ECLI:NL:RBGEL:2022:4100

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
05.333023.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met levensbedreigende verwondingen tijdens een ruzie in een hotel

Op 29 juli 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 december 2021 in Zevenaar een man met een mes heeft gestoken. De verdachte, geboren in Polen en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meerdere malen met kracht in de rug van het slachtoffer heeft gestoken, wat leidde tot levensbedreigende verwondingen, waaronder een bloeding in de rechterlong en een botbreuk in het schouderblad. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde met de intentie om het slachtoffer van het leven te beroven, en dat hij de risico's van zijn handelen bewust heeft aanvaard. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 5 jaar geëist, en de rechtbank volgde dit advies. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar, met aftrek van voorarrest, en moest ook een schadevergoeding van € 15.000 aan het slachtoffer betalen voor immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact op het leven van het slachtoffer, die nog steeds herstellende is van de verwondingen en psychische gevolgen ondervindt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.333023.21
Datum uitspraak : 29 juli 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1985] in [geboorteplaats] (Polen),
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Zwolle.
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Zevenaar
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
(met kracht) meerdere malen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de schouder, nek en/of rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Zevenaar
aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere steekverwondingen en/of
een longbloeding (rechts) en/of letsel aan de schouderspieren, heeft toegebracht
door (met kracht) meerdere malen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de schouder, nek en/of rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Zevenaar
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(met kracht) meerdere malen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de schouder, nek en/of rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Verdachte heeft aangever meerdere malen bewust met een mes in de rug gestoken. Zonder medisch ingrijpen had aangever aan de steekverwondingen kunnen overlijden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, op het toebrengen van (potentieel) dodelijk letsel zodat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het handelen van verdachte, het slaan met een mes in de richting van het schouderblad, als zodanig een aanmerkelijke kans oplevert op het toebrengen van potentieel dodelijk letsel. Dat de forensisch arts achteraf heeft geconcludeerd dat sprake was van een levensbedreigende situatie voor aangever, mag niet bij de beoordeling hiervan worden betrokken. Subsidiair is naar voren gebracht dat verdachte tijdens het slaan niet wist dat hij nog een mes in de hand had zodat geen sprake is van een bewuste kansaanvaarding. Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 12 december 2021 in de ochtend - rond 03:50 uur - in een hotel in Zevenaar drie maal is gestoken in de rug door de man die op dat moment achter hem stond met een mes in de hand. [2]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat de aanvaller in de keuken voor hen stond met twee keukenmessen in de hand en schreeuwde dat hij iedereen iets aan zou doen met een mes. Ook riep de aanvaller: “ik ga jullie doodmaken”. De aanvaller liep boos met de messen in de richting van hen en het slachtoffer. Er werd over en weer geschreeuwd. Vervolgens heeft de aanvaller het slachtoffer éénmaal diep in de rug gestoken, terwijl hij met veel kracht uithaalde. Daarna heeft de aanvaller het mes uit het lichaam van het slachtoffer getrokken en het slachtoffer opnieuw gestoken. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte tegen hem zei dat hij niet achter hem, verdachte, aan moest lopen, dat hij dan de keel van getuige zou doorsnijden. Verdachte had op dat moment een mes met een rood handvat in zijn hand met een lengte van circa 15-20 centimeter lang. Vervolgens gooide verdachte het mes in de richting van getuige, die zich kon verschuilen omdat hij nog in de deuropening stond. Getuige wilde het mes oprapen, maar verdachte was hem voor. Direct hierna ging verdachte met het mes rennend achter getuige aan.
