Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.Het standpunt van de bijzondere curator
5.Het standpunt van de Raad
6.De beoordeling
Trb.1997, 299, “Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996”) komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om met toepassing van het Nederlandse recht op de verzoeken te beslissen, nu de minderjarige [minderjarige] in Nederland zijn gewone verblijf heeft.
- Schaadt erkenning van [minderjarige] door de man de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige] ?
- Komt een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [minderjarige] in het gedrang bij erkenning van [minderjarige] door de man?
- Welke mogelijkheden zijn er voor een omgangsregeling van [minderjarige] met de man?
- Zijn er omstandigheden die een omgangsregeling belemmeren? Zo ja, welke komen vanuit het kind en welke vanuit de ouder(s)? Hoe en op welke termijn zijn deze omstandigheden op te heffen?
- Hoe zou een omgangsregeling (vorm en frequentie) er in het belang van [minderjarige] uit moeten zien?
- In hoeverre is er een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of is wijziging van het gezag om andere redenen in het belang van [minderjarige] noodzakelijk?
- Is een wijziging van het gezag, zoals door de man wordt verzocht, in het belang van [minderjarige] ?
- Is een toewijzing van het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag in strijd met het belang van [minderjarige] ?
7.De beslissing
21 februari 2023 pro forma;