1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 oktober 2020 te Nijkerk, in de gemeente Nijkerk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Nijkerk en/of gaande in de richting van de A30, daarmee rijdende op de weg, de Barneveldseweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij ter plaatse zeer bekend is en/of
- terwijl hij een S-bocht naderde en/of voor welke S-bocht aan de rechterzijde van de weg (vanuit de rijrichting van de verdachte) het waarschuwingsbord J4 als bedoeld in bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), zijnde een waarschuwingsbord voor “S-bocht(en), eerst naar rechts”,
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
- op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid, ongeveer gelegen tussen de 103 en 111 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (personenauto) zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Barneveldseweg) en/of voornoemde S-bocht kon overzien en/of
- het verloop van die weg niet heeft gevolgd en/of
- het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, immers is hij in voornoemde S-bocht, in de flauwe bocht naar links, in de rechterberm terechtgekomen/gereden en/of tegen een zich aldaar bevindende boom gebotst en/of
- ( vervolgens) is hij met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig in de linkerberm en/of een greppel gereden, geraakt en/of gemanoeuvreerd en/of tegen een zich aldaar bevindende boom gebotst, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (te weten [slachtoffer] ) werd gedood;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 oktober 2020 te Nijkerk als bestuurder van een voertuig
(personenauto),komende uit de richting van Nijkerk en/of gaande in de richting van
de A30, daarmee rijdende op de weg, de Barneveldseweg,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij ter plaatse zeer bekend is en/of
- terwijl hij een S-bocht naderde en/of voor welke S-bocht aan de rechterzijde van de weg (vanuit de rijrichting van de verdachte) het waarschuwingsbord J4 als bedoeld in bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), zijnde een waarschuwingsbord voor “S-bocht(en), eerst naar rechts”,
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
- op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid, ongeveer gelegen tussen de 103 en 111 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (personenauto) zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Barneveldseweg) en/of voornoemde S-bocht kon overzien en/of
- het verloop van die weg niet heeft gevolgd en/of
- het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, immers is hij in voornoemde S-bocht, in de flauwe bocht naar links, in de rechterberm terechtgekomen/gereden en/of tegen een zich aldaar bevindende boom gebotst en/of
- ( vervolgens) is hij met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig in de linkerberm en/of een greppel gereden, geraakt en/of gemanoeuvreerd en/of tegen een zich aldaar bevindende boom gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte reed op 24 oktober 2020 in zijn personenauto over de Barneveldseweg in de richting van Barneveld. [slachtoffer] zat als bijrijder in de auto. In een bocht verloor verdachte controle over het voertuig en kwam uiteindelijk tegen een boom tot stilstand. Verdachte en [slachtoffer] liepen hierbij letsel op. [slachtoffer] is later ten gevolge van het opgelopen letsel overleden. Verdachte had sinds één maand zijn rijbewijs en was beginnend bestuurder.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte door met een snelheid van boven de 100 kilometer per uur te rijden, aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest en dat door zijn schuld het ongeval is veroorzaakt waardoor het slachtoffer is overleden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat slechts sprake is van één verkeersfout gemaakt door verdachte, namelijk het te hard rijden. Daarmee wordt volgens de raadsman de drempel voor schuld als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) niet gehaald en moet verdachte van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat slechts sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Uit de VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) is het volgende gebleken. Het verkeersongeval vond plaats op de Barneveldseweg te Nijkerk. De Volkswagen kwam uit de richting van Nijkerk en ging in de richting van de A30. Ter plaatse gold 60 kilometer per uur als maximale toegestane snelheid. Het ongeval vond, gezien de rijrichting van de Volkswagen, plaats in een flauwe bocht naar links. Deze bocht was aangeduid met een verkeersbord met het model J04 van de Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zijnde een waarschuwingsbord voor “S-bocht(en), eerst naar rechts”. Ter hoogte van perceel Barneveldseweg 127 raakte de Volkswagen een rechts naast de rijbaan staande boom. Vervolgens raakte het voertuig links naast de rijbaan in de berm. In de daaraan grenzende droge sloot kantelde het voertuig en kwam met het dak tegen een boom tot stilstand. Op het wegdek en in de berm zijn bandensporen aangetroffen. Deze bandensporen duiden erop dat de Volkswagen niet de bocht van de rijbaan volgde maar een groter boogstaal nodig had. In het algemeen duidt dit op een te hoge snelheid in combinatie met de wegsituatie.
Op basis van de verkregen videobeelden van het incident is een indicatieve gemiddelde snelheid berekend. Uit de berekeningen is gebleken dat verdachte, kort voordat hij tegen een boom in de linkerberm tot stilstand kwam, reed met een indicatieve gemiddelde snelheid van minimaal 103 km per uur en maximaal 111 km per uur. De ter plaatse toegestane maximumsnelheid bedroeg 60 km per uur.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren hoe hard hij heeft gereden, maar dat hij gelooft dat de berekeningen kloppen. Het ongeval was zijn schuld, omdat hij veel te hard reed terwijl hij wist dat er rare bochten in de weg zitten. Verdachte reed sinds hij zijn rijbewijs had wekelijks over de weg waar het ongeval later heeft plaatsgevonden. Verdachte denkt dat hij de weg in die maand 25 keer heeft gereden.In zijn verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij wist dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid 60 kilometer per uur was.Verdachte reed vaker te snel. Hij wilde dan uittesten wat de auto kon. Ook tijdens de rit die tot het ongeval heeft geleid, was verdachte de wegligging van de auto aan het testen. Verdachte bekeek hoe de auto stuurde en hoe deze op het gas reageerde.
Voor een bewezenverklaring is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte tussen 103 km per uur en 111 km per uur heeft gereden op een weg waar een maximumsnelheid van 60 km per uur gold en waarin zich een S-bocht bevond, welke bocht met een verkeersbord was aangeduid. Verdachte was bekend met de wegsituatie en de ter plaatse geldende maximumsnelheid. Verdachte reed fors te hard en was bezig de wegligging van de auto te onderzoeken. Verdachte heeft op die manier welbewust de geldende maximumsnelheid en verkeerssituatie genegeerd en aldus een onaanvaardbaar risico genomen. Door zijn snelheid was verdachte niet in staat de bochten in de weg te volgen en zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Verdachte is met de achterzijde van de auto tegen een boom aan de rechterkant van de weg gekomen en vervolgens de controle over het voertuig kwijtgeraakt. Het voertuig is gekanteld en uiteindelijk tegen een andere boom tot stilstand gekomen.
Deze omstandigheden leiden tot het oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.