ECLI:NL:RBGEL:2022:3787

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/05/390659 / HA ZA 21-359
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid accountant voor vermeende beroepsfout bij liquidatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (eiseres) en een financieel advieskantoor (gedaagde). Eiseres vorderde schadevergoeding van gedaagde, die als accountant betrokken was bij de liquidatie van een taxibedrijf. Eiseres stelde dat gedaagde een beroepsfout had gemaakt bij het opstellen van de jaarcijfers van het taxibedrijf, wat zou hebben geleid tot schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende feiten heeft gesteld om een fout van gedaagde aan te nemen. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet onzorgvuldig had gehandeld en dat er geen sprake was van een tekortkoming. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en eiseres is veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat eiseres niet had voldaan aan haar stelplicht en dat de door gedaagde genomen acties in lijn waren met de instructies van de aandeelhouders van het taxibedrijf. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/390659 / HA ZA 21-359
Vonnis van 27 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. T.A. Timmermans te Veenendaal,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.P. van der Veer te Ede (Gld.).
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 maart 2022
  • het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 31 mei 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] hield tot eind 2016 de aandelen in [naam taxibedrijf] (hierna: [naam taxibedrijf] ). [naam taxibedrijf] exploiteerde een taxibedrijf.
2.2.
[gedaagde] drijft een financieel advieskantoor. De heer [naam statutair bestuurder gedaagde] (hierna: [naam statutair bestuurder gedaagde] ) is statutair bestuurder van [gedaagde] . Tot de werkzaamheden van [gedaagde] behoren – onder meer – fiscale advisering en dienstverlening, verwerking van administraties en het verzorgen van belastingaangiften. [gedaagde] heeft ten behoeve van – onder meer – [eiseres] en [naam taxibedrijf] werkzaamheden uitgevoerd.
2.3.
[eiseres] heeft eind 2016 aan [statutair bestuurder taxibedrijf] (hierna: [statutair bestuurder taxibedrijf] ) en aan [statutair bestuurder taxibedrijf] (hierna: [statutair bestuurder taxibedrijf] ) ieder 9.012 van de 18.025 aandelen in [naam taxibedrijf] verkocht. Eén aandeel bleef in bezit van [eiseres] . [statutair bestuurder taxibedrijf] en [statutair bestuurder taxibedrijf] werden ieder benoemd als statutair bestuurder van [naam taxibedrijf] .
2.4.
In de jaarrekening van [naam taxibedrijf] over 2016 zijn per 31 december 2016 vorderingen van [naam taxibedrijf] op [eiseres] en [statutair bestuurder taxibedrijf] uit een rekening-courantverhouding opgenomen ten bedrage van respectievelijk € 18.025,00 en € 12.060,00. De jaarrekening van [naam taxibedrijf] over 2016 is opgesteld door [gedaagde] . Beide vorderingen waren ook opgenomen in een door [gedaagde] opgestelde concept jaarrekening over 2017. Deze concept jaarrekening is echter niet door de aandeelhouders goedgekeurd.
2.5.
De heer [naam overledene] was tot zijn overlijden op [overlijdensdatum] enig aandeelhouder en bestuurder van [statutair bestuurder taxibedrijf] . Na zijn overlijden is zijn broer benoemd als bestuurder van [statutair bestuurder taxibedrijf] . Enig aandeelhouder en bestuurder van [statutair bestuurder taxibedrijf] is de heer [naam] . Bij vonnis van deze rechtbank van 14 september 2021 is [statutair bestuurder taxibedrijf] in staat van faillissement verklaard.
2.6.
In 2018 is door de aandeelhouders van [naam taxibedrijf] het besluit genomen om [naam taxibedrijf] te liquideren. Op 19 juni 2018 is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd dat [naam taxibedrijf] is opgehouden te bestaan omdat daarvan geen bekende baten meer aanwezig zijn.
2.7.
Op 17 april 2019 heeft [naam statutair bestuurder gedaagde] de volgende schriftelijke verklaring opgesteld en ondertekend:

