ECLI:NL:RBGEL:2022:3694

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
C/05/401249 / KG ZA 22-71
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van de voormalige echtelijke woning en verplichtingen van partijen

In deze zaak, die op 19 juli 2022 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee voormalige echtgenoten over de verkoop van hun voormalige echtelijke woning. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.O.I. Leliveld, vordert dat de woning te koop wordt aangeboden voor een maximale prijs van € 700.000,00 en dat de gedaagde partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J.Th. Leijzer, alle noodzakelijke medewerking verleent aan de verkoop. De partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest en hebben afspraken gemaakt over de verkoop van de woning in hun echtscheidingsconvenant. De eiseres stelt dat de gedaagde partij niet voldoende meewerkt aan de verkoop en dat zij hierdoor financieel in de problemen komt, aangezien zij nog steeds hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypotheekschuld op de woning.

De rechtbank oordeelt dat de eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De gedaagde partij heeft de woning inmiddels te koop gezet voor een vraagprijs van € 950.000,00, maar de eiseres betwist dat dit een reële prijs is en stelt dat de woning voor een lagere prijs verkocht moet worden. De rechtbank wijst de primaire vorderingen van de eiseres af, maar gebiedt de gedaagde partij om de vraagprijs per kwartaal te verlagen op advies van zijn makelaar, om zo een spoedige verkoop te bevorderen. Tevens moet de gedaagde partij de eiseres op de hoogte houden van het verkooptraject. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/401249 / KG ZA 22-71
Vonnis in kort geding van 19 juli 2022
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.O.I. Leliveld te Maastricht,
tegen
[gedaagde partij],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.J.Th. Leijzer te Zutphen.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 maart 2022 met producties 1 t/m 7,
  • de brief van [eisende partij] van 30 maart 2022 met producties 8 t/m 12,
  • de brief van [eisende partij] van 31 maart 2022 met producties 13 t/m 20,
  • het e-mailbericht van [eisende partij] van 4 april 2022 met een akte houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis,
  • de brief van [gedaagde partij] van 5 april 2022 met producties 1 t/m 7,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 7 april 2022,
  • de ter zitting door [gedaagde partij] overgelegde verkoopadvertentie van de woning op Funda,
  • de pleitnota van [eisende partij] ,
  • de pleitnota van [gedaagde partij] ,
  • het e-mailbericht van [eisende partij] van 7 juni 2022, waarin is meegedeeld dat partijen niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest in gemeenschap van goederen. Tot de huwelijksgemeenschap behoorde de onroerende zaak, staande en gelegen aan de [adres] (hierna: de woning).
2.2.
Bij beschikking van 24 februari 2011 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Daarbij is bepaald dat de inhoud van het echtscheidingsconvenant tussen partijen deel uitmaakt van de beschiking. De echtscheidingsbeschikking is op 23 maart 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
In het echtscheidingsconvenant zijn met betrekking tot de woning onder meer de volgende afspraken opgenomen:
Art. 2. De echtelijke woning
(…)
2.4
Indien de woning niet is verkocht op het moment van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, zal de echtelijke woning worden toebedeeld aan de man, zulks onder de verplichting om de op deze woning rustende hypothecaire geldleningen voor zijn rekening te houden en deze te voldoen als zijn schuld met uitsluiting van de vrouw. De man zal zich er voor inspannen dat de bank de vrouw ontslaat uit haar hoofdelijke verplichtingen jegens de hypotheekhouder.
2.5
Indien de hypotheekhouder de vrouw niet zal ontslaan uit haar hoofdelijke verplichtingen jegens haar, dan vrijwaart de man de vrouw indien de vrouw wordt aangesproken ter voldoening van de hypothecaire geldleningen.