Even later zag getuige verdachte boven in de keuken met een mes met een zwart handvat in de hand. Een man liep naar verdachte toe. Verdachte en de man stonden met de gezichten naar elkaar toe. De man had een bankje in de hand, dat hij voor zich hield ter bescherming tegen het mes. Verdachte duwde de man en begon achter hem aan te rennen. De man kwam niet ver en werd twee keer gestoken in zijn rug. Getuige zag dat verdachte bovenhands steekbewegingen maakte richting de rug van de man. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij boos was en ruzie had met [getuige 2] en [getuige 1] . [slachtoffer] [de rechtbank begrijpt: aangever] liep op hem af. Verdachte had op dat moment een mes met een zwart handvat in de hand. Geconfronteerd met foto 8, waarop een mes met bloedvlekken is te zien dat de politie op de plaats delict heeft aangetroffen, heeft verdachte verklaard dat het om dit mes gaat. Verdachte erkent dat hij kort daarvoor tegen getuige [getuige 2] heeft gezegd dat hij diens keel zou doorsnijden, hem met het mes zou bewerken en daarbij een groot mes in de hand had. [5]
Laatstgenoemd mes met zwart heft met bloedvlekken, aangetroffen op de plaats delict, betreft een (keuken)mes met een scherprandig lemmet van 5 x 25 centimeter. Het DNA-profiel verkregen uit bemonsteringen van die bloedvlekken matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer, waarbij de bewijskracht meer dan 1 miljard is. Gelet op die hoge bewijswaarde en de plaats waar het mes is aangetroffen, concludeert de rechtbank dat het slachtoffer met dit mes is geraakt. [6]
Op camerabeelden is volgens de beschrijving door de politie te zien dat verdachte vanaf 03:40 uur tot en met 03:43 uur door het hotelgebouw loopt met een mes in de hand en daarbij contact zoekt/maakt met andere aanwezigen. Tevens is te zien dat verdachte het mes van twee meter afstand met een zwaaiende beweging in de richting gooit van een persoon die in de deuropening staat [de rechtbank begrijpt: getuige [getuige 2] ]. [7]
Aard en ernst van het letsel van aangever
Uit de letselverklaring en -interpretatie, opgemaakt door een forensisch arts, volgt onder meer dat:
 bij aangever sprake is van drie steekverwondingen (gehecht): twee in de rugzijde regio rechter schouder en één in de rugzijde regio linker schouder. Daarbij is een bloeding in de rechter long ontstaan, zijn er steekverwondingen aan beide zijden van de spieren rond de schouders bij de overgang naar de hals ontstaan en is sprake van een botbreuk in het rechter schouderblad. Tijdens de operatie is in de linker long ten gevolge van een slijmprop een afsluiting ontstaan met later een longontsteking;
  • bovengenoemde steekverwondingen zeer aannemelijk zijn veroorzaakt door een scherp voorwerp dat diep via de huid, de onderliggende spieren, long en bot van het schouderblad, het lichaam kan binnendringen;
  • sprake is van diepe steekverwonding(en) waarbij zowel onderliggend spierweefsel, schouderblad en de rechter long letsels vertonen;
  • de bloeding in de rechter long in potentie dodelijk is. Wanneer bloedingen in de
borstkas ontstaan, kan de borstkas met meerdere liters bloed vollopen. Er ontstaat vervolgens na 2 à 3 liter bloedverlies een circulaire shock die levensbedreigend is. De rechter long wordt bovendien samengedrukt waardoor er minder zuurstof kan worden opgenomen;
 aangever zich bij binnenkomst op de Spoedeisende hulp al in een levensbedreigende toestand bevond. Aangever moest beademd worden vanwege een lage zuurstofopname, er moesten in totaal 6 zakjes met bloed (elk 500 cc) worden toegediend met stollingsfactoren. Naar schatting is sprake geweest van een bloedverlies van 3-4 liter. De kans dat aangever zonder adequate medische interventie de toegebrachte letsels had overleefd is zeer klein te achten. De kans op dodelijk letsel is zeer waarschijnlijk erg groot geweest. [8]
Beoordeling poging doodslag
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien - stelt de rechtbank vast dat verdachte aangever drie maal met een (fors) mes in de rug heeft gestoken. Het standpunt dat verdachte aangever niet heeft gestoken maar heeft
geslagenmet het mes, komt niet overeen met de beschrijving van het letsel, namelijk dat het gaat om
steekletsel en wordt dan ook verworpen. Dat standpunt is te minder aannemelijk omdat het gaat om meerdere achter elkaar en met kracht (diep en breuk schouderblad) toegebrachte steekverwondingen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het steken door verdachte een poging tot doodslag oplevert, zoals primair ten laste is gelegd, en overweegt als volgt.
Vaststaat dat verdachte aangever via de rug in de borstholte, waar zich vitale organen bevinden zoals het hart en de longen, heeft gestoken. Uit de omstandigheid dat daarbij de long is geraakt en een botbreuk is ontstaan, leidt de rechtbank af dat verdachte met kracht en diep heeft gestoken. Dat volgt ook uit de verklaringen van getuige [getuige 1] en [getuige 2] . De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat het met kracht en diep steken met een scherp (keuken)mes in de richting van de borstholte, met daarin vitale organen, dodelijk kan zijn, ook al gebeurt dat via de rugzijde.
