ECLI:NL:RBGEL:2022:4024

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
05/156728-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en TBS met voorwaarden voor brandstichtingen

Op 28 juli 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting. De verdachte, geboren in Syrië, werd beschuldigd van het opzettelijk in brand steken van een supermarkt en een cafetaria in Wijchen, evenals een poging tot brandstichting bij een pizzeria. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was, waaronder camerabeelden en deskundigenanalyses van looppatronen, die de verdachte met de brandstichtingen verbond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan twee brandstichtingen en een poging daartoe, waarbij levensgevaar voor omwonenden was ontstaan. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 262 dagen op, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, gezien de psychische problemen van de verdachte, waaronder schizofrenie. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen het opleggen van TBS eiste. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder smartengeld en materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/156728-21
Datum uitspraak : 28 juli 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1995] in [geboorteplaats] (Syrië), wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. R.G. [getuige 2] Sleutels, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 juni 2021 in Wijchen, althans in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
motorbenzine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een supermarkt (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of zich in die supermarkt
bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval
brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast- en/of bovengelegen woning(en)
en/of in die naast- en/of bovengelegen woning(en) gelegen goederen, in
elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een zich in die supermarkt bevindende persoon en/of bewoners van naast- en/of
bovengelegen woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2
hij op of omstreeks 9 juni 2021 in Wijchen, althans in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
motorbenzine en/of verf, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een cafetaria (genaamd [slachtoffer 3] ) en/of zich in dat cafetaria bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast- en/of bovengelegen woning(en) en/of in die naast- en/of bovengelegen woning(en) gelegen goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners van naast- en/of bovengelegen woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
3
hij op of omstreeks 11 juni 2021 in Wijchen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/bij een pizzeria (genaamd [slachtoffer 4] ) met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met motorbenzine, althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle feiten, gebaseerd op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevinden voor de stelling dat verdachte de persoon is op de camerabeelden.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 3 juni 2021 omstreeks 2.00 uur is brand uitgebroken in de [slachtoffer 2] in Wijchen. Ten tijde van de brand lag de zoon van de eigenaar in de winkel te slapen. Boven de winkel bevindt zich een woning waar de buren lagen te slapen. [2]
De politie heeft camerabeelden van 3 juni 2021 uitgekeken van een beveiligingscamera bij de winkel. Daarop is het volgende te zien.
Op de beelden is te zien dat een manspersoon omstreeks 01.42.45 uur in beeld van de camera komt lopen, vanuit de camerapositie gezien van beneden naar boven.
De manspersoon is een persoon met een smal postuur en draagt een lichtkleurige hoodie en een
donkerkleurige lange broek. Hij draagt lichtkleurige schoenen met een zwarte streep/band langs de bovenzijde rondom het vetergedeelte. Tevens is te zien dat de zolen van de schoenen donker zijn. In zijn linkerhand heeft de persoon een fles en in zijn rechterhand draagt hij een plastic tasje. Tevens draagt de persoon een tasje over zijn rechterschouder, hangend aan de linkerzijde van zijn lichaam. Opvallend detail is dat de persoon donkere wenkbrauwen heeft die duidelijk te zien zijn op de camerabeelden. Omstreeks 01.43.40 uur is te zien dat de manspersoon wederom in beeld komt van de camera en nu met twee handen in de fles knijpt en de gevel opnieuw besprenkelt met een vloeistof. Omstreeks 01.44.38 uur is te zien dat de manspersoon de camera lijkt te besprenkelen. Dit is te zien doordat er meerdere malen vloeistof in het camerabeeld verschijnt. Omstreeks 01.45.05 is te zien dat de manspersoon opnieuw de gevel gaat besprenkelen, echter heeft hij nu in zijn linkerhand een transparant donkerkleurig flesje waar hij met zijn linkerhand een vloeistof uit sprenkelt over de gevel van het pand. In zijn rechterhand draagt hij nu wel weer de plastic tas en de fles die hij waarschijnlijk eerder gebruikte om de gevel te besprenkelen. Ook nu is weer te zien dat de manspersoon vermoedelijk linkshandig is en dat hij nogmaals de camera besprenkelt met een vloeistof. Omstreeks 01.46.18 uur is te zien dat de camerabeelden oplichten, vermoedelijk omdat de brand start. Vanaf dat moment, wanneer de manspersoon in beeld, verschijnt gaan de beelden over in kleur in plaats van zwart wit.
