ECLI:NL:RBGEL:2022:3794

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/05/402898 / HA ZA 22-174
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Evidente vergissing in partijaanduiding door curator in faillissementszaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 3 augustus 2022 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure. De eiser, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van een dochtermaatschappij, had een dagvaarding uitgebracht tegen de gedaagde. De gedaagde vorderde niet-ontvankelijkheid van de eiser, stellende dat de dagvaarding een evidente vergissing bevatte in de partijaanduiding. De rechtbank oordeelde dat de curator een herstelexploot had uitgebracht om deze vergissing te corrigeren, maar dat dit geen gevolg had omdat de zaak al was aangebracht. De rechtbank paste het criterium van artikel 122 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toe en concludeerde dat de gedaagde niet onredelijk in zijn belangen was geschaad door de vergissing. De rechtbank wees de incidentele vordering van de gedaagde af en stelde vast dat de partijaanduiding van de eiser moest worden aangepast. De zaak werd verwezen naar de rol voor het opgeven van verhinderdagen voor een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/402898 / HA ZA 22-174
Vonnis in incident van 3 augustus 2022
in de zaak van
[eiser]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [het failliet] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. I.J.G.H. Hage te Ede (Gld.),
tegen
[gedaagde], voorheen handelend onder de naam [naam onderneming gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. C.L. Berkel te Veenendaal.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Bij vonnis van deze rechtbank van 28 april 2020 is [het failliet] (hierna: [het failliet] ) in staat van faillissement verklaard en is [eiser] aangesteld als curator. Bij vonnis van deze rechtbank van 6 januari 2022 is [dochtermaatschappij het failliet] (hierna: [dochtermaatschappij het failliet] ) in staat van faillissement verklaard en is [eiser] ook aangesteld als curator. [dochtermaatschappij het failliet] is een dochtermaatschappij van [het failliet] .
2.2.
[eiser] in hoedanigheid van curator in het faillissement van [het failliet] heeft deze procedure aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 april 2022 (hierna: het dagvaardingsexploot). De zaak is op 4 mei 2022 bij deze rechtbank aangebracht.
2.3.
[eiser] heeft op 7 juli 2022 een herstelexploot laten uitbrengen (hierna: het herstelexploot). In het herstelexploot is tegen [gedaagde] aangezegd:
“Dat abusievelijk op verzoek van [eiser] , ten deze handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van[het failliet], (…) is gedagvaard;
Dat hiervoor dient te worden gelezen:
Dat op verzoek van [eiser] , ten deze handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van[dochtermaatschappij het failliet], (…)”

3.Het geschil en de vordering in de hoofdzaak

3.1.
[eiser] vordert in de hoofdzaak bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van:
I. een bedrag van € 35.090,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2022, althans vanaf de datum van dagvaarding, tot aan de dag van de voldoening;
II. een bedrag van € 23.595,00 onder de voorwaarde dat in rechte wordt vastgesteld dat de onder randnummer 18 dagvaarding genoemde bedrijfswagens eigendom zijn van Langius [dochtermaatschappij het failliet] ;
III. de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