Bovendien wijzen enkele handelingen van verdachte kort voorafgaand aan het steken erop dat verdachte ook daadwerkelijk de intentie had om (willekeurige) andere aanwezigen dodelijk letsel toe te brengen. Daarbij betrekt de rechtbank dat verdachte met twee keukenmessen in de hand dreigend heeft geroepen dat hij iedereen iets aan zou doen met het mes en heeft gezegd: “ik ga jullie doodmaken”. Ook heeft verdachte getuige [getuige 2] mondeling gedreigd zijn keel door te snijden, terwijl verdachte een groot mes in handen had, dat hij van relatief korte afstand richting getuige gooide die zich moest verschuilen.
Bovendien heeft verdachte aangever na de eerste - (vermoedelijk) diepste - messteek nog twee keer in de rug gestoken en heeft hij het mes daarvoor uit de rug van aangever getrokken.
De hierboven genoemde omstandigheden tezamen leveren naar het oordeel van de rechtbank vol opzet op de dood op. In elk geval heeft verdachte dat risico welbewust aanvaard of in ieder geval voor lief genomen met zijn aanhoudend agressief, dreigend en gevaarlijk gedrag. Het verweer dat verdachte niet wist dat hij een mes in de hand had toen hij aangever te lijf ging, acht de rechtbank tegen de achtergrond van het voorgaande volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks12 december 2021 te Zevenaar
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
(met kracht) meerdere malen,
althans eenmaalmet een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerpin de
schouder, nek en/ofrug,
althans het (boven)lichaamvan die [slachtoffer] heeft gestoken
en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primaire feit
Poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Voor zover verdachte een beroep doet op noodweer en sprake is van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de verdediging, wordt dit beroep verworpen. Uit het dossier komt eenduidig naar voren dat verdachte de agressor was, met messen dreigde en ruzie zocht. Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor het standpunt dat verdachte zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding of dreiging daartoe. Van enige agressie van de zijde van aangever of anderen is niet gebleken. De rechtbank acht de niet nader onderbouwde stelling van verdachte dat hij door aangever werd aangevallen/geslagen met het bankje dan ook ongeloofwaardig. Het feit is dan ook strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte vanwege onvoldoende binding met Nederland geen recht heeft op vervroegde voorwaardelijke invrijheidsstelling en dat zijn detentie hier hem heel zwaar valt. Hij heeft niemand op wie hij kan terugvallen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Tijdens een afscheidsfeest van arbeidsmigranten in een hotel heeft verdachte een man meerdere keren met een mes in de rug gestoken. Verdachte had die nacht ruzie met andere aanwezigen. Het slachtoffer wilde bemiddelen. Hij kreeg daartoe geen kans. Hij werd vrijwel direct met een mes aangevallen door verdachte. Het slachtoffer is hevig bloedend naar het ziekenhuis gebracht, waar hij is geopereerd. De messteken hebben onder meer een levensbedreigende bloeding in de long veroorzaakt. Het is niet aan verdachte, maar aan tijdig medisch ingrijpen te danken dat de steekverwondingen het slachtoffer niet fataal zijn geworden.
Het slachtoffer is zwaar gewond geraakt. Er is sprake van langdurig herstel met blijvend letsel. Het leven van het slachtoffer is ingrijpend veranderd door het handelen van verdachte. Ten tijde van het indienen van een verzoek om schadevergoeding kon het slachtoffer vanwege zijn gezondheidssituatie nog niet werken en werd hij intensief medisch behandeld. Daarnaast kampt hij met een posttraumatische stress stoornis.
De rechtbank acht het bijzonder ernstig en zorgwekkend dat verdachte zonder reden is overgegaan tot zeer gewelddadig gedrag. Verdachte gedroeg zich die nacht - gewapend met een mes in de hand - al langere tijd agressief en gevaarlijk gewelddadig naar anderen. Het handelen van verdachte heeft ook hevige gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij andere aanwezigen, van wie er een het mes van verdachte heeft kunnen afpakken. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer zwaar aan.
Gelet op de ernst van het feit, waar aangever zonder enige aanleiding slachtoffer van is geworden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere sanctie dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De reclassering heeft onderzoek gedaan naar verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden en zich onthouden van een strafadvies vanwege onduidelijkheid over eventuele risicofactoren, de ontkennende proceshouding en de huidige instabiliteit in verdachtes leven.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Verdachte geeft hiermee geen blijk van inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen, wat de rechtbank zorgen baart. Te meer, nu uit justitiële informatie uit Polen blijkt dat verdachte in 2021 nog is veroordeeld voor een (lichter) geweldsfeit.