Dan is duidelijk te zien dat de manspersoon op de grond het vuur wil verspreiden door de vloeistof, die eerder is gesprenkeld over de gevel en de grond, aan te steken. Dit doet de manspersoon met iets wat hij in de hand heeft en laat branden door het in een vlam te houden.
Op de beelden is dan te zien dat de hoodie die de manspersoon draagt blauw van kleur lijkt. Tevens is weer te zien dat de manspersoon met zijn linkerhand het vuur aansteekt. Hij draagt een donkerkleurige broek en donkere schoenen. Op deze beelden is te zien dat de tas die de manspersoon draagt rood van kleur is en er een anders gekleurde print op is afgebeeld. Nadat hij de brand op meerdere plaatsen heeft aangestoken rent hij weg wat op de camerabeelden te zien is als weglopen onder in beeld. [3]
Feit 2
Op 9 juni 2021 rond 3.55 uur is brand ontstaan in cafetaria [slachtoffer 3] in Wijchen. De bewoners van de woning boven de cafetaria werden wakker van de brandlucht en hebben de brand geblust. Na de brand bleek er een verfspoor te lopen van de [slachtoffer 2] naar de cafetaria. [4]
Camerabeelden van een camera die bij de cafetaria hing zijn uitgekeken door de politie. Hierop is te zien dat rond de tijd van de brand een man probeert brand te stichten aan de voorzijde, bij de ingang van de cafetaria. Daartoe heeft de dader een voorwerp met een brandstof gebruikt en deze van een afstand van ongeveer 6 meter tegen de gevel van het pand gegooid. Dat heeft hij twee maal gedaan waarbij het voorwerp na het gooien doofde. Daarna is dit voorwerp dat op straat lag, vlak tegen de gevel van de cafetaria door de dader aangestoken, waarna er een brand is ontstaan. Hierna is de dader weggelopen. [5]
Feit 3
Op 11 juni 2021 rond 6.37 uur is geprobeerd brand te stichten bij [slachtoffer 4] in Wijchen. [6]
Ook hiervan zijn beelden door de politie bekeken. De verbalisant beschrijft de beelden als volgt.
Tijdstip 05.29.38 uur. De opname begint op dit tijdstip en te zien is een vermoedelijke man/jongenspersoon gehurkt voor de dichte toegangsdeur van de pizzeria. Signalement van de zichtbare persoon:
man/jongen, leeftijd is niet te schatten, slank postuur, normale lengte. Zwarte jas met capuchon op, wit mondkapje en gedeeltelijk blank gezicht, grijze lange broek, mogelijke beschadiging aan de voorzijde ter hoogte van de linkerknie, zwarte schoenen met aan de buitenkant een witte horizontale witte streep. De persoon heeft een meerkleurige plastic boodschappentas bij zich en een gele plastic spuitfles; ook draagt hij blauw/paarse handschoenen. Uit latere beelden blijkt dat er een licht ontvlambare vloeistof in de fles zit. Op de opname is te zien dat de persoon gehurkt, rechts, gezien vanaf de straatzijde, naast de toegangsdeur zit. Vanaf de deur naar de openbare weg is te zien dat de stoep nat is. Hier loopt een spoor over de klinkers van ongeveer 30 cm breed. Nadat de man opgestaan is uit hurkstand loopt hij al spuitend met de geelkleurige fles richting de openbare weg/lantaarnpaal en vervolgens nog steeds spuitend terug naar de toegangsdeur. De deur spuit hij ook weer nat en hij loopt vervolgens al spuitend weer terug naar de openbare weg. Deze steekt hij over en hij loopt dan in de richting van de rotonde. Het weggedeelte blijft hij nat spuiten. Bij de rotonde loopt hij het trottoir op. Op dat moment komt er verkeer langs en stopt hij met spuiten en loopt hij een stukje door. Vervolgens draait hij weer om en loopt hij richting de pizzeria.
Tijdstip 05.30.27 uur.
Al spuitend loopt hij weer terug in de richting van de toegangsdeur van de pizzeria
welke hij overvloedig nat maakt met de vloeistof uit de gele fles.
