ECLI:NL:RBGEL:2022:3807

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/05/385074 / HA ZA 21-136
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige voor onderzoek naar verwarmingsinstallatie in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 27 juli 2022 een tussenuitspraak gedaan in het kader van een geschil tussen een eiser en twee gedaagden over de werking van een verwarmingsinstallatie. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.M. Janse, heeft de gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.F.H. Spoormaker, aangeklaagd vanwege problemen met de verwarmingsinstallatie. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 2 maart 2022 vastgesteld dat er behoefte is aan deskundige voorlichting over de installatie. De rechtbank heeft de vragen die aan de deskundige voorgelegd zullen worden, zorgvuldig geformuleerd, waarbij de focus ligt op de oorzaken van storingen, energieverbruik en de invloed van onderhoud op de werking van de installatie. De rechtbank heeft Adviesbureau IAC en de heer H. Marcus benoemd als deskundige, die de opdracht heeft gekregen om het onderzoek uit te voeren. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn begroot op € 2.640,00, waarvan beide partijen de helft dienen te deponeren. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat eventuele opmerkingen aan de deskundige ook aan de wederpartij moeten worden doorgegeven. De deskundige moet binnen twee weken na ontvangst van het voorschot een afspraak maken voor het onderzoek. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling na het indienen van het deskundigenrapport.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/385074 / HA ZA 21-136
Vonnis van 27 juli 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. W.M. Janse te Harderwijk,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. A.F.H. Spoormaker te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 1] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 maart 2022,
  • de akte uitlaten deskundigenbericht van [gedaagde 1] ,
  • de akte uitlating, tevens wijziging van eis tevens houdende (overlegging) productie van [eiser] ,
  • akte uitlaten wijziging van eis van [gedaagde 1] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat de rechtbank behoefte heeft aan deskundige voorlichting op een aantal punten en heeft zij in r.o. 4.21 de vragen opgenomen die zij voornemens is aan de deskundige voor te leggen. [eiser] sluit zich aan bij deze vragen. [gedaagde 1] heeft aanvullende vragen voorgesteld. Daarover heeft [eiser] gesteld dat ze in hoge mate suggestief zijn of gebaseerd zijn op onjuiste (veronder)stellingen. De rechtbank ziet aanleiding om van de door [gedaagde 1] voorgestelde vragen uitsluitend de vraag toe te voegen over de mogelijke invloed van het onderhoud op het functioneren van de installatie. Ten aanzien van de overige vragen geldt het volgende. De deskundige krijgt ten behoeve van zijn onderzoek de beschikking over het procesdossier, waarvan ook de akte van [gedaagde 1] deel uitmaakt. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de deskundige alsnog op één of meer van de overige vragen zal ingaan in zijn rapport indien en voor zover hij dat voor het onderzoek relevant acht. Bovendien krijgen partijen eerst een conceptrapport toegezonden en kunnen zij daar nog op reageren alvorens het definitieve rapport wordt afgerond.
De vragen voor de deskundige
2.2.
De navolgende vragen zullen worden voorgelegd aan de deskundige:
1.Wat is (/was) de oorzaak of zijn (/waren) de oorzaken van:
a. de storingen aan de installatie,
b. het ontoereikende vermogen c.q. de koude-klachten.
2. Zijn één of meer van deze oorzaken terug te voeren op een overmatig energieverbruik, en zo ja, bij welk energieverbruik ontstaat er ‘disbalans’ van de installatie? Kunt u ook aangeven wat de eventuele invloed is (geweest) van het onderhoud op het functioneren van de installatie?
3. Wat zijn de meest waarschijnlijke oorzaken voor het toegenomen energieverbruik/ de toegenomen energiekosten, en als er meerdere oorzaken zijn aan te wijzen, kunt u dan aangeven welk deel van de toename aan welke oorzaak kan worden toegerekend?
4. Kunt u een schatting maken van het energieverbruik dat met het gebruik van het bijgebouw gepaard gaat, uitgaande van de huidige isolatiewaarde van de leidingen naar het bijgebouw, en uitgaande van het in gebruik zijn van de kapsalon van 2 dagen per week?
5. Kunt u aangeven of het energieverbruik van de warmtepomp van 4.702 kWh, zoals opgenomen in de offerte, juist is, en of de berekening van de geschatte besparing voor [eiser] gegeven de installatie en het verbruik van [eiser] realistisch was?
6. Is er sprake van een in alle opzichten deugdelijke installatie (ook te aanzien van de montage) indien:
a. de installatie geschikt diende te zijn voor de woning van [eiser] en het door [eiser] aan Putman doorgegeven energieverbruik;
b. de installatie geschikt diende te zijn voor de woning én de kapsalon in het bijgebouw?
Daarbij wordt u verzocht om uw visie te geven op de bevindingen van [naam] in zijn rapport van 10 juni 2020 en te beoordelen of te weinig zonnepanelen zijn berekend.
7. Is voor de beantwoording van deze vragen nog van belang dat de geplaatste installatie niet geheel conform de in de offerte aangeboden installatie is (andere pomp, extra buffervat)?
8. Op welke wijze kunnen de geconstateerde gebreken worden verholpen, en welke kosten zijn daaraan verbonden?
9. Heeft u voor het overige nog op- en/of aanmerkingen die voor de beoordeling van de zaak relevant zijn?
De persoon van de deskundige
2.3.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de persoon van de deskundige. Daarom heeft de rechtbank zelf een deskundige gezocht. Volgens de rechtbank beschikt Adviesbureau IAC over de juiste expertise op het gebied van de aanleg en de installatie van verwarmingssystemen. De heer H. Marcus van IAC heeft zich bereid en in staat verklaard om het deskundigenbericht te vervaardigen en zal door de rechtbank worden benoemd.
Voorschot deskundigenonderzoek
2.4.
De deskundige heeft een opgave gedaan van de geschatte kosten. Het voorschot op loon en kosten heeft hij begroot op € 2.640,00 inclusief btw.
2.5.
Partijen hebben ingestemd met het door de deskundige begrote voorschot. Het voorschot op loon en kosten zal conform zijn opgave worden begroot op € 2.640,00 inclusief btw. De rechtbank heeft in het tussenvonnis reeds geoordeeld dat elke partij de helft van het voorschot, en dus € 1.320,00, dient te deponeren.
2.6.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder “De beslissing” omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.7.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de onder 2.2 genoemde vragen.
3.2.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
De heer H. Marcus
Adviesbureau IAC
Mr. Beerninkplantsoen 222, 2286 MP Rijswijk
Postbus 107, 2280 AC Rijswijk
Tel.: 070 - 39 37 930
Fax: 070 - 39 31 418
www.iac-advies.nl
Email: info@iac-advies.nl
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.4.
bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, civiele roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
3.5.
bepaalt dat zowel [eiser] als [gedaagde 1] binnen twee weken na datum van dit vonnis als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 1.320,00 ter griffie van deze rechtbank dienen te deponeren door voldoening van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen,
3.6.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van beide delen van het voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat zij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd, met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.8.
bepaalt dat, indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daarvoor een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.9.
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek schriftelijk kan wenden tot de rechter mr. M.S.T. Belt,
3.10.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.11.
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor
1 oktober 2022, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
3.12.
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd, voor het gelijktijdig door [eiser] en [gedaagde 1] nemen van een conclusie na deskundigenbericht,
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2022.