(…)
2.8
De man is voornemens de echtelijke woning te verkopen. De hypothecaire geldleningen, pro resto groot € 319.461,27 zullen worden afgelost met de opbrengst uit verkoop van de woning. Het resterende bedrag uit verkoop zal worden aangewend ter aflossing van de schuld inzake de rekening-courant aan [gedaagde partij] B.V., pro resto groot € 273.177,00 per 1 augustus 2009, de schuld aan [gedaagde partij] B.V., pro resto groot € 58.702,00 per 1 augustus 2009, en het debetsaldo op de rekening t.n.v. partijen bij de ABNAMRO bank ad € 31.046,92. Het alsdan resterende saldo zal door partijen gelijk worden verdeeld.
2.4.
Partijen hebben hun afspraken omtrent onder meer de verkoop van de woning in de notariële akte van verdeling van 7 februari 2012 nader gespecificeerd. In deze akte is onder meer vermeld:
E. OVEREENKOMST EN VERDELING
De deelgenoten zijn overeengekomen het registergoed, de aandelen en de rechten uit de polissen toe te delen aan de man.
VERDELING
De deelgenoten gaan hierbij over tot verdeling van het registergoed, de aandelen en de rechten uit de polissen en delen al deze goederen toe aan de man, onder de verplichting voor de man om na te melden schulden voor zijn rekening te nemen.
(…)
zodat de man in totaal voor zijn rekening neemt schulden ter grootte van (…) € 682.387,19.
(…)
OVERNAME SCHULD
1.
De man neemt hierbij de hiervoor genoemde schulden geheel voor zijn rekening en zal deze als zijn eigen schuld voldoen; de man vrijwaart de vrouw voor alle aanspraken na de peildatum voortvloeiende uit deze schulden.
Het is de vrouw bekend dat zij door de ABN AMRO Bank niet uit de aansprakelijkheid voor de sub 1 en 2 genoemde schulden[onder meer de hypothecaire geldleningen, toevoeging voorzieningenrechter]
wordt ontslagen.
(…)
BETALING WEGENS OVERBEDELING
Geen van partijen is verplicht een betaling te doen wegens overbedeling.
F. BEPALINGEN
De verdeling en de op grond daarvan hiervoor plaats gevonden levering zijn geschied onder de tussen de deelgenoten overeengekomen bepalingen waaronder:
Artikel 1
Verkoop registergoed
In het echtscheidingsconvenant zijn deelgenoten onder meer overeengekomen:
“De man is voornemens de woning te verkopen”. Aangezien de vrouw niet uit de aansprakelijkheid voor de schulden jegens ABN AMRO Bank wordt ontslagen, zijn deelgenoten overeengekomen dat deze bepaling wordt gewijzigd in dier voege dat deze bepaling thans luidt als volgt:
a.
De man is verplicht om zich in te spannen om zo spoedig mogelijk, mits onder marktconforme voorwaarden, te komen tot een verkoop van het registergoed. De man is niet gehouden akkoord te gaan met een koopprijs lager dan zeven honderd duizend euro (€ 700.000,00).
b.
De sub a vermelde bepaling zal eindigen indien de vrouw door de ABN AMRO Bank wordt ontslagen uit de aansprakelijkheid voor de schulden bij deze bank.
2.5.
[gedaagde partij] heeft de woning in 2011/2012 enige tijd te koop aangeboden voor een vraagprijs van € 729.000,00. Aangezien er destijds weinig belangstelling was voor de woning, heeft [gedaagde partij] de woning op enig moment uit de verkoop gehaald.
2.6.
Bij e-mailbericht van 30 december 2021 heeft [gedaagde partij] [eisende partij] onder meer het volgende bericht.
Ik schrijf deze e-mail omdat dit jaar het eerste deel van de hypotheek afloopt. (…) Het probleem is echter dat ik in principe in april 150.000 euro moet aflossen aan de hypotheek. Dit geld heb ik niet, dus moet het huis verkocht worden. Dit is voor mij een probleem, want ik ben dan ook mijn werkruimte kwijt en dan kan ik niet verder werken aan mijn apparaat. (…) Ik zou de hypotheek graag met twee jaar willen verlengen en dan het huis verkopen. De enigste mogelijkheid om te verlengen is dat jij ook een handtekening hieronder zet. (…)
2.7.