4.Het geschil in het incident en de beoordeling daarvan

4.1.
[gedaagde] vordert dat [eiser] niet-ontvankelijk wordt verklaard. [gedaagde] stelt dat uit het dagvaardingsexploot volgt dat [eiser] optreedt in hoedanigheid van curator in het faillissement van [het failliet] , maar dat de ingestelde vordering toebehoort aan de boedel van [dochtermaatschappij het failliet] . [eiser] in hoedanigheid van curator in het faillissement van [het failliet] kan niet worden ontvangen in een geschil dat rechtstreeks de boedel van [dochtermaatschappij het failliet] raakt, aldus [gedaagde] .
4.2.
[eiser] voert verweer. [eiser] stelt zich op het standpunt dat sprake is van een evidente vergissing. Een onjuiste naam aanduiding in de dagvaarding is volgens [eiser] een gebrek dat door middel van een herstelexploot mag worden hersteld. Bij het herstelexploot is deze vergissing hersteld. [eiser] is dan ook ontvankelijk in deze procedure.
4.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. De artikelen 111 lid 2 en 45 lid 3 Rv schrijven dwingend voor welke gegevens vermeld moeten zijn in een exploot van dagvaarding. Artikel 45 lid 3 aanhef en onder b Rv bepaalt dat ieder exploot tenminste vermeldt:
de naam, en in het geval van een natuurlijke persoon tevens de voornamen, en de woonplaats van degene op wiens verzoek de betekening geschiedt.
4.4.
Het dagvaardingsexploot op grond waarvan deze procedure aanhangig is bevat de naam op wiens verzoek de betekening is geschied, namelijk:
[eiser] , ten deze handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [het failliet](onderstreping rechtbank). Aan het exploot kleeft in zoverre dan ook geen gebrek dat de geldigheid van het exploot aantast (zie: HR 22 december 1989,
ECLI:NL:HR:1989:AD0996,
NJ1990, 689).
4.5.
Indien een exploot van dagvaarding een onjuiste of onvolledige naamsvermelding van de persoon op wiens verzoek de dagvaarding is betekend bevat, dan kan zo’n misslag vóór de eerst dienende roldatum worden hersteld door middel van een herstelexploot op de voet van artikel 120 lid 2 Rv (zie: HR 15 april 2016,
ECLI:NL:HR:2016:668). Nadat een zaak is aangebracht, kan een foutieve naam niet meer worden hersteld door het uitbrengen van een herstelexploot. In zoverre heeft het herstelexploot dat [eiser] heeft laten uitbrengen geen gevolg. Immers het herstelexploot is uitgebracht nadat de zaak al op de rol was aangebracht.
4.6.
Voor de situatie dat een onjuiste of onvolledige naamsvermelding hersteld moet worden nadat een zaak is aangebracht, kan herstel wel plaatsvinden met toepassing van de regels die de Hoge Raad heeft geformuleerd in zijn arrest van 13 december 2013 (
ECLI:NL:HR:2013:1881). Naar het oordeel van de rechtbank lenen deze regels zich ook voor de onderhavige situatie. De door de Hoge Raad geformuleerde regels zijn opgenomen in r.o. 5.5.3 van laatstgenoemd arrest:
“5
.5.3 De Hoge Raad ziet aanleiding op deze rechtspraak en die tendens voort te bouwen door terug te komen van de hiervoor in 5.4 vermelde regels, mede in aanmerking genomen dat het hier meestal gaat om louter formele fouten en dat met herstel daarvan in de regel geen materiële belangen van de wederpartij worden geschaad. Voortaan zullen bij de beoordeling of de aanduiding van een procespartij kan worden gewijzigd nadat de procedure in een volgende instantie aanhangig is gemaakt, de volgende regels gelden:
(i) Een procedure in een volgende instantie dient in beginsel plaats te vinden tussen de partijen uit de vorige instantie;
(ii) Indien een procedure in een volgende instantie aanhangig is gemaakt, kan een verschenen partij wijziging verzoeken van haar aanduiding in de procedure op de grond dat een vergissing is begaan in die aanduiding of een partijwisseling heeft plaatsgevonden;
(iii) Het verzoek is toewijsbaar, tenzij de wederpartij stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat zij daardoor onredelijk in haar belangen wordt geschaad (vgl. art. 122 lid 1 Rv);
(iv) Indien de wederpartij niet in de door het rechtsmiddel ingeleide procedure is verschenen, beveelt de rechter dat zij wordt opgeroepen teneinde zich over het verzoek tot wijziging uit te laten.”
4.7.
De rechtbank stelt vast dat [eiser] geen verzoek heeft gedaan tot wijziging van zijn partijaanduiding. Toch ziet de rechtbank aanleiding om aan de hand van het toetsingscriterium van artikel 122 lid 1 Rv te beoordelen welk gevolg moet worden verbonden aan de vergissing die [eiser] heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat [gedaagde] onredelijk in zijn belangen is geschaad door deze vergissing. [gedaagde] heeft hiertoe ook niets gesteld. Bij dit oordeel heeft de rechtbank met name de omstandigheid betrokken dat [gedaagde] al in de hoofdzaak heeft geantwoord. [gedaagde] heeft in zijn antwoord de vergissing van [gedaagde] onderkend en hij heeft met deze vergissing rekening gehouden.
4.8.
Gezien het voorgaande is er geen plaats voor het oordeel dat [eiser] niet ontvankelijk is. De incidentele vordering zal dan ook worden afgewezen. De rechtbank zal de partijaanduiding van [eiser] aanpassen, door in het vervolg te lezen dat [eiser] handelt in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [dochtermaatschappij het failliet] i.p.v. [het failliet] .
4.9.
De rechtbank zal de proceskosten in dit incident tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. De hoofdzaak zal dan ook worden verwezen naar de rol voor opgave verhinderdata.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
verstaat dat de partijaanduiding van [eiser] gelezen dient te worden als: “
, ten deze handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [dochtermaatschappij het failliet]
6.2.
wijst het anders of meer gevorderde af,
6.3.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
6.4.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
6.5.
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
6.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
31 augustus 2022voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden oktober 2022 tot en met februari 2023, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
6.7.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
6.8.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022.