel een verklaring had afgelegd. Dit draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. De rechtbank acht het mede gelet hierop onwaarschijnlijk dat er sprake is van een vooropgezet plan om verdachte erin te luizen, of een wraakactie van welke aard dan ook. Bovendien blijkt uit niets in het dossier dat hiervan sprake zou kunnen zijn. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank derhalve uitgaan van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en deze gebruiken voor het bewijs.
Feit 1
Ten aanzien van het eerste feit overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 1] (geboren op [geboortejaar 2009] ) [6] heeft verklaard dat hij verschillende keren bij verdachte gelogeerd heeft. [slachtoffer 1] heeft toen bij verdachte in bed gelegen terwijl zij beiden naakt waren. [slachtoffer 1] lag aan de rechterkant van het bed, op zijn buik en verdachte heeft vervolgens zijn penis in de anus van [slachtoffer 1] gedaan en heeft deze verschillende keren naar binnen en naar buiten bewogen. Dit is op twee verschillende dagen gebeurd. [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat hij pijn had en moest huilen. [7] [slachtoffer 1] heeft ook verklaard dat hij het de eerste keer leuk vond om een keer bij verdachte te gaan logeren. De tweede keer vroeg zijn moeder of hij wilde gaan en toen wilde hij geen nee zeggen. [8] [getuige 3] , de moeder van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat [slachtoffer 1] al eerder gelogeerd had bij verdachte en dat zij toen hadden voorgesteld of hij nog een keer daar zou gaan logeren. Later hoorde ze van [slachtoffer 1] dat daar hij helemaal niet meer wilde logeren. [9]
De vader van [slachtoffer 1] , [getuige 4] , heeft verklaard dat [slachtoffer 1] hem verteld heeft dat verdachte aan hem had gezeten en met zijn piemel in zijn kont was geweest. [slachtoffer 1] was erg emotioneel toen hij vertelde wat er was gebeurd. [10] [getuige 4] geeft aan dat dit gebeurd is, kort nadat verdachte op zichzelf is gaan wonen. [11]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] verschillende keren bij hem heeft gelogeerd toen hij op zichzelf woonde. [slachtoffer 1] sliep dan bij verdachte in bed. [12]
Ook de broer van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , [getuige 5] , heeft verklaard wel eens bij verdachte gelogeerd te hebben. [getuige 5] heeft verklaard dat zij toen samen in het bed van verdachte hebben geslapen; [getuige 5] lag rechts in het bed en verdachte links. Verdachte kwam vervolgens dichtbij hem liggen, [13] maar [getuige 5] heeft hem weggeduwd waarop verdachte weer aan de andere kant van het bed is gaan liggen. [14]
Feit 2
Ten aanzien van het tweede feit overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 2] (geboren op [geboortejaar 2006] ) [15] heeft verklaard dat verdachte nadat hij bij het gezin was komen wonen tegen [slachtoffer 2] over seks begon en aangaf dat hij het [slachtoffer 2] wilde leren. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte steeds vroeg of [slachtoffer 2] bij hem in bed kwam liggen en dat hij toen met seksuele dingen begon. Dit begon met aftrekken en tongzoenen. [16] Verdachte stelde vervolgens voor om ‘examen’ bij hem te doen. [slachtoffer 2] moest verdachte dan pijpen, aftrekken en met hem tongzoenen en verdachte zei dat [slachtoffer 2] het goed gedaan had en gaf hem hier geld voor. Verdachte heeft [slachtoffer 2] ook twee keer, op verschillende dagen, gepijpt en hij heeft zijn penis in de anus van [slachtoffer 2] gestopt, waarna hij heen en weer bewoog. Dit gebeurde in het huis van de familie [slachtoffer 1] . [17]
In het appartement van verdachte, als [slachtoffer 2] daar kwam logeren, hebben verdachte en [slachtoffer 2] ook getongzoend en elkaar afgetrokken. [18] [slachtoffer 2] heeft verklaard dat het aftrekken stopte toen verdachte klaargekomen was. Daarna zei verdachte dat [slachtoffer 2] hem moest pijpen en dat heeft hij toen ook gedaan. [19] [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij drie keer bij verdachte gelogeerd heeft. [20] Ook zijn verdachte en [slachtoffer 2] eens een stuk gaan rijden, waarna verdachte stopte bij de bossen en ze met elkaar hebben getongzoend. [21]
[getuige 4] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] en verdachte ongeveer vier of vijf keer samen in het eenpersoons stapelbed heeft zien liggen. [22] Verder heeft [getuige 4] verklaard dat [slachtoffer 2] hem verteld heeft dat verdachte en [slachtoffer 2] onder de dekens aan elkaar gevoeld hadden. Dit was gebeurd in het huis van de familie [slachtoffer 1] . [23]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] in het huis van de familie [slachtoffer 1] wel eens bij hem in bed kwam liggen. [24] Ook heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 2] in de periode daaropvolgend een stuk of vier keer bij hem heeft gelogeerd in zijn appartement. [25] [slachtoffer 2] sliep dan bij hem in bed, aan de rechterkant en verdachte sliep zelf aan de linkerkant. [26]