[eisende partij] heeft [gedaagde partij] in reactie hierop bericht dat zij niet instemt met een verlenging van de hypotheek.
2.8.
Bij brief van 19 januari 2022 heeft de advocaat van [eisende partij] de ABN AMRO Bank verzocht om [eisende partij] te betrekken bij de gesprekken en het proces omtrent het einde van de looptijd van de hypotheek.
2.9.
Bij e-mailbericht van 19 januari 2022 heeft de advocaat van [eisende partij] ook [gedaagde partij] verzocht om [eisende partij] te betrekken bij de gesprekken en het proces omtrent het einde van de looptijd van de hypotheek. Tevens is [gedaagde partij] daarbij verzocht om de woning binnen een termijn van twee maanden te verkopen en de helft van de overwaarde aan [eisende partij] uit te keren, bij gebreke waarvan [eisende partij] voornemens was over te gaan tot executie van de gemaakte afspraken.
2.10.
In reactie hierop heeft [gedaagde partij] [eisende partij] bij e-mailbericht van 19 januari 2022 bericht dat hij de woning te koop zou gaan aanbieden.
2.11.
Bij e-mailbericht van 27 januari 2022 heeft [gedaagde partij] de advocaat van [eisende partij] – onder verwijzing naar de notariële akte van verdeling – meegedeeld dat [eisende partij] geen aanspraak kan maken op de helft van de overwaarde van de woning.
2.12.
Bij e-mailbericht van 21 februari 2022 heeft [gedaagde partij] de advocaat van [eisende partij] meegedeeld dat hij bezig is met het opknappen van de woning ten behoeve van de verkoop, dat hij afspraken heeft met een tweetal makelaars voor een offerte en dat hij hem direct zal informeren als duidelijk is wanneer de woning in de verkoop gaat en bij welke makelaar.
2.13.
Bij brief van 1 maart 2022 heeft de huurder van een gedeelte van de woning de huurovereenkomst met [gedaagde partij] opgezegd tegen 1 mei 2022.
2.14.
Op 10 maart 2022 heeft [gedaagde partij] [makelaar] de opdracht verstrekt tot het verlenen van diensten bij de verkoop van de woning.
2.15.
Bij e-mailbericht van 24 maart 2022 heeft de ABN AMRO Bank [gedaagde partij] meegedeeld dat de looptijd van leningdeel 315 van de hypothecaire lening uit coulance is verlengd met drie maanden, derhalve tot 1 juli 2022.
2.16.
Bij e-mailbericht van 5 april 2022 heeft [makelaar] aan [gedaagde partij] bevestigd dat de woning op Funda wordt aangemeld voor een vraagprijs van € 950.000,00 en daarbij vermeld dat de verwachting is dat de woning boven de vraagprijs zal worden verkocht.
2.17.
Op 6 april 2022 om 22:19 uur is de woning te koop gezet op Funda voor een vraagprijs van € 950.000,00.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert - na wijziging van eis - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
1. [gedaagde partij] te gebieden om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis:
a. de woning door middel van een makelaar te koop aan te bieden en in de verkoop te houden voor een verkoopprijs van maximaal € 700.000,00 of zoveel minder als wordt geboden en verder alle noodzakelijke medewerking te verlenen bij de notariële levering;
b. de woning in een goed onderhouden en in een opgeruimde en representatieve staat te brengen en te houden en [gedaagde partij] te gebieden alle redelijke adviezen van de verkopend makelaar op te volgen;
c. voor zover geen schriftelijke toezegging tot koop wordt gedaan binnen 2 weken na datum vonnis, elke daaropvolgende week de verkoopprijs te verlagen met € 20.000,00, althans een dusdanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren, totdat de woning is verkocht, doch te allen tijde met een minimale verkoopprijs ter hoogte van de pro resto schuld waarvoor [eisende partij] hoofdelijk aansprakelijk is;
d. afschriften te verstrekken van alle correspondentie of stukken anderszins betrekking hebbende op de (her)financiering van de woning, mede – doch niet uitsluitend – bestaande uit een volledig en correcte overzicht van de pro resto hypothecaire schulden en/of andere schulden die nu op de woning rusten en waarvoor [eisende partij] hoofdelijk aansprakelijk is, met inbegrip van persoonlijke en/of andere zakelijke rechten;
e. een afschrift te verstrekken van alle schriftelijke communicatie over de verkoop van de woning alsmede [eisende partij] te machtigen om rechtstreeks met de makelaar of de hypotheekbank(en) contact op te nemen en informatie in te winnen casu quo te laten verstrekken;
f. alle financieringsdocumentatie inclusief jaarrekeningen van zijn onderneming(en) en aangiftes IB van de afgelopen 3 jaren aan [eisende partij] ter beschikking te stellen;
g. [eisende partij] te vrijwaren voor eventuele hoofdelijke schulden, zulks in overeenstemming met het echtscheidingsconvenant en de akte van verdeling;
2. Het een en ander sub 1 a t/m f op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 ineens en € 500,00 voor iedere dag alsmede een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde partij] in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen.
