ECLI:NL:RBGEL:2022:4095

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
9754633
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en redelijkheid in incassokosten bij sociale huur

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een stichting als verhuurder en twee gedaagden als huurders. De huurders hadden een huurachterstand van minder dan een maand, specifiek de huur van maart 2021, en vroegen de verhuurder om geen incassokosten te maken. De verhuurder had echter incassomaatregelen getroffen en vorderde betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De huurders voerden aan dat zij door financiële problemen niet in staat waren om de huur op tijd te betalen en dat de verhuurder niet voldoende rekening had gehouden met hun situatie.

De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder in strijd had gehandeld met de eisen van redelijkheid en billijkheid. De rechter wees erop dat de huurachterstand gering was en dat de huurders herhaaldelijk om een betalingsregeling hadden gevraagd. De kantonrechter concludeerde dat het onaanvaardbaar was om de incassokosten en proceskosten op de huurders te verhalen, gezien de omstandigheden van de zaak. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De huurders werden wel veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 226,33, vermeerderd met wettelijke rente, maar de overige vorderingen van de verhuurder werden afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9754633 \ CV EXPL 22-873 \ 52770 \ 858
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de stichting
[eiser]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eisende partij
gemachtigde Jongerius Gerechtsdeurwaarders Juristen/Incasso
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagde partijen
gemachtigde mr. T. IJsenbrandt
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 mei 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de e-mail van 4 juli 2022 van de kant van [gedaagden] , met ongenummerde producties;
- de e-mail van 4 juli 2022 van de kant van [eiser] , met een recente huurspecificatie;
- de akte overlegging producties van de kant van [eiser] , met producties 1 en 2;
- de mondelinge behandeling van 6 juli 2022.

2.De feiten

2.1.
[eiser] verhuurt vanaf 2019 aan [gedaagden] de woning aan de [adres] . [gedaagden] hebben de huur van de maand maart 2021 van € 644,15 niet volledig betaald.
2.2.
Op 2 maart 2021 hebben [gedaagden] een bericht gestuurd naar [eiser] waarin zij onder meer schrijven:
Ik wilde een betalingsregeling aanvragen voor één maand huurachterstand. Maar ik begreep uit MijnPortaal dat hiervoor geen regeling mogelijkheid is. Ik raakte echter in betalingsproblemen welke ik niet kon voorkomen. Onmacht noem ik het dan maar. Vandaar mijn uitleg over mijn (tijdelijke) financiële situatie.
(…)
Begin 2020 ontvingen wij van Vattenfall de eindafrekening die overduidelijk véél te hoog was (…)
In februari-maart 2020 werd een appartement (…) pal boven ons ontruimd ivm. een wiet plantage. Liander en politie bevestigden dat er sprake was van aftap elektriciteit (…)
Vattenfall wil niet eens overleggen en schakelde een incassobedrijf in die meerdere malen beslag legde op onze AOW, ons enige inkomen (…)
De betaling van de oktoberhuur [lees: de huur van maart, kantonrechter] kan ik nog niet aan, ik heb geen speelruimte na maanden AOW inhoudingen. Ik heb een moratorium/time-out en naleving beslagvrije voet nodig om mijn betalingsafspraken na te kunnen komen. Wij leven al lang flink onder het minimum. Ik vrees dat ik moet wachten tot het vakantiegeld in mei binnen is. Ik heb van alles geprobeerd, maar zal voor die ene maand-achterstand toch een passende betalingsregeling moeten treffen. Ik probeer dat te bereiken via MijnPortaal, na eerst telefonisch overleg met [eiser] daarover.
Mijn eerste huurachterstand in jaren. (…)
Ik verzoek [eiser] nadrukkelijk om, in afwachting, nog geen incassomaatschappij met extra kosten in te schakelen. (…)
2.3.
Op 10 maart 2021 heeft [eiser] een zogenaamde 14-dagen brief gestuurd naar [gedaagden] waar onder meer in staat:
Maak direct maar uiterlijk binnen 15 dagen, nadat deze brief bij u bezorgd is het te betalen bedrag aan ons over. Als u dat niet doet, wordt de vordering overgedragen naar een deurwaarderskantoor en moet u de wettelijke kosten van 116,91 euro incl. BTW (…) betalen.
2.4.
[eiser] heeft de vordering uit handen gegeven aan haar gemachtigde. Tussen de gemachtigde en [gedaagden] is vervolgens veelvuldig telefonisch contact geweest. [gedaagden] hebben op 2 augustus 2021 een e-mail gestuurd aan de gemachtigde van [eiser] , waarin zij onder meer schrijven:
al geruime tijd hebben wij één maand huurachterstand bij [eiser] .
De oorzaak is ontstaan door voortdurende maandelijkse inhoudingen op de AOW van mij en mijn vrouw waardoor wij ruim onder de beslagvrije voet (…) leven en betalingsproblemen kregen. De overige huurtermijnen zijn wel op tijd en volledig betaald en dat blijft zo.
(…)
Zodra dat plaatsvindt zal ik direct de achterstallige huur betalen, daarvóór hebben wij zelfs familieleningen nodig om rond te komen. Ná betaling blijven wij wel met hoge incassokosten zitten, terwijl de reden van incasso onterecht was.
Ik verzoek Jongerius – met klem – om geen verdere juridische procedures, incasso/ en renteverhogingen te laten plaatsvinden. Ik kan deze in geen geval meer betalen.
(…)
2.5.
Op 1 oktober 2021 hebben [gedaagden] nog een brief gestuurd met uitleg over de betalingsproblemen, waarin zij onder andere schrijven:
Zolang bovengenoemde zaken nog steeds niet zijn opgelost hebben wij geen betalingsruimte. Het kunnen nakomen van elk betalingsvoorstel is nu nog te onzeker.
(…)
Verdere oplopende incasso- en gerechtelijke kosten kan ik zeker niet meer betalen.
(…)
2.6.
Daarna is ook nog veelvuldig contact geweest tussen [gedaagden] en de gemachtigde van [eiser] .
2.7.
Op 26 mei 2022 heeft [gedaagden] een bedrag van € 250,00 en op 21 juni een bedrag van € 50,00 betaald aan de gemachtigde van [eiser] .