Ook de broer van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , [getuige 5] , heeft verklaard wel eens bij verdachte gelogeerd te hebben. [getuige 5] heeft verklaard dat zij toen samen in het bed van verdachte hebben geslapen; [getuige 5] lag rechts in het bed en verdachte links. Verdachte kwam vervolgens dichtbij hem liggen, [27] maar [getuige 5] heeft hem weggeduwd waarop verdachte weer aan de andere kant van het bed is gaan liggen. [28]
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet op zichzelf staan, maar op specifieke en essentiële onderdelen worden bevestigd door de verklaringen van [getuige 4] en [getuige 5] en de verklaring van verdachte zelf. Nu ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten sprake is van bewijsmiddelen afkomstig uit verschillende bronnen, is voldaan aan het wettelijke bewijsminimum. De rechtbank komt daarom tot de slotsom dat op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend is bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd. Gelet hierop acht de rechtbank zowel feit 1 als hetgeen tenlastegelegd onder feit 2 primair, bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 februari 2019 tot en met 31 oktober 2020 te Wekerom met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortejaar 2009] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een ofmeer
derehandelingen heeft gepleegd, die bestonden uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 december 2018 tot en met 31 oktober 2020 te Harskamp en
/ofte Wekerom met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortejaar 2006] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een ofmeer
dereontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
  • het brengen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] en
  • het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] en
  • het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
  • het betasten van de penis van die [slachtoffer 1] en
  • het brengen van de penis van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, mond en
  • het (tong)zoenen van die [slachtoffer 1] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2 primair:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en met een proeftijd voor de duur van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de gevraagde vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige kinderen, waarbij er meermalen sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam. Dit zijn ernstige feiten, aangezien het algemeen bekend is dat dergelijke handelingen schade toebrengen aan de seksuele ontwikkeling van de jeugdige slachtoffers en dat zij hiervan nog lang de gevolgen zullen ondervinden. Door zijn handelen heeft hij niet alleen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hem als huisgenoot mochten stellen, maar heeft hij tevens een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de jongens. Verdachte heeft zich hierbij slechts laten leiden door zijn eigen lustgevoelens.
Anderzijds heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten zelf ook nog jong (18 jaar oud) was en dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Daar komt bij dat de reclassering in haar rapportage aangeeft dat er bij verdachte geen grote problemen lijken te bestaan op de verschillende leefgebieden. De rechtbank is echter van oordeel dat vanwege de ernst van de feiten slechts een gevangenisstraf passend is. Een deel van deze gevangenisstraf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen, zodat dit kan dienen als een stok achter de deur voor verdachte om dergelijke feiten in de toekomst niet opnieuw te plegen. Daarnaast zal de rechtbank de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen, zodat hij meer inzicht kan krijgen in het delict en zijn eigen (seksuele) gevoelens. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de eis van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Feit 1: vordering namens [slachtoffer 1]
De wettelijk vertegenwoordiger [getuige 4] heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 15.200,- aan materiële schade en € 7.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de gevraagde vrijspraak voor feit 1.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade - Studievertraging
De rechtbank overweegt dat de schadepost ten aanzien van de studievertraging, ter hoogte van € 15.200,- onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van deze schadepost levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het onder 1 bewezenverklaarde feit heeft de benadeelde immers geestelijk letsel in de vorm van PTSS opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen en zal het gevorderde bedrag van € 7.500,- toewijzen.