3. Voor zover [gedaagde partij] nalaat om binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan het gevorderde sub 1 onder a te voldoen, krachtens artikel 3:300 BW te bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de vereiste medewerking en handtekening(en) van [gedaagde partij] die nodig is respectievelijk zijn voor de verkoop en levering van de woning.
Subsidiair
1. [gedaagde partij] te gebieden om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis:
a. de woning door middel van een makelaar te koop aan te bieden en in de verkoop te houden voor een verkoopprijs van maximaal € 700.000,00 en verder alle noodzakelijke medewerking te verlenen bij de notariële levering;
b. de woning zaak in een goed onderhouden en in een opgeruimde en representatieve staat te brengen en te houden en [gedaagde partij] te gebieden alle redelijke adviezen van de verkopende makelaar op te volgen;
c. afschriften te verstrekken van alle correspondentie of stukken anderszins betrekking hebbende op de (her)financiering van de woning, mede – doch niet uitsluitend – bestaande uit een volledig en correcte overzicht van de pro resto hypothecaire schulden en/of andere schulden die nu op de woning rusten en waarvoor [eisende partij] hoofdelijk aansprakelijk is, met inbegrip van persoonlijke en/of andere zakelijke rechten;
d. een afschrift te verstrekken van alle schriftelijke communicatie over de verkoop van de woning alsmede [eisende partij] te machtigen om rechtstreeks met de makelaar of de hypotheekbank(en) contact op te nemen en informatie in te winnen casu quo te laten verstrekken;
e. alle financieringsdocumentatie inclusief jaarrekeningen van zijn onderneming(en) en aangiftes IB van de afgelopen 3 jaren aan [eisende partij] ter beschikking te stellen;
f. [eisende partij] te vrijwaren voor eventuele hoofdelijke schulden, zulks in overeenstemming met het echtscheidingsconvenant en de akte van verdeling;
2. Het een en ander sub 1 a t/m f op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 ineens en € 500,00 voor iedere dag alsmede een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde partij] in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen.
3. Voor zover [gedaagde partij] nalaat om binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan het gevorderde sub 1 onder a te voldoen, krachtens artikel 3:300 BW te bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de vereiste medewerking en handtekening(en) van [gedaagde partij] die nodig is respectievelijk zijn voor de verkoop en levering van de woning.
Primair en subsidiair
[gedaagde partij] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisende partij] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, aangezien de looptijd van (een deel van) de hypothecaire lening inmiddels is verstreken en [eisende partij] het risico loopt dat zij met betrekking tot de hypotheekschuld wordt aangesproken door de bank, nu zij tot op heden niet is ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid daarvan. In zoverre is [eisende partij] dan ook ontvankelijk in haar vorderingen.
4.2.