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert bij dagvaarding dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 729,77, bestaande uit € 602,51 aan huurachterstand tot en met de maand maart 2022, € 10,35 aan wettelijke rente tot 1 maart 2022 en € 116,91 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 602,51 vanaf 1 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling. Tevens vordert [eiser] de veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. Omdat [gedaagden] de huurachterstand ondanks sommaties niet volledig hebben betaald, zijn zij volgens [eiser] naast de hoofdsom en de wettelijke rente ook de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] , uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten. [gedaagden] erkennen bij antwoord de hoogte van de gevorderde huurachterstand van € 602,51. Zij voeren wel verweer tegen de incassoprocedure en de daaruit voortvloeiende (proces)kosten. [gedaagden] zijn van mening dat deze kosten nodeloos zijn gemaakt. Zij hebben al op 2 maart 2021 aangegeven bij [eiser] dat zij de huur van de maand maart 2021 niet kunnen betalen wegens een financiële tegenvaller. Zij hebben ook herhaaldelijk verzocht om een betalingsregeling, waardoor volgens [gedaagden] goed verhuurderschap en de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat [eiser] hun meer tijd had moeten geven om de verplichtingen na te komen.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft voor de mondelinge behandeling een recente huurspecificatie toegestuurd. Daaruit volgt dat de huurachterstand tot en met de maand juli 2022 een bedrag van € 215,98 bedraagt. [gedaagden] hebben deze huurachterstand in zoverre betwist, dat zij tijdens de mondelinge behandeling hebben gesteld dat zij daags voor de zitting nog een bedrag van € 50,00 hebben betaald. Zij hebben deze betaling echter niet onderbouwd, wat wel op hun weg had gelegen, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de huurspecificatie. De huurachterstand van € 215,98 tot en met juli 2022 zal daarom worden toegewezen. Uiteraard dienen bij de tenuitvoerlegging van dit vonnis eventuele aanvullende betalingen van [gedaagden] in mindering te worden gebracht op dat bedrag.
4.2.
De bij dagvaarding gevorderde wettelijke rente van € 10,35 tot 1 maart 2022 en de gevorderde wettelijke rente vanaf de dagvaarding zijn niet betwist, zodat deze ook zullen worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
4.3.
Naast de hoofdsom en rente vordert [eiser] buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling in de proceskosten. Voor de buitengerechtelijke incassokosten verwijst zij naar de zogenoemde 14-dagenbrief van 10 maart 2021. Volgens [gedaagden] zijn deze kosten en de proceskosten in strijd met goed verhuurderschap en de redelijkheid en billijkheid, omdat het om nog geen maand huurachterstand gaat en zij vanaf het eerste moment hebben geprobeerd om begrip te vragen en om tot een regeling te komen.
4.4.
Vaststaat dat [gedaagden] op 2 maart 2021 bij [eiser] hebben aangegeven dat zij de huur van maart 2021 voorlopig niet kunnen betalen. Daarbij hebben zij uitleg gegeven over hun financiële situatie en hebben zij [eiser] verzocht om geen incassomaatregelen te treffen om de kosten niet op te laten lopen (zie hiervoor 2.2). Ondanks deze brief heeft [eiser] al op 10 maart 2021 de 14-dagenbrief gestuurd. Dat is kennelijk via een geautomatiseerd proces gegaan. Op 31 maart 2021 heeft [eiser] haar gemachtigde ingeschakeld en heeft zij de incassomaatregelen voortgezet. Volgens [eiser] heeft zij de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten niet nodeloos gemaakt, omdat [gedaagden] , ondanks meerdere verzoeken van haar en/of haar gemachtigde, geen concreet betalingsvoorstel hebben gedaan en geen betalingen hebben verricht.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] in strijd heeft gehandeld met de op grond van art. 6:2 lid 1 BW op haar rustende verplichting om zich overeenkomstig de eisen van de redelijkheid en billijkheid tegenover [gedaagden] te gedragen. [eiser] heeft onvoldoende rekening gehouden met de belangen van [gedaagden] , die meermaals hebben aangegeven door een bijzondere situatie in geldproblemen te verkeren en diverse malen hebben verzocht om de kosten niet te laten oplopen. De volgende omstandigheden spelen daarbij een rol:
- De huurachterstand is iets minder dan één maand huur, namelijk de maand maart 2021.