Tijdstip 05.30.53 uur.
De man loopt weer terug naar de openbare weg in de richting van de rotonde. Kennelijk
is de fles leeg omdat hij niet meer spuit. Op het trottoir aangekomen bij de rotonde wacht hij totdat er geen verkeer meer langs komt.
De man hurkt bij het begin van het spoor op het trottoir bij de rotonde en steekt de vloeistof waar het spoor begint met zijn linkerhand in brand. In zijn rechterhand heeft hij de plastic tas vast. Doordat hij al lopend een spoor heeft gemaakt met de vloeistof is te zien dat het vuur in de richting van de toegangsdeur van de pizzeria loopt.
Tijdstip 05.31.17 uur.
De verdachte loopt in looppas weg langs de Zuiderdreef in de richting van het centrum
van Wijchen.
Tijdstip 05.31.31 uur.
Het vuur stopt voor de verhoogde trottoirband tussen de openbare weg en de geklinkerde
stoep. Hierdoor bereikt het niet de toegangsdeur van de pizzeria. [7]
Gelet op de camerabeelden is sprake van twee keer brandstichting en een keer poging tot brandstichting. Gezien de locaties, de modus operandi en de signalementen heeft de rechtbank de overtuiging dat de feiten door dezelfde persoon zijn gepleegd.
De vraag is of verdachte die persoon is.
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend, op grond van de volgende bewijsmiddelen.
- [aangever] , aangever van feit 3, heeft verklaard dat hij de persoon op de camerabeelden van de brandstichtingen meent te herkennen als een klant van zijn pizzeria. Deze klant komt iedere week bij de pizzeria eten. Ook loopt deze klant regelmatig rondjes bij het winkelcentrum waar de pizzeria is gevestigd. De getuige en zijn broer [getuige 1] herkennen vooral het loopje van de man omdat hij een aparte loophouding heeft. [8] Getuige [getuige 2] heeft een gesprek gevoerd met deze klant over de brandstichting, waarbij zij toen de man wegliep goed naar het loopje van de man keek. [getuige 2] heeft verklaard dat zij met 95% zekerheid kan zeggen dat het loopje van de man het loopje is dat zij ook op de camerabeelden bij de brandstichter heeft gezien. De man doet alles met zijn linkerhand, viel de getuige op. [9]
In het dossier bevinden zich camerabeelden van de klant die M. en [aangever] bedoelen. [10] Verdachte heeft verklaard dat hij de persoon op de (van die camerabeelden gemaakte) foto’s is. [11] De rechtbank gaat daar in het hierna volgende ook van uit.
- Door prof. dr. [naam 1] en [naam 2] , deskundigen op het gebied van bewegingswetenschappen, is een analyse gemaakt van de looppatronen van de persoon die op de camerabeelden staat en de branden heeft gesticht, en de persoon die als klant in de pizzeria komt, te weten verdachte. De conclusie van die analyse is dat, gelet op de 20 kenmerken van de looppatronen, de kans om de genoemde kenmerken waar te nemen 240 keer groter is uitgaande van de hypothese dat de dader en verdachte dezelfde persoon zijn, dan wanneer wordt uitgegaan van de hypothese dat de dader en verdachte verschillende personen zijn. [12]
- De woning van verdachte is doorzocht. Daarbij aangetroffen kledingstukken en voorwerpen zijn vergeleken met hetgeen de dader van de brandstichtingen droeg zoals zichtbaar op de camerabeelden. Dat leverde de volgende conclusies op:
- ten tijde van de brandstichting van feit 1 droeg de dader een donkere cross body tas met witte opdruk, en kleine opdruk aan de zijkant. In de woning van verdachte is een zwarte cross body tas aangetroffen met witte Nike tekst en logo en een kleine opdruk aan de zijkant.