VERKLARING DOOR [naam statutair bestuurder gedaagde] , ACCOUNTANT TE [plaatsnaam]
Hierdoor verklaart de heer [naam statutair bestuurder gedaagde] , accountant te [plaatsnaam] , dat hij op 8 mei 2018
heeft gesproken met de heer [naam overledene] , geboren op [geboortedatum] .
Tijdens deze bespreking heeft de heer [naam overledene] , In aanwezigheid van de heer [naam] , aan de heer [naam statutair bestuurder gedaagde] de opdracht gegeven, in verband met de voorgenomen liquidatie, om de rekeningcourantposities in [naam taxibedrijf] . met de navolgende vennootschappen op ‘0’ te zetten:
- [eiseres]
- [statutair bestuurder taxibedrijf]
Vervolgens heeft de heer [naam statutair bestuurder gedaagde] hier uitvoering aan gegeven en de conceptstukken op 17 juli 2018 aan de heer [naam overledene] gegeven.
De heer [naam overledene] heeft hier zijn instemming aan verleend op 17 juli 2018
Naar waarheid opgemaakt te [plaatsnaam] op 17 april 2019.”
2.8.
Op 12 juni 2019 heeft [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor een veronderstelde beroepsfout die [gedaagde] zou hebben gemaakt bij het opstellen van de jaarcijfers van [naam taxibedrijf] bij de overdracht van de aandelen in [naam taxibedrijf] van [eiseres] aan [statutair bestuurder taxibedrijf] .
2.9.
Bij beschikking van deze rechtbank van 24 juni 2019 is de vereffening van het vermogen van [naam taxibedrijf] op verzoek van [statutair bestuurder taxibedrijf] (de erfgenamen van [naam overledene] ) heropend en is [statutair bestuurder taxibedrijf] tot vereffenaar benoemd.
2.10.
Op 28 juni 2019 heeft [naam statutair bestuurder gedaagde] namens [gedaagde] de volgende e-mail gezonden aan de statutair bestuurder van [eiseres] , de heer [eiseres] :

[eiseres] ,
Hierbij laat ik weten dat indien er schade ontstaat aan jouw zijde door een tekortkoming van mij ik daarvoor aansprakelijk ben en deze schade zal worden voldaan.
Met vriendelijke groet,
[naam statutair bestuurder gedaagde]
2.11.
[gedaagde] heeft op verzoek van [eiseres] de kosten betaald van de advocaat die namens [eiseres] en [statutair bestuurder taxibedrijf] verweer heeft gevoerd in de verzoekschriftprocedure die heeft geleid tot de in overweging 2.9 genoemde beschikking.
2.12.
Bij vonnis van 21 april 2021 van deze rechtbank is [eiseres] veroordeeld om aan [naam taxibedrijf] te betalen een bedrag van € 18.025,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld over het toegewezen bedrag met ingang van 12 mei 2020 tot de dag van volledige betaling. [eiseres] is ook veroordeeld tot betaling van € 955,25 aan buitengerechtelijke kosten aan [naam taxibedrijf] . De rechtbank heeft in dit verband het volgende overwogen:

4.2. [statutair bestuurder taxibedrijf] en [eiseres] hebben niet betwist dat er zij een rekening-courantverhouding hadden met [naam taxibedrijf] . Zij erkennen dat zij uit hoofde daarvan eind 2016 respectievelijk € 12.060,00 en € 18.025,00 aan [naam taxibedrijf] verschuldigd waren. [statutair bestuurder taxibedrijf] c.s. stelt dat deze schulden op enig later moment “zijn weggestreept” of “op nul zijn gezet”. Hoe de schulden concreet zijn gedelgd is echter niet onderbouwd. Niet gepreciseerd is of de schulden zijn afbetaald, verrekend of kwijtgescholden. [statutair bestuurder taxibedrijf] c.s. heeft, ook desgevraagd ter zitting, niet kunnen concretiseren wanneer, hoe, om welke reden en op grond van welke titel het “op nul zetten” van de rekening-courantschulden zou hebben plaatsgevonden. Dit had wel van hen verwacht mogen worden, temeer nu zij daarover eerder wisselend hebben verklaard richting [statutair bestuurder taxibedrijf] c.s., onder meer als verweer in de verzoekschriftprocedure met zaaknummer 349701 HA RK 19-47, het verzoek tot heropening van de vereffening van [naam taxibedrijf] . [statutair bestuurder taxibedrijf] c.s. heeft daarbij verschillende schriftelijke verklaringen van [naam statutair bestuurder gedaagde] over het “op nul zetten” van de rekening-courantschuld overgelegd, die met elkaar in tegenspraak waren. Gelet op deze eerdere inconsistenties en het gebrek aan een verdere onderbouwing kan niet worden aangenomen dat de schulden zijn afgelost of anderszins zijn gedelgd, zodat de rekening-courantschulden worden geacht nog onverminderd aanwezig te zijn. Nu op zichzelf de terugbetalingsplicht en opeisbaarheid van (mogelijk nog openstaande) rekening-courantschulden verder niet zijn betwist is de vordering van [naam taxibedrijf] in zoverre toewijsbaar.
2.13.
Tegen het vonnis van 21 april 2021 is geen hoger beroep ingesteld. Op 9 juni 2021 heeft [eiseres] voldaan aan haar veroordeling door aan [naam taxibedrijf] € 20.947,24 te betalen.
2.14.
Op 28 mei 2021 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om een bedrag van € 20.513,58 te betalen. Op 8 juni 2021 heeft de advocaat van de advocaat van [eiseres] aan [gedaagde] een herhaalde sommatie verzonden. [gedaagde] heeft niet aan deze sommatie voldaan.
2.15.
[eiseres] heeft op 1 juli 2021 conservatoir beslag gelegd onder de Rabobank ten laste van [gedaagde] . Het beslag heeft doel getroffen.

