ECLI:NL:RBGEL:2022:3842

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
05-161761-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door aanmerkelijke onvoorzichtigheid van beginnend bestuurder

Op 28 juni 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die als beginnend bestuurder betrokken was bij een verkeersongeval op 24 oktober 2020 te Nijkerk. De verdachte reed met een gemiddelde snelheid tussen de 103 en 111 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 60 kilometer per uur was. Tijdens het rijden verloor hij de controle over zijn voertuig in een S-bocht, wat resulteerde in een aanrijding met een boom. De bijrijder, [slachtoffer], raakte ernstig gewond en overleed later aan zijn verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval en de dood van zijn vriend. De officier van justitie eiste een taakstraf van 200 uur en een rijontzegging van 12 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak of een lichtere straf, maar de rechtbank legde de gevorderde straf op, rekening houdend met de ernst van het feit en de gevolgen voor de verdachte en de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.161761.21
Datum uitspraak : 28 juni 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] .
Raadsman: mr. G.W. Roest, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juni 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 oktober 2020 te Nijkerk, in de gemeente Nijkerk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Nijkerk en/of gaande in de richting van de A30, daarmee rijdende op de weg, de Barneveldseweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij ter plaatse zeer bekend is en/of
- terwijl hij een S-bocht naderde en/of voor welke S-bocht aan de rechterzijde van de weg (vanuit de rijrichting van de verdachte) het waarschuwingsbord J4 als bedoeld in bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), zijnde een waarschuwingsbord voor “S-bocht(en), eerst naar rechts”,
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
- op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid, ongeveer gelegen tussen de 103 en 111 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (personenauto) zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Barneveldseweg) en/of voornoemde S-bocht kon overzien en/of
- het verloop van die weg niet heeft gevolgd en/of
- het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, immers is hij in voornoemde S-bocht, in de flauwe bocht naar links, in de rechterberm terechtgekomen/gereden en/of tegen een zich aldaar bevindende boom gebotst en/of
- ( vervolgens) is hij met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig in de linkerberm en/of een greppel gereden, geraakt en/of gemanoeuvreerd en/of tegen een zich aldaar bevindende boom gebotst, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (te weten [slachtoffer] ) werd gedood;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 oktober 2020 te Nijkerk als bestuurder van een voertuig
(personenauto),komende uit de richting van Nijkerk en/of gaande in de richting van
de A30, daarmee rijdende op de weg, de Barneveldseweg,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij ter plaatse zeer bekend is en/of
- terwijl hij een S-bocht naderde en/of voor welke S-bocht aan de rechterzijde van de weg (vanuit de rijrichting van de verdachte) het waarschuwingsbord J4 als bedoeld in bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), zijnde een waarschuwingsbord voor “S-bocht(en), eerst naar rechts”,
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
- op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid, ongeveer gelegen tussen de 103 en 111 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (personenauto) zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Barneveldseweg) en/of voornoemde S-bocht kon overzien en/of
- het verloop van die weg niet heeft gevolgd en/of
- het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, immers is hij in voornoemde S-bocht, in de flauwe bocht naar links, in de rechterberm terechtgekomen/gereden en/of tegen een zich aldaar bevindende boom gebotst en/of