Het geschil tussen partijen vloeit voort uit de afspraken die zij hebben gemaakt ten aanzien van de verdeling van de voormalige echtelijke woning, in samenhang met het feit dat de bank [eisende partij] niet wenst te ontslaan uit haar hoofdelijke verplichtingen ten aanzien van de hypothecaire leningen. Kort gezegd vordert [eisende partij] nakoming van de verplichting van [gedaagde partij] om de woning te verkopen tegen een marktconforme prijs, zoals vermeld in artikel 1 van de verdelingsakte. Nu de woning na twaalf jaar nog steeds niet is verkocht, stelt [eisende partij] zich op het standpunt dat het redelijk en billijk is dat de woning voor een lager bedrag dan het in de verdelingsakte genoemde bedrag van € 700.000,00 wordt verkocht. Aangezien [gedaagde partij] twaalf jaar heeft gewacht met de verkoop, terwijl [eisende partij] al die tijd aansprakelijk is gebleven voor de hypotheekschuld, maakt [gedaagde partij] volgens [eisende partij] misbruik van recht. Nu [eisende partij] door de bank niet is ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld op de woning loopt zij nog steeds het risico dat de bank de hypotheekschuld op haar zal verhalen. Zij heeft er daarom belang bij dat de woning op korte termijn wordt verkocht, zodat zij niet langer aansprakelijk is voor de hypotheekschuld.
4.3.
[gedaagde partij] voert aan dat hij, toen [eisende partij] te kennen had gegeven dat zij niet wilde meewerken aan de verlenging van een deel van de hypothecaire leningen op de woning, besloten heeft de woning in de verkoop te zetten. De woning diende daartoe eerst te worden opgeknapt, hetgeen inmiddels is gebeurd. De woning staat thans te koop op Funda en de verwachting is dat deze op korte termijn zal worden verkocht. [gedaagde partij] betwist dan ook dat hij niet wil meewerken aan de verkoop. Hij heeft daartoe alles in werking gezet en zal zich laten leiden door de adviezen van de makelaar. De door [eisende partij] gestelde verkoopprijs van € 700.000,00 is volgens [gedaagde partij] echter niet reëel, aangezien de woning thans in de huidige markt veel meer waard is geworden. Het risico dat [eisende partij] door de bank zal worden aangesproken met betrekking tot het deel van de hypothecaire lening dat afloopt, is nagenoeg nihil en bovendien heeft hij haar in de akte van verdeling hiervan reeds gevrijwaard, aldus [gedaagde partij] .
4.4.
Vast staat dat de woning sinds 6 april 2022 te koop staat op Funda voor een vraagprijs van € 950.000,00. [gedaagde partij] heeft het verkoopadvies van zijn makelaar overgelegd, waarin een indicatie van de marktwaarde is gegeven op basis van een modelwaarde en een waarde van de woning op basis van geselecteerde referenties. Uitgaande van een ‘normale’ nauwkeurigheid en een bandbreedte van € 614.000 – € 965.000, heeft de makelaar de modelwaarde bepaald op € 779.000,00. Bij de bepaling van de vraagprijs heeft de makelaar ook rekening gehouden met een aantal geselecteerde referenties. De makelaar heeft de marktwaarde op basis van geselecteerde referenties bepaald op € 1.436.400,00. Op basis van het advies van zijn makelaar heeft [gedaagde partij] de woning te koop gezet voor een bedrag van € 950.000,00, waarbij de makelaar (blijkens het e-mailbericht van 5 april 2022) de verwachting heeft geuit dat de woning boven de vraagprijs zal worden verkocht. Hoewel het begrijpelijk is dat [eisende partij] belang heeft bij een spoedige verkoop van de woning en daarom insteekt op een verkoopprijs van € 700.000,00, waarvan partijen in de akte van verdeling van 7 februari 2012 uitgingen, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat dit in de huidige markt een reële vraagprijs is. [eisende partij] heeft de door haar genoemde verkoopprijs tegenover het uitgebreide advies van de makelaar van [gedaagde partij] niet nader onderbouwd. Gelet op het door [gedaagde partij] overgelegde verkoopadvies is daarentegen voorshands wel aannemelijk geworden dat de woning in de huidige markt voor een (aanzienlijk) hoger bedrag dan € 700.000,00 zou moeten kunnen worden verkocht en dat € 950.000,00 een reële vraagprijs is.