3.De vorderingen

3.1.
[eiseres] vordert – na vermindering van eis – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] te betalen € 20.947,24 als hoofdsom en € 982,36 aan buitengerechtelijke kosten; en
II. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van het te wijzen vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] de grondslag van haar vorderingen verduidelijkt. [eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag de nakoming van de namens [gedaagde] gedane toezegging in de e-mail van 28 juni 2019. Deze toezegging houdt, volgens [eiseres] , naast de erkenning van aansprakelijkheid ook in dat de schade die het gevolg is van een beroepsfout van [gedaagde] door [gedaagde] zal worden vergoed.
3.3.
[gedaagde] betwist dat zij aansprakelijkheid heeft erkend voor de door [eiseres] gestelde schade. Ook betwist [gedaagde] dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld jegens [eiseres] . [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen en tot veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de proceskosten en de nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank dient te beoordelen of [gedaagde] onvoorwaardelijk de aansprakelijkheid heeft erkend voor een veronderstelde fout die zij heeft gemaakt rondom de (turbo)liquidatie van [naam taxibedrijf] . De rechtbank volgt het standpunt van [eiseres] niet dat een zodanige erkenning besloten ligt in de e-mail die [naam statutair bestuurder gedaagde] namens [gedaagde] op 28 juni 2019 aan [eiseres] heeft verzonden. Deze e-mail bevat immers uitdrukkelijk het voorbehoud dat [gedaagde] alleen aansprakelijkheid erkent indien sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] . In deze e-mail erkent [gedaagde] niet dat zij jegens [eiseres] is tekortgeschoten. De omstandigheid dat [gedaagde] de advocaatkosten van [eiseres] voor haar rekening heeft genomen ten behoeve van de verzoekschriftprocedure maakt dit niet anders. Als onweersproken neemt de rechtbank aan dat [gedaagde] deze kosten voor haar rekening heeft genomen uit loyaliteit en niet vanwege enige erkenning van aansprakelijkheid.
4.2.
Gelet op de inhoud van de e-mail van 28 juni 2019 dient de rechtbank ook nog de vraag te beantwoorden of sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] . Als sprake is van een tekortkoming, dan zou [eiseres] mogelijk rechten kunnen ontlenen aan de toezegging van [gedaagde] . De rechtbank stelt hierbij voorop dat uit de hoofdregel van artikel 150 Rv volgt dat [eiseres] voldoende feiten moet stellen dat sprake is van enige tekortkoming van [gedaagde] .
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht. [eiseres] heeft onvoldoende gesteld om een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] te kunnen aannemen. In de dagvaarding is enkel gesteld dat [gedaagde] de rekeningcourantverhouding tussen [eiseres] en [naam taxibedrijf] op nul heeft gezet, terwijl daarvoor geen grondslag bestond. [eiseres] heeft niet gepreciseerd welk verwijt in dit verband aan [gedaagde] kan worden gemaakt. Ook tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] daartoe niets gesteld. Dit had wel van [eiseres] verwacht mogen worden gezien de inhoud van de conclusie van antwoord van [gedaagde] , waarin gemotiveerd wordt betwist dat sprake is van een door haar gemaakte fout. Bovendien heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling onweersproken verklaard op welke wijze zij gevolg heeft gegeven aan de instructie van de aandeelhouders van [naam taxibedrijf] om de rekeningcourantverhouding tussen [eiseres] en [naam taxibedrijf] op nul te zetten. [gedaagde] heeft de vordering van [naam taxibedrijf] op [eiseres] afgewaardeerd door deze via de overige reserves weg te boeken. Aangezien [eiseres] niet heeft gesteld dat deze handelwijze van [gedaagde] foutief, onjuist of verboden is, kan de rechtbank geen tekortkoming vaststellen van [gedaagde] .
4.4.
Van enige tekortkoming van [gedaagde] is niet gebleken. De vorderingen van [eiseres] zal de rechtbank dan ook afwijzen.
4.5.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 2.076,00
- salaris advocaat
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 3.518,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 3.518,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2022.