- ( vervolgens) is hij met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig in de linkerberm en/of een greppel gereden, geraakt en/of gemanoeuvreerd en/of tegen een zich aldaar bevindende boom gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte reed op 24 oktober 2020 in zijn personenauto over de Barneveldseweg in de richting van Barneveld. [slachtoffer] zat als bijrijder in de auto. In een bocht verloor verdachte controle over het voertuig en kwam uiteindelijk tegen een boom tot stilstand. Verdachte en [slachtoffer] liepen hierbij letsel op. [slachtoffer] is later ten gevolge van het opgelopen letsel overleden. Verdachte had sinds één maand zijn rijbewijs en was beginnend bestuurder. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte door met een snelheid van boven de 100 kilometer per uur te rijden, aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest en dat door zijn schuld het ongeval is veroorzaakt waardoor het slachtoffer is overleden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat slechts sprake is van één verkeersfout gemaakt door verdachte, namelijk het te hard rijden. Daarmee wordt volgens de raadsman de drempel voor schuld als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) niet gehaald en moet verdachte van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat slechts sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Uit de VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) is het volgende gebleken. Het verkeersongeval vond plaats op de Barneveldseweg te Nijkerk. De Volkswagen kwam uit de richting van Nijkerk en ging in de richting van de A30. Ter plaatse gold 60 kilometer per uur als maximale toegestane snelheid. Het ongeval vond, gezien de rijrichting van de Volkswagen, plaats in een flauwe bocht naar links. Deze bocht was aangeduid met een verkeersbord met het model J04 van de Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zijnde een waarschuwingsbord voor “S-bocht(en), eerst naar rechts”. Ter hoogte van perceel Barneveldseweg 127 raakte de Volkswagen een rechts naast de rijbaan staande boom. Vervolgens raakte het voertuig links naast de rijbaan in de berm. In de daaraan grenzende droge sloot kantelde het voertuig en kwam met het dak tegen een boom tot stilstand. Op het wegdek en in de berm zijn bandensporen aangetroffen. Deze bandensporen duiden erop dat de Volkswagen niet de bocht van de rijbaan volgde maar een groter boogstaal nodig had. In het algemeen duidt dit op een te hoge snelheid in combinatie met de wegsituatie. [3]
Op basis van de verkregen videobeelden van het incident is een indicatieve gemiddelde snelheid berekend. Uit de berekeningen is gebleken dat verdachte, kort voordat hij tegen een boom in de linkerberm tot stilstand kwam, reed met een indicatieve gemiddelde snelheid van minimaal 103 km per uur en maximaal 111 km per uur. De ter plaatse toegestane maximumsnelheid bedroeg 60 km per uur. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren hoe hard hij heeft gereden, maar dat hij gelooft dat de berekeningen kloppen. Het ongeval was zijn schuld, omdat hij veel te hard reed terwijl hij wist dat er rare bochten in de weg zitten. Verdachte reed sinds hij zijn rijbewijs had wekelijks over de weg waar het ongeval later heeft plaatsgevonden. Verdachte denkt dat hij de weg in die maand 25 keer heeft gereden. [5] In zijn verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij wist dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid 60 kilometer per uur was. [6] Verdachte reed vaker te snel. Hij wilde dan uittesten wat de auto kon. Ook tijdens de rit die tot het ongeval heeft geleid, was verdachte de wegligging van de auto aan het testen. Verdachte bekeek hoe de auto stuurde en hoe deze op het gas reageerde. [7]
Voor een bewezenverklaring is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte tussen 103 km per uur en 111 km per uur heeft gereden op een weg waar een maximumsnelheid van 60 km per uur gold en waarin zich een S-bocht bevond, welke bocht met een verkeersbord was aangeduid. Verdachte was bekend met de wegsituatie en de ter plaatse geldende maximumsnelheid. Verdachte reed fors te hard en was bezig de wegligging van de auto te onderzoeken. Verdachte heeft op die manier welbewust de geldende maximumsnelheid en verkeerssituatie genegeerd en aldus een onaanvaardbaar risico genomen. Door zijn snelheid was verdachte niet in staat de bochten in de weg te volgen en zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Verdachte is met de achterzijde van de auto tegen een boom aan de rechterkant van de weg gekomen en vervolgens de controle over het voertuig kwijtgeraakt. Het voertuig is gekanteld en uiteindelijk tegen een andere boom tot stilstand gekomen.