4.5.
[gedaagde partij] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij er groot belang bij heeft dat de woning voor een zo hoog mogelijke verkoopprijs wordt verkocht omdat de huwelijkse schulden die hij bij de akte van verdeling op zich heeft genomen, thans zijn opgelopen met de daarover verschuldigde rente. [eisende partij] heeft weliswaar belang bij een spoedige verkoop van de woning, maar dat belang is niet zo zwaarwegend dat de woning ver onder de huidige reële vraagprijs zou moeten worden verkocht. Niet gesteld of gebleken is dat [eisende partij] feitelijk op enige wijze belemmerd wordt doordat zij jegens de bank nog steeds hoofdelijke aansprakelijk is voor de hypotheekschuld. Ook is niet zonder meer aannemelijk dat zij op korte termijn door de bank zal worden aangesproken, nu de woning inmiddels in de verkoop staat. [eisende partij] heeft er wel belang bij dat [gedaagde partij] de woning, om hem moverende redenen, niet opnieuw uit de verkoop zal halen. De voorzieningenrechter acht echter niet waarschijnlijk dat hij dat zal doen, gelet op de inspanningen die hij inmiddels heeft verricht in het kader van het te koop zetten van de woning en het feit dat de bank een deel van de hypothecaire leningen thans opeist. Anders dan [eisende partij] betoogt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat [gedaagde partij] misbruik van recht heeft gemaakt door de woning in 2011/2012 uit de verkoop te halen en pas in 2022 weer te koop te zetten. [gedaagde partij] heeft aangevoerd dat hij de woning destijds uit de verkoop heeft gehaald omdat er toen nauwelijks belangstelling voor was en dat beide partijen sindsdien hebben ‘stilgezeten’. [eisende partij] heeft dat onvoldoende weersproken. Niet aannemelijk is geworden dat [eisende partij] [gedaagde partij] voorafgaand aan de brief van haar advocaat van 19 januari 2022 meermaals heeft gesommeerd om tot verkoop over te gaan.
Het onder a gevorderde (primair en subsidiair) zal daarom worden afgewezen.
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op – kort gezegd – het verplichten van [gedaagde partij] om mee te werken aan de levering zal eveneens worden afgewezen. Niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde partij] niet zal meewerken aan de levering van de woning.
4.6.
De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om [gedaagde partij] te gebieden de vraagprijs naar beneden toe bij te stellen naar gelang het verkoopproces van de woning langer duurt. Van [eisende partij] kan immers niet worden gevergd dat zij nog lange tijd hoofdelijk aansprakelijk zal blijven voor de op de woning rustende hypotheekschuld. Een wekelijkse verlaging van de vraagprijs met € 20.000,00, zoals [eisende partij] vordert, acht de voorzieningenrechter echter niet reëel en ook niet praktisch. De voorzieningenrechter zal [gedaagde partij] gebieden om de vraagprijs van de woning vanaf 1 oktober 2022 per kwartaal te verlagen met een bedrag dat door zijn makelaar in redelijkheid zal worden geadviseerd. In zoverre zal de primaire vordering onder 1c worden toegewezen.
4.7.
De vordering van [eisende partij] om [gedaagde partij] te verplichten – kort gezegd – de woning in een goed onderhouden en representatieve staat te brengen en te houden en de adviezen van de verkopend makelaar op te volgen, zal ook worden afgewezen. Voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde partij] hieraan reeds gehoor heeft gegeven. [gedaagde partij] heeft de woning reeds opgeknapt en te koop gezet. Niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde partij] de woning niet in deze staat zal houden, aangezien ook [gedaagde partij] een aanzienlijk belang heeft bij de verkoop van de woning. [eisende partij] heeft tegenover de betwisting van [gedaagde partij] ook niet onderbouwd, waaruit blijkt dat de woning (nog steeds) zou zijn verwaarloosd.
4.