- de dader droeg een jas met capuchon, met aan de linkerzijde van de capuchon een lip met twee knopjes. Verder heeft de jas een extra rits op de voorkant, ongeveer vanuit borsthoogte naar beneden. In de woning van verdachte is een donkergekleurde jas aangetroffen met deze kenmerken. [13]
- Op een bodywarmer/hoodie uit de woning van verdachte is op de borst een beschadiging aangetroffen die lijkt op een schroei- of brandplek. Een dergelijk beschadiging is ook aangetroffen op de zwarte jas met capuchon die is aangetroffen in de woning van verdachte. [14]
- Na de brand in de winkel (feit 1) zijn monsters genomen van de stof waarmee de branden in de winkel en bij de cafetaria zijn gestart. Het NFI heeft deze monsters onderzocht. De conclusie van de onderzoeken is dat het gaat om motorbenzine. [15] Uit bankafschriften volgt dat verdachte op 2 juni 2021 voor een bedrag van 8,80 euro Euro 95 E10 en op 11 juni 2021 voor een bedrag van euro 13,-- en 5,94 en 7,16 Euro 95 heeft getankt in Wijchen [16] Euro 95 E10 is motorbenzine.
- Het NFI heeft de witte verf die bij de brandstichtingen op 3 en 9 juni 2021 op de plaatsen delict is aangetroffen, vergeleken met witte verf die is aangetroffen in een verfemmer in de woning van verdachte.
De uitkomst van dat onderzoek is dat waarschijnlijker is dat de verf bij de plaatsen delict afkomstig zijn uit die verfemmer die in de woning van verdachte is aangetroffen dan dat ze niet afkomstig zijn uit die verfemmer. Dat betekent dat dat de kans op het waarnemen van de onderzoeksresultaten 10 tot 100 keer groter wordt geacht wanneer de verf uit de verfemmer van verdachte komt, dan wanneer dat niet zo is. [17]
- Op camerabeelden van de [winkel] in Wijchen is de poort zichtbaar naar de achtertuin van verdachte. De politie heeft deze camerabeelden uitgekeken. Op 3 juni 2021 is op de beelden te zien dat omstreeks 2.56 uur activiteit te zien is bij de poortdeur van verdachte. Op 9 juni 2021 omstreeks is een persoon te zien die om 04.04 uur de poort binnengaat naar de achtertuin van verdachte. [18]
Gelet op al deze bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de twee brandstichtingen en de poging daartoe.
Bij feit 1 en 2 is daar, naast gevaar voor goederen, ook levensgevaar voor personen bij ontstaan, nu er mensen in en boven de panden waarin brand werd gesticht lagen te slapen. Bij feit 3 acht de rechtbank alleen gevaar voor goederen bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks3 juni 2021 in Wijchen
, althans in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
motorbenzine,
althans met een brandbare stoften gevolge waarvan een supermarkt (genaamd
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] ) en
/ofzich in die supermarkt
bevindende goederen
geheel ofgedeeltelijk
is/zijn verbrand,
in elk geval
brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor
naast- en/ofbovengelegen woning
(en
)
en
/ofin die
naast- en/ofbovengelegen woning
(en
)gelegen goederen,
in
elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/oflevensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een zich in die supermarkt bevindende persoon en
/ofbewoners van
naast- en/of
bovengelegen woning
(en
),
in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
2
hij op
of omstreeks9 juni 2021 in Wijchen,
althans in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
motorbenzine
en/of verf,
althans met een brandbare stoften gevolge waarvan
een cafetaria (genaamd [slachtoffer 3] ) en/of zich in dat cafetaria bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk gevalbrand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor
naast- en/ofbovengelegen woning
(en
)en
/ofin die
naast- en/ofbovengelegen woning
(en
)gelegen goederen
, in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/oflevensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners van
naast- en/ofbovengelegen woning
(en
),
in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
3
hij op
of omstreeks11 juni 2021 in Wijchen,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/bij een pizzeria (genaamd [slachtoffer 4] ) met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met motorbenzine
, althans met een brandbare stof,en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en 2 telkens:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
feit 3:
poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 262 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd met daaraan gekoppeld de voorwaarden geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie vordert tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte in geval van bewezenverklaring een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee brandstichtingen en een poging daartoe. Hij stichtte brand in bedrijfspanden waarboven zich woningen bevonden waar mensen lagen te slapen (de feiten vonden ’s nachts plaats). In een van de bedrijfspanden lag ook een persoon achter in het betreffende bedrijfspand te slapen. De feiten hadden gemakkelijk slechter kunnen aflopen voor die personen. Dat dat niet is gebeurd is niet aan verdachte te danken. Uit de verklaringen van de betreffende personen blijkt ook dat zij door de branden angstige momenten hebben beleefd. De branden hebben daarnaast voor schade en overlast gezorgd bij de eigenaren en/of gebruikers van de betreffende panden. Daarbij hebben de branden gezorgd voor onrust in Wijchen. Voor die feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Er zijn rapporten over verdachte opgemaakt, te weten op 16 december 2021 door A.J. Leusink, psychiater in opleiding (supervisant) en C.A.J. Veldman, psychiater (supervisor) en op 20 april 2022 door R.A. Sterk, psycholoog. Voorts is op 20 juni 2022 een aanvullend rapport opgemaakt door psycholoog R.A. Sterk.