Deze omstandigheden leiden tot het oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks24 oktober 2020 te Nijkerk, in de gemeente Nijkerk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Nijkerk en
/ofgaande in de richting van de A30, daarmee rijdende op de weg, de Barneveldseweg,
zeer, althansaanmerkelijk onvoorzichtig
, onoplettenden
/ofonachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en
/of
- terwijl hij ter plaatse
zeerbekend is en
/of
- terwijl hij een S-bocht naderde en
/ofvoor welke S-bocht aan de rechterzijde van de weg (vanuit de rijrichting van de verdachte) het waarschuwingsbord J4 als bedoeld in bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), zijnde een waarschuwingsbord voor “S-bocht(en), eerst naar rechts”,
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
- op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid, ongeveer gelegen tussen de 103 en 111 kilometer per uur
, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden wasen
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (personenauto) zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Barneveldseweg) en
/ofvoornoemde S-bocht kon overzien en
/of
- het verloop van die weg niet heeft gevolgd en
/of
- het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, immers is hij in voornoemde S-bocht, in de flauwe bocht naar links, in de rechterberm terechtgekomen/gereden en
/oftegen een zich aldaar bevindende boom gebotst en
/of
- ( vervolgens) is hij met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig in de linkerberm en/of een greppel
gereden,geraakt
en/of gemanoeuvreerden
/oftegen een zich aldaar bevindende boom gebotst, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (te weten [slachtoffer] ) werd gedood.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood’.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank aansluiting zoekt bij vergelijkbare gevallen en rekening houdt met de gevolgen die verdachte van het ongeval heeft moeten ondervinden. De raadsman heeft gevraagd in plaats van een ontzegging van de rijbevoegdheid een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn baan. De raadsman heeft bepleit dat een fikse taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf zou zijn.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft aanmerkelijke schuld aan een ernstig verkeersongeval waarbij [slachtoffer] , die als passagier bij hem in de auto zat, is overleden. Verdachte had op dat moment nog maar één maand zijn rijbewijs.
Het verlies van [slachtoffer] heeft het leven van zijn naasten ingrijpend veranderd. Geen enkele straf zal het immense verdriet van het verlies weg kunnen nemen. Ook voor verdachte zal het een zware last zijn te moeten leven met het besef dat het aan zijn schuld is te wijten dat zijn beste vriend [slachtoffer] is overleden. Dat zal de rechtbank meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf. Daarnaast zal de rechtbank meewegen dat verdachte zelf ernstig gewond is geraakt bij het ongeval en tot op heden moet herstellen van de gevolgen van het ongeval.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 3 mei 2022. Daaruit blijkt dat verdacht voor het ongeval niet eerder met justitie in aanraking kwam. Daarin ziet de rechtbank dus geen aanleiding om in dit geval te komen tot oplegging van een hogere straf dan in vergelijkbare gevallen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 tot uitgangspunt worden genomen. Wel blijkt daaruit dat verdachte sinds het ongeval twee verkeersfeiten heeft begaan. Dit weegt de rechtbank bij de strafoplegging weliswaar niet in strafverhogende zin mee, maar vormt voor de rechtbank wel aanleiding om nogmaals te benadrukken dat het hebben van een rijbewijs en deelnemen aan het verkeer een grote verantwoordelijkheid meebrengen. De rechtbank vraagt zich af of verdachte daarvan wel in voldoende mate is doordrongen.
In de oriëntatiepunten van de LOVS wordt bij de mate van schuld aan een ongeval waarbij iemand is overleden een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden tot uitgangspunt genomen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de straffen zoals die zijn geëist door de officier van justitie passend en geboden zijn. De rechtbank zal daarom een taakstraf opleggen voor de duur van 200 uur en een onvoorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat door de verdediging is aangevoerd dat het niet kunnen beschikken over het rijbewijs voor verdachte, gelet op zijn baan, wel heel lastig zal zijn, maar niet tot ontslag zal leiden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2022.
Mr. M.F. Gielissen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020504815, gesloten op 22 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 5-9.
3.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, p. 11-31; de verklaring verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2022
4.Aanvullend proces-verbaal met nr. PL06-2020504815.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2022.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 66.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2022.