ECLI:NL:RBGEL:2022:389

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
ARN 20/6535
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een traplift op grond van de Wmo 2015

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een maatwerkvoorziening in de vorm van een traplift op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, omdat men van mening was dat eiseres haar beperkingen op eigen kracht kon verminderen. De rechtbank heeft op 31 januari 2022 uitspraak gedaan en oordeelt dat de afwijzing onvoldoende is onderbouwd.

Eiseres, die lijdt aan moeilijk behandelbare allergische astma, woont met haar ouders in een boerderijwoning. Haar slaapkamer bevindt zich op de verdieping, en zij heeft een traplift aangevraagd om deze beter te kunnen bereiken. De rechtbank stelt vast dat eiseres zonder traplift niet in staat is om haar slaapkamer te gebruiken. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of van eiseres kan worden verlangd dat zij haar woonkamer als slaapkamer gebruikt, en dat de afwijzing van de aanvraag niet zorgvuldig is geweest.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter M.J.P. Heijmans, in aanwezigheid van griffier K.M. van Leeuwen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 20/6535

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2022

in de zaak tussen

[Eiseres A] , te [plaats A] , eiseres

(gemachtigde: M. van der Veen)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoornte Apeldoorn, verweerder
(gemachtigde: S. van Zuidam).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een maatwerkvoorziening in de vorm van een traplift op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Verweerder heeft met zijn besluit van 19 mei 2020 de aanvraag afgewezen, omdat een traplift niet noodzakelijk zou zijn nu sprake is van één leefeenheid waarin eiseres op eigen kracht alle elementaire woonfuncties op de begane grond zou kunnen realiseren. Met het besluit van 2 november 2020 heeft verweerder deze afwijzing gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2021 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de ouders van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
1.1
Eiseres is geboren op [plaats A] 1996. Zij heeft moeilijk behandelbare allergische astma. Hierdoor is zij energetisch beperkt. Eiseres woont met haar ouders en broer in een boerderijwoning. De woning heeft een voor- en achterhuis met allebei een eigen ingang. Het voor- en achterhuis zijn op de verdieping met elkaar verbonden. Eiseres bewoont het voorhuis. De slaapkamer van eiseres is op de verdieping van het voorhuis en is te bereiken met een trap. Haar slaapkamer staat in verbinding met de slaapkamer van haar ouders in het achterhuis. Eiseres gebruikt de kamer op de begane grond van het voorhuis als woonkamer. Sinds kort heeft zij in het voorhuis ook een eigen badkamer en keuken op de begane grond. Zij slaapt noodgedwongen veelal in haar woonkamer, omdat traplopen te vermoeiend is. Haar ouders hebben een eigen woonkamer en keuken in het achterhuis.
1.2.
Om haar slaapkamer op de verdieping (beter) te kunnen bereiken heeft eiseres op 14 april 2020 bij verweerder ondersteuning aangevraagd op grond van de Wmo 2015 in de vorm van een traplift.
1.3.
Op 14 april 2020 hebben eiseres en verweerder elkaar gesproken om te beoordelen welke behoefte eiseres heeft aan ondersteuning. In dat gesprek heeft eiseres onder andere verteld dat zij een traplift wenst, zodat ze weer boven kan slapen. De dingen die zijn besproken staan in het ondersteuningsplan. Na het gesprek heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een traplift afgewezen, omdat de leefeenheid anders zou kunnen worden ingedeeld waardoor er geen verticaal verplaatsingsprobleem hoeft te zijn.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om een traplift. Dit beoordeelt zij aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep van eiseres komt erop neer dat het voor haar noodzakelijk is om boven te slapen, omdat haar moeder dan sneller bij haar is tijdens een astma-aanval. Ook kan zij geen gebruik maken van de woonkamer in het achterhuis, omdat het achterhuis niet is gesaneerd, zodat eiseres dan nog meer last krijgt van haar astma. Bovendien is die woonkamer alleen buitenom te bereiken en kost dat eiseres onevenredig veel moeite in verband met haar energetische beperkingen. Verweerder kan tot slot niet van haar verwachten dat zij van haar woonkamer in het voorhuis een woon-/slaapkamer maakt, omdat die ruimte daarvoor te klein is en haar gasten dan op haar bed moeten plaatsnemen.
4. Volgens verweerder is niet gebleken dat de veiligheid van eiseres in het geding is als zij beneden slaapt en zijn er bijvoorbeeld andere (technische) hulpmiddelen om haar moeder op tijd te wekken. Zij kan haar woonkamer in het voorhuis daarom als slaapkamer gebruiken en gebruik maken van de woonkamer in het achterhuis. Dat het achterhuis niet is gesaneerd en alleen buitenom kan worden bereikt zijn eigen keuzes geweest van eiseres. Bovendien hoeft eiseres daar geen gebruik van te maken, omdat zij haar woonkamer in het voorhuis ook kan omvormen tot een woon-/slaapkamer. Verweerder stelt dat zijn onderzoek heeft uitgewezen dat dat dat mogelijk is. Verweerder begrijpt de wens van eiseres om haar gasten in een aparte ruimte te kunnen ontvangen, maar acht dat niet noodzakelijk.
5.1.