De psychiater concludeert dat bij verdachte sprake is van bizarre paranoïde waandenkbeelden en visuele, akoestische en haptische hallucinaties, passend bij de diagnose schizofrenie. Tevens is sprake van een stoornis in cannabisgebruik. De stoornissen waren aanwezig ten tijde van de feiten. De psychiater kan niet zeggen of ze van invloed waren op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte tijdens de feiten. Ten aanzien van het recidiverisico stelt de psychiater dat het feit dat betrokkene zo ernstig psychiatrisch ziek is, zich onttrekt aan contact met familie en bekenden, achterdochtig en afwerend is, zich als zorgmijder opstelt en niet openstaat voor behandeling, risico’s oplevert. Deze risico’s zijn moeilijk concreet te maken en lopen uiteen van risico’s voor de gezondheid van betrokkene zelf tot risico’s die het handelen vanuit waandenkbeelden voor anderen met zich kan brengen.
De psycholoog concludeert dat sprake is van schizofrenie en een lichte stoornis in het cannabisgebruik. Volgens de psycholoog lijkt hiervan ook sprake te zijn geweest ten tijde van het tenlastegelegde en volgens hem lijkt het feit daardoor te zijn beïnvloed. De psycholoog adviseert om de tenlastegelegde feiten in tenminste verminderde mate toe te rekenen. Volgens de psycholoog valt betrokkene statistisch gezien binnen de groep met een matige kans op herhaling van fysiek agressief gedrag. Er zijn enige beschermende factoren geconstateerd. De kans op herhaling hangt met name samen met de geconstateerde psychische problematiek, namelijk schizofrenie, waarbij de realiteit op een oncorrigeerbare wijze foutief wordt beleefd.
Beide deskundigen adviseren afgifte van een zorgmachtiging, hetgeen inmiddels ook is geschied. De psycholoog adviseert daarnaast aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank neemt deze conclusies over en stelt vast dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
De rechtbank stelt verder vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De rechtbank zal dan ook een TBS-maatregel met voorwaarden opleggen.
De onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zijn misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd, indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en later alsnog dwangverpleging wordt bevolen.
Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen stelt de rechtbank voorwaarden betreffende het gedrag. De rechtbank neemt de voorwaarden over die de reclassering heeft geadviseerd.
De rechtbank zal op de voet van artikel 38, zesde lid, Wetboek van Strafrecht bepalen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend.
[benadeelde 1] : € 1.250,00 smartengeld;
[benadeelde 2] : € 1.250,00 smartengeld;
[benadeelde 3] : € 1.600,00 smartengeld;
[slachtoffer 2] : € 106.035,00 materiële schade;
[benadeelde 4] : € 375,00 materiële schade.
Het voorgaande telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is telkens om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. [slachtoffer 2] verzoekt tevens om een proceskostenveroordeling conform liquidatietarief.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld:
[benadeelde 1] : toewijzen;
[benadeelde 2] : toewijzen;
[benadeelde 3] : gedeeltelijke toewijzing, namelijk tot € 1.250,00. Voor de rest is benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
[slachtoffer 2] : gedeeltelijke toewijzing, namelijk tot € 26.025,00. Voor de rest is benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
[benadeelde 4] : toewijzen.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering in verband met de bepleite vrijspraak.
Subsidiair neemt de verdediging de volgende standpunten in:
[benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] : een bedrag van € 1000,00 sluit beter aan bij de impact van de gebeurtenissen.
