Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Concrete aanwijzingen dat sprake zou zijn van voorbedachte rade ontbreken volgens de officier van justitie, zodat verdachte in zoverre moet worden vrijgesproken.
- Ethanol (alcohol), 0,86 mg/ml in het femoraalbloed (
- GHB, 530 mg/l in het femoraalbloed;
- Benzodiazepinen: diazepam en omzettingsproduct desmethyldiazepam in lage concentraties;
- Amfetamine in een lage concentratie.
rechtbank:lees
:alcohol) is een concentratie waarbij, bij een gematigde gebruiker, onder andere opgewektheid, enige ontremming, verhoogde spraakzaamheid, verstoorde waarneming en vertraagde reactietijd kunnen optreden.
Op basis van de uit wetenschappelijk onderzoek bekende snelheid van klaring (
rechtbank:het verwerken van het middel door het lichaam) van GHB, past de hoogte van de gemeten concentratie bij een inname van GHB in de uren voor het overlijden en niet bij een inname de dag(en) ervoor.
In hogere doseringen werkt GHB sterker op het centraal zenuwstelsel (hersenen), waarbij slaap, sufheid, bewustzijnsverlies, remming van ademhaling, verlaagde lichaamstemperatuur en coma kunnen optreden. Bij een combinatie van alcohol en GHB zullen deze stoffen elkaars dempende effecten versterken, waardoor er sneller bewustzijnsverlies en sedatie zal optreden en in sterkere mate dan de middelen afzonderlijk van elkaar doen.
dr. [naam 2] , arts en forensisch patholoog. Bij de sectie zijn diverse letsels vastgesteld. De rechtbank zal hierna alleen de letsels benoemen die volgens [naam 2]
- bij leven doorgemaakt uitwendig mechanisch samendrukkend geweld op de hals (verwurging). De halsspierbloedingen passen hier ook goed bij;
- een plotse (acute) hartdood (daar was gezien de sectiebevindingen geen sprake van);
- intensieve reanimatie door medici (daar was gezien de verkregen informatie geen sprake van).
- [slachtoffer] is gezien de uitkomst van het toxicologisch onderzoek bij leven/rondom het overlijden onder invloed van dempende stoffen (GHB en alcohol) geweest. Dit, al of niet gecombineerd met de hoofdletsels, kan tot een verminderd bewustzijn hebben geleid;
- indien ze in deze toestand gedurende een bepaalde tijd in verminderd bewustzijn en in een bepaalde houding heeft gelegen (posturale asfyxie: bijvoorbeeld rugligging of buikligging met omlaag afhangen van het hoofd/de hals), en er daadwerkelijk sprake is geweest van gebruik van aspirine (die mogelijk maar niet met zekerheid aanwezig was volgens de toxicoloog), kan het gehele beeld van stuwing wel worden verklaard zonder dat er sprake geweest is van samendrukkend geweld (verwurging) als oorzaak. Hierbij maakt [naam 2] wat betreft de posturale asfyxie de kanttekening dat de uitgebreidheid van de beiderzijds in de hals vastgestelde bloeduitstortingen daarbij niet goed past.
16 juni 2021 geconcludeerd als volgt.
Zowel GHB als alcohol hebben een cardiorespiratoir effect (
rechtbank:een effect op hart en ademhaling). GHB heeft een nauwe toxicologische marge en een snel effect na inname. De aangetroffen GHB-concentratie in dit geval is, conform de NFI-rapportage, zeker van dien aard dat het die overlijden kan verklaren. Er kan aldus worden besloten dat de vastgestelde GHB-concentratie, indien deze niet al fataal was, op zijn minst ernstige symptomen met een indaling van het bewustzijn moet hebben veroorzaakt.
rechtbank:zoals door [naam 3] opgesomd in het verslag) kunnen op zich de dood veroorzaken volgens de mechanismen van smoring, geweld op de hals, dooddrukking of een combinatie van deze mechanismen. In dit geval kan noch worden uitgesloten, noch worden bewezen, dat deze mechanismen hebben bijgedragen tot de dood. Desalniettemin kan, op basis van de gegevens in het dossier, onvoldoende alternatieve verklaring worden gegeven voor de stuwingsverschijnselen en traumatische letsels bij de inwendige lijkschouwing.
rechtbank:‘verzameling van oorzaken’), dus bijvoorbeeld een slag, een knal van een vuist of tegen iets aan komen of stoten;
[naam 3] heeft ten aanzien van de hypothese dat [slachtoffer] zichzelf gekwetst zou hebben aan de halsspieren verklaard dat dat wat hem betreft is uitgesloten. De hoeveelheid GHB in het lichaam was zo hoog dat [slachtoffer] een zeer ernstige mate van onderdrukking van het bewustzijn moet hebben gehad en dat zij daarom niet in staat is geweest om zelf dat soort handelingen nog te hebben gedaan; zij heeft in de minuten voorafgaand aan het overlijden die letsels niet zichzelf kunnen toebrengen. [naam 3] heeft verder opgemerkt dat de halsspierbloedingen aan twee zijden zitten. Als dan in scenario’s wordt gedacht, betekent dat, dat het slachtoffer zichzelf eerst linkszijdig een trauma zou hebben toegebracht en vervolgens op een bijna identieke plaats rechtszijdig. Naar zijn inzicht is dat niet waarschijnlijk.