- [gedaagden] hebben al op 2 maart 2021 een schriftelijke toelichting gegeven aan [eiser] om welke redenen zij niet in staat waren om te betalen (zie hiervoor 2.2 en 4.4).
- De huur van alle andere maanden is ruim op tijd door [gedaagden] betaald.
- De gevorderde kosten zijn aanzienlijk hoger dan de huurachterstand.
- [gedaagden] hebben meermaals contact gezocht met [eiser] met het verzoek om geen kosten te maken (zie hiervoor 2.4 en 2.5).
- [eiser] heeft de omstandigheden die door [gedaagden] in hun berichten zijn verwoord, niet betwist.
- De gemachtigde heeft namens [eiser] op de mondelinge behandeling bevestigd dat [gedaagden] altijd hebben gereageerd op (aanmanings)brieven.
- [eiser] stelt weliswaar ‘er alles aan te hebben gedaan’ om tot een regeling te komen, maar zij heeft dit onvoldoende onderbouwd, zoals hierna verder zal worden toegelicht.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat van een verhuurder van sociale huurwoningen mag worden verwacht dat zij een huurder die daarom vraagt ook zelf een voorstel doet als zij de diverse verzoeken van de huurder kennelijk niet concreet genoeg vindt. Volgens [gedaagden] is door [eiser] nooit inhoudelijk op hun verzoeken en voorstellen gereageerd en kregen zij alleen te horen dat het volledige bedrag betaald moest worden en dat anders een procedure zou volgen, dan wel dat anders de procedure zou worden voortgezet. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [eiser] erkend dat zij zelf en [eiser] geen betalingsregeling hebben voorgesteld aan [gedaagden] De gemachtigde heeft wel verwezen naar de door haar overgelegde brief van 6 januari 2022, met op de achterkant een aanvraagformulier voor een betalingsregeling. [gedaagden] hebben de ontvangst van deze brief echter betwist. Op de mondelinge behandeling gaven zij aan dat als zij deze hadden ontvangen, zij het aanvraagformulier zouden hebben ingevuld.
4.7.
De gemachtigde van [eiser] heeft daarnaast aangegeven dat er volgens het standaard protocol van [eiser] sociaal beheerders van [eiser] moeten zijn langsgegaan bij [gedaagden] Dat deze langs zijn geweest wordt door [gedaagden] ook betwist. Uit de stukken, waaronder de door de gemachtigde van [eiser] overgelegde uitdraai van alle communicatie met [gedaagden] , blijkt niet dat een dergelijk bezoek heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de gemachtigde nog aangegeven dat [eiser] [gedaagden] zou hebben gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening. Uit haar eigen communicatie-overzicht en de toelichting van [gedaagden] volgt echter dat [gedaagden] deze hulp zelf hebben gezocht. Voor zover [eiser] met haar twee overgelegde e-mails van 28 en 29 juni 2022 haar stelling wil onderbouwen dat zij moeite heeft gedaan om een regeling te treffen, dan blijkt dat daar niet uit. Uit deze e-mails maakt de kantonrechter op dat [eiser] in ieder geval na haar dagvaarding niet bereid was om in overleg te treden met [gedaagden] om tot een regeling te komen. [eiser] was - ondanks dat in het tussenvonnis van 27 mei 2022 is gewezen op het belang van de aanwezigheid van partijen zelf op zitting - niet op de mondelinge behandeling aanwezig. Daardoor heeft [eiser] geen nadere inlichtingen kunnen verschaffen over het gestelde bezoek van haar sociaal beheerder(s) en haar bijdrage aan de mogelijkheid van schuldhulpverlening, dan wel andere pogingen vanuit haar zijde om tot een regeling te komen met [gedaagden] . [eiser] heeft daarom, zoals hiervoor overwogen, onvoldoende onderbouwd dat zij inderdaad (alle) moeite heeft gedaan om tot een concrete betalingsregeling met [gedaagden] te komen voor deze kleine huurachterstand.
4.8.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden acht de kantonrechter het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [eiser] de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten verhaalt op [gedaagden] De kantonrechter zal daarom de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afwijzen en de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 226,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 215,98 vanaf 1 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling en te verminderen met eventuele aanvullende betalingen van [gedaagden] ;
5.2.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.P.M. Hennekens en in het openbaar uitgesproken op