[slachtoffer 2] : de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering nu de vordering dusdanig omvangrijk en complex is dat deze een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert. Voorts zijn de schadeposten onvoldoende onderbouwd.
[benadeelde 4] : afwijzing, omdat er geen eenduidige relatie is tussen de brandstichting en de gevorderde schade.
Overweging van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partijen
[benadeelde 1]en
[benadeelde 2]:
De rechtbank stelt voorop dat artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een
limitatieve opsomming geeft van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op
vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder andere
indien sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
Van de in artikel 6:106, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere
wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen.
Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan
voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, onder b, BW bedoelde
aantasting in de persoon op andere wijze sprake is.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het bestaan van geestelijk letsel bij de benadeelde partijen op grond van de beschikbare informatie niet naar objectieve maatstaven kan worden
vastgesteld, de aard en ernst van de normschending en de ernstige gevolgen daarvan voor de
benadeelde partijen meebrengen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
De benadeelde partijen zijn midden in de nacht gewekt door brand onder hun woning. Dit heeft grote gevolgen voor hen gehad, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen Op grond van het voorgaande en rekening houdend met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank toewijzing van het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding billijk.
Met dezelfde motivering zal de rechtbank de vordering van
[benadeelde 3]toewijzen tot hetzelfde bedrag als de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Voor de rest zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]:
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Ten aanzien van de schade aan de inventaris maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank schat dat in ieder geval een bedrag van € 15.000,00 kan worden toegewezen.
De posten voor verloren voorraad en winstderving zijn niet onderbouwd. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in deze delen van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan deze delen van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Verdachte is vanaf 3 juni 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedragverschuldigd.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Deze kosten zullen aan de hand van het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven worden begroot op een bedrag van € 1.126,00 (twee punten x tarief € 563,00). De rechtbank merkt daarbij op zij hierbij het liquidatietarief hanteert dat past bij het toegewezen bedrag, omdat de benadeelde partij in een aanzienlijk deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. e rechtbank acht op basis van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering dan ook een bedrag van € 1.126,00 toewijsbaar.
Ten aanzien van de [benadeelde 4]
Er is niet of onvoldoende gebleken dat de schade rechtstreeks is toegebracht door de brandstichting. De schade staat dan ook in een te ver verwijderd verband van het feit. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 38, 38a, 45, 57, 60a en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 262 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
- Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
• Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
• Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
• Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
• Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
• Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
• Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
• Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
• Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
  • Verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
  • Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
  • Verdachte zet de behandeling binnen F PA Kompas te [plaats] voort, of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
  • Verdachte laat zich tijdens een nazorgtraject behandelen door de forensische verslavingszorg en/of forensische psychiatrie, zorgverlener te bepalen door de reclassering. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het afnemen van urinecontroles en het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling
  • Verdachte verblijft na de klinische opname in een instelling voor beschermd wonen of de maatschappelijke opvang, nader te bepalen door de reclassering (in overleg met de kliniek). Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod en houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
  • Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren, zolang de reclassering dit nodig acht. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
 geeft de reclassering opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 1.250,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 1] , een bedrag te betalen van € 1.250,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 22 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 1.250,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 2] , een bedrag te betalen van € 1.250,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 22 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 1.250,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 3] , een bedrag te betalen van € 1.250,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 22 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 15.000,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 1.126,00;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 15.000,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 110 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. A. Tegelaar en
mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juli 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021272410PL, gesloten op 15 september 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 41; proces-verbaal van aangifte, p. 85.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 57-61.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 136-137; proces-verbaal verhoor Pak, p. 144-145; proces-verbaal aangifte [benadeelde 4] , p. 138.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 114-125
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 181-182.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 157-158
8.Proces-verbaal van verhoor [aangever] , p. 183-184; proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 195-196.
9.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 191-192.
10.Foto’s, p. 177-178.
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2022.
12.Forensische Looppatroon Analyse, proces-verbaal aanvullend dossier d.d. 10 december 2021, p. 10-21.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 64-70; proces-verbaal van bevindingen, p. 171-172
14.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. FO-140-147
15.NFI-rapporten p. FO-53-56, p. FO-106-107.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 325-327; proces-verbaal van bevindingen, p. 333-334.
17.NFI-rapport vergelijkend verfonderzoek, d.d. 6 oktober 2021.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 224-234