Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
de rechtbank begrijpt:‘schudden’).
3. De bewezenverklaring
of omstreeks28 juli 2021 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (geboren [geboortejaar 2020] ) opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] krachtig heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) met kracht enig, al dan niet botsend, geweld op de linkerzijde van het hoofd van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend en/of die [slachtoffer] krachtig (repeterend) heeft geschud,
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8.De beoordeling van de civiele vorderingen
9.De toegepaste wettelijke bepalingen
10.De beslissing
- veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.364,- aan materiële schade en € 80.000,- aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
- legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag te betalen van € 1.364,- aan materiële schade en € 80.000,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 293 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 2.346,31 aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade (affectieschade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
- legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 1] , een bedrag te betalen van € 2.346,31 aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade (affectieschade). Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 71 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;