14 januari 2022 centraal gestaan een door verdachte in zijn verklaringen tegenover de politie beschreven houding van [slachtoffer] waarin zij op haar billen voor de bank op de grond zat, voorovergebogen en met haar armen afhangend naast haar lichaam (zie hierna de op 13 april 2020 afgelegde verklaring). Ook is besproken een positie waarbij het hoofd van [slachtoffer] heeft afgehangen langs de rand van de bank of een bed. De rechtbank neemt aan dat het deze posities zijn die de raadsman in zijn scenario aanduidt als een positie van posturale asfyxie.
toevoeging rechtbank:ten tijde van de sectie) nog tekenen van lijkstijfheid vertoonde.
[slachtoffer] heeft op woensdag nog een fles lachgas besteld. Die fles is woensdagavond omstreeks 22:30 uur gebracht. Van woensdag 8 april 2020 23:00 uur tot donderdag 9 april 2020 5:00 uur hebben [slachtoffer] en hij lachgas gebruikt en ook GHB. Verdachte weet niet hoeveel. Ze zaten tijdens het gebruik in de kantine, de ruimte achter het kantoor. Verdachte denkt dat hij 3 keer 3, dus 9 ml GHB heeft gebruikt. Hoeveel [slachtoffer] heeft gebruikt weet hij niet. Nadat verdachte had opgeruimd hebben ze nog even gezeten en nog wat GHB en een ballonnetje (lachgas) genomen. Hij heeft 3 ml gebruikt en het kan ook meer zijn. Op het moment dat hij aan het opruimen was, was [slachtoffer] nog normaal en praatte ze tegen hem. Ze zijn vervolgens op de slaapbank in de kantine gaan liggen en in slaap gevallen.Het is dan nog steeds donderdagmorgen, 9 april, tussen vijf en zes uur, zoiets denkt verdachte. Op een gegeven moment wordt hij wakker op de bank, het is donker, de rolluiken zijn dicht. Hij ziet [slachtoffer] op de grond voor de bank zitten. Er brandde een kaarsje dat een klein beetje licht geeft. Verdachte heeft geen idee hoe laat het dan is. Hij heeft haar vervolgens opgetild, naast zich op de bank gelegd en is naast haar gaan liggen. Ze voelde slaperig en ze zijn gaan slapen. Toen hij wakker werd, probeerde hij [slachtoffer] wakker te maken, maar ze gaf geen reactie. Daarop heeft hij haar beetgepakt en meegenomen naar de slaapkamer. Ze voelde slap aan. In de slaapkamer doet hij de lampen aan en ziet dan dat ze helemaal blauw is.
verdachte doet dit voor en maakt daarbij ook een kreunend geluid, het geluid dat [slachtoffer] maakte). Ik merkte dat ze genoeg op had. Ze kwam een minuut later weer bij en wist al niet meer dat ze al had gepakt en wilde nog een keer GHB pakken. Ze zat toen voor mij op de grond. Ik zat achter haar op de bank. Ik schoof het glas weg en pakte haar toen vast. Ik tilde haar op van de grond, waarbij haar rug tegen mijn borst kwam, haar gezicht van mij af. [slachtoffer] spartelde enorm tegen. Ze wilde opstaan. Ik moest kracht zetten om haar bij mij te houden. Ik had mijn armen ter hoogte van haar borst, zodat ze niet in staat was tegen mij te vechten, klemde haar tegen mij aan en trok haar op de bank. We zijn samen liggend op de bank terecht gekomen. Ik ben haar vast blijven houden.”
.
Lezing van de letterlijk uitgewerkte verhoren leert dat verdachte onduidelijk en weifelend, soms tegenstrijdig verklaarde over het tijdsverloop en de plaatsing van de verschillende handelingen in de tijd, die bewuste nacht en de dag van 9 april 2020 (zoals eigenlijk ook gebeurde ter zitting). Verbalisanten proberen zijn verhaal zoveel mogelijk te concretiseren en structureren, vatten samen wat hij eerder heeft gezegd en stellen dat tegenover wat hij op een later moment heeft gezegd en zeggen dan soms: ‘dat kan kloppen’ of ‘dat kan niet kloppen’ of iets in die zin. Daarom is niet altijd duidelijk of verdachte, in antwoord op de gestelde vragen van de politie, is gaan verklaren over wat hij wéét wat er gebeurd is of over wat hij
op zijn knieën ter hoogte van het bovenlichaamvan [slachtoffer] dicht tegen haar lichaam aan te gaan zitten. Goed denkbaar is dat verdachte dit in de gegeven, hectische omstandigheden verkeerd heeft gehoord of begrepen en het daarom in het verhoor onjuist heeft aangehaald. Maar nog afgezien daarvan heeft verdachte in datzelfde verhoor direct ook verklaard dat hij zijn knie niet op de borst van [slachtoffer] heeft geplaatst. Van een door de officier van justitie veronderstelde berekenende wijze van verklaren is dan ook geen sprake.
3.De beoordeling van de civiele vorderingen
4.De beslissing
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van affectieschade;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;