Verdachte is vanaf 1 februari 2019 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Feit 2: vordering namens [slachtoffer 2]
De wettelijk vertegenwoordiger [getuige 4] heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 798,97 aan materiële schade en € 7.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de gevraagde vrijspraak voor feit 2.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten die door de vader van [slachtoffer 2] gemaakt zijn, ter hoogte van € 352,87 en de kosten ten aanzien van de verlofuren, ter hoogte van € 446,10 opgevoerd hadden dienen te worden als verplaatste schade. De rechtbank zal deze kosten derhalve als zodanig behandelen.
Verplaatste schade - Reiskosten
Er is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze bij het slachtoffer als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Een derde heeft kosten gemaakt voor het slachtoffer, te weten zijn vader, [getuige 4] . Het slachtoffer had deze schade zelf kunnen vorderen als het slachtoffer die kosten zelf zou hebben gemaakt. Er is dan ook sprake van verplaatste schade. De benadeelde partij heeft de vordering voldoende onderbouwd en deze zal geheel worden toegewezen.
Verplaatste schade - Verlofuren
De rechtbank overweegt dat de schadepost ten aanzien van de verlofuren onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van deze schadepost levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Schadevergoedingsmaatregel kan niet voor feiten gepleegd voor 1 januari 2019
Voor wat betreft de schadevergoedingsmaatregel bij verplaatste schade overweegt de rechtbank dat het hier gaat om een nieuwe maatregel, die in het nadeel van verdachte is.
De rechtbank overweegt dat het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel bij verplaatste schade daarom niet mogelijk is voor feiten die zijn gepleegd voor 1 januari 2019. Daarom zal de schadevergoedingsmaatregel niet zien op de toegewezen verplaatste schade.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde op andere wijze in de persoon is aangetast. Gelet op de aard en ernst van de normschending liggen nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand dat die aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen en zal het gevorderde bedrag van € 7.500,- toewijzen.
Verdachte is vanaf 1 december 2018 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van het smartengeld de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich uiterlijk binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] in Arnhem en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en hun ouders, [getuige 4] en [getuige 3] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt en de politie houdt toezicht op dit verbod;
- verdachte zal zich niet bevinden in de plaats Harskamp, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt en de politie houdt toezicht op dit verbod;
• stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte in verband met de bewezenverklaarde feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 2] (feit 2) van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [slachtoffer 1] € 7.500februari 2019
2. [slachtoffer 2] € 7.946,10december 2018
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 1] € 7.500,- 72 dagen;
2. [slachtoffer 2] € 7.500, 72 dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade voor studievertraging;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot verplaatste schade voor verlofuren.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E. Venema (voorzitter), mr. Y. van Wezel en mr. M. Duifhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021584990, gesloten op 16 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 10.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 86.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 33.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 55-56.
6.Proces-verbaal omstandigheden studioverhoor, p. 21.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23-24.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 24.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 46.
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 11.
11.Proces-verbaal van aangifte, p. 10.
12.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2021.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 52.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 51.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 26.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 28.
17.Proces-verbaal van aangifte, p. 63-64.
18.Proces-verbaal van aangifte, p. 64.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 28.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 29.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 29.
22.Proces-verbaal van aangifte, p. 14.
23.Proces-verbaal van aangifte, p. 12.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 87.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 86.
26.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2021.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 52.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 51.