Ingevolge de Wmo 2015 zijn gemeenten op grond van hun compensatieplicht verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronisch psychisch of psychosociaal probleem. Artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 bepaalt dat het college van Burgemeester en Wethouders (het college) daartoe aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening verstrekt.
5.2.
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 geeft voorschriften voor het onderzoek dat door het college dient te worden verricht naar aanleiding van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Het eerste lid bepaalt dat het college, in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger(s) dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uitvoert overeenkomstig het tweede tot en met het achtste lid.
5.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015, in samenhang met artikel 6, eerste lid, onder a, van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Apeldoorn 2020, verstrekt het college een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en waarin hij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
5.4.
Uit artikel 3:2 van de Awb, in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015, vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en de af te wegen belangen. Dit brengt met zich dat, wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Eerst wanneer die problemen voldoende in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsaanvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving. [1]
6. De rechtbank stelt voorop dat de hulpvraag van eiseres niet in geschil is. Partijen zijn het erover eens dat eiseres vanwege haar medische gesteldheid (allergische astma) niet in staat is om op normale wijze gebruik te maken van een trap zonder traplift. Vast staat daarmee dat eiseres zonder traplift niet (langer) van haar slaapkamer op de verdieping gebruik kan maken. In geschil is of van eiseres kan worden verlangd dat zij haar woonkamer in het voorhuis blijvend als (woon/)slaapkamer gebruikt. Als die vraag bevestigend wordt beantwoord, dan is geen sprake meer van een beperking in haar zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie die voor compensatie in aanmerking komt.
7. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat niet is gebleken dat de veiligheid van eiseres in het geding is als zij beneden slaapt. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat er andere (technische) hulpmiddelen beschikbaar zijn om ervoor te zorgen dat de moeder van eiseres op tijd wakker wordt als eiseres een astma-aanval heeft. Dat die mogelijkheid bestaat, heeft eiseres ook niet betwist.
8. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder zijn conclusie dat van eiseres kan worden verlangd de begane grond anders in te delen, onvoldoende heeft onderzocht en onderbouwd.
8.1.
Ten eerste mocht verweerder er niet vanuit gaan dat eiseres de woonkamer van het achterhuis kan gebruiken. Eiseres heeft immers in het gesprek met de Wmo-consulent, zoals verwoord in het ondersteuningsplan, al aangegeven dat het achterhuis niet gesaneerd is en dat daar huisdieren aanwezig zijn, zodat het gebruik van het achterhuis voor haar problematisch is in verband met haar astma. Verweerder heeft dit niet betwist. Dat het een eigen keuze is geweest van eiseres om in dat huis te gaan wonen, terwijl het achterhuis niet gesaneerd is en alleen buitenom te bereiken is, kan eiseres niet worden tegengeworpen, omdat eiseres in het gesprek met de Wmo-consulent er al op heeft gewezen dat zij nog niet ziek was toen zij daar twee jaar geleden kwam wonen en het aanvankelijk ook niet de bedoeling was dat ze in het voorhuis ging wonen.
8.2.
Ten tweede heeft verweerder onvoldoende onderzocht of eiseres adequaat kan beschikken over alle elementaire woonfuncties als zij van haar woonkamer in het voorhuis een woon-/slaapkamer maakt. De stelling van verweerder dat hij heeft onderzocht dat het voor eiseres mogelijk is om van haar woonkamer een woon-/slaapkamer te maken is namelijk niet onderbouwd. Dit kan niet in het algemeen zonder meer van mensen worden verlangd. Onderzocht zal moeten worden of dit in het concrete geval van eiseres kan worden verlangd, waarbij zowel haar problemen die zij ondervindt met het dubbele gebruik van die ruimte als de specifieke eigenschappen van die ruimte in samenhang met de rest van het woonhuis dienen te worden betrokken. Op de zitting is aan de hand van een bouwtekening weliswaar vastgesteld dat de ruimte ongeveer 4.75 bij 4.60 meter is, maar die informatie op zich is onvoldoende om te kunnen vaststellen of eiseres daarbinnen adequaat kan beschikken over alle elementaire woonfuncties. Er is op zijn minst een onderzoek ter plaatse nodig om de geschiktheid van de ruimte in dit concrete geval voldoende in kaart te brengen.
8.3.
Het bestreden besluit heeft een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
9.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat een eigen onderzoek zal moeten plaatsvinden door verweerder. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
9.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9.3.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759, - en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht groot € 48,- aan haar vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.518,-.
Dit is de uitspraak van de rechtbankdoor mr. M.J.P. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2022.
Griffier
Rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.