Rekening houdend met de straffen die de afgelopen jaren in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank oplegging van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 5 jaren passend. De rechtbank heeft oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de mogelijke gevolgen daarvan voor de zwaarte en duur van de straf, maar acht deze, afgezet tegen de ernst van het feit, onvoldoende zwaarwegend om een lagere straf op te leggen. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.000 materiële schade bestaande uit inkomstenverlies en € 25.000 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade
volledig dient te worden toegewezen. Daartoe is aangevoerd dat uit het dossier afdoende naar voren komt dat benadeelde ten tijde van het feit in Nederland aan het werk was en als gevolg van het feit een maand niet heeft kunnen werken en daardoor € 2.000 aan salaris is misgelopen. Verder heeft de officier van justitie verzocht de immateriële schade te matigen tot € 15.000. Daarnaast is toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de gederfde inkomsten niet zijn onderbouwd en uit het dossier naar voren komt dat benadeelde ten tijde van het feit op het punt stond terug te gaan naar Polen. Ten aanzien van het smartengeld heeft de raadsman verzocht het bedrag te matigen tot maximaal € 2.500 nu de medische onderbouwing naar zijn mening zeer summier is.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Ten aanzien van de materiële schade bestaande uit inkomstenverlies uit arbeid in Nederland, stelt de rechtbank vast dat deze post niet nader is onderbouwd met stukken of anderszins. Verder volgt uit het dossier dat benadeelde ten tijde van het feit op het punt stond terug te keren naar Polen. In dit licht acht de rechtbank de gevorderde gederfde inkomsten niet aannemelijk geworden zodat zij benadeelde in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
Wat betreft de immateriële schade, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat benadeelde door het primair bewezen verklaarde ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van drie steekverwondingen in de rug. Daarbij is onder meer een levensbedreigende bloeding in de long veroorzaakt. Er is sprake van een lange herstelduur met mogelijk blijvend medicatiegebruik in de vorm van ontstekingsremmers. Daarnaast is sprake van letsels aan de schouderspieren en een botbreuk aan het schouderblad met een verwachte hersteltijd van enkele maanden. De steekverwondingen in de rug moesten worden gehecht en hebben littekens veroorzaakt. Benadeelde wordt door dit letsel blijvend herinnerd aan deze traumatische ervaring. Benadeelde heeft in Nederland meerdere dagen in het ziekenhuis gelegen en stond ten tijde van het indienen van de vordering nog onder intensieve specialistische behandeling in zijn land van herkomst. Er is nog geen medische eindsituatie in zicht. Daarnaast is bij benadeelde PTSS vastgesteld. Op basis van de thans bekende (medische) gegevens en gelet op de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen, acht de rechtbank het smartengeld voor dit moment aannemelijk geworden tot een bedrag van € 15.000. De rechtbank zal benadeelde voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Verdachte is vanaf de pleegdatum, te weten 12 december 2021, wettelijke rente verschuldigd over het toegewezen bedrag. Verder veroordeelt de rechtbank in de proceskosten die benadeelde in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil.
Voorts ziet de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte in verband met het primaire feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van € 15.000 (vijftienduizend euro) aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer]voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 15.000 (vijftienduizend euro) aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 110 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en
mr. W.H.S. Duinkerke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2022.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte (en niet doorgenummerde) proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021578193, gesloten op 24 januari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor aangifte van [slachtoffer] p. 1, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek met aangever’ p. 2.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] p. 2, 4-5.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] p. 1-2.
5.Verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal verhoor verdachte van 31 mei 2022 p. 6 en proces-verbaal forensisch onderzoek pd foto 8, pagina’s niet (door)genummerd.
6.Proces-verbaal forensisch onderzoek pd p. 2, gelezen in onderlinge samenhang met de letselverklaring van 11 maart 2022 p. 1, rapport NFI van 15 maart 2021 p. 2-3 en proces-verbaal vooronderzoek lab p. 1-2 in bijlage foto’s van afmetingen mes en lemmet (niet genummerd).
7.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden p. 1-3.
8.Letselverklaring betreffende aangever, opgemaakt door forensisch arts KNMG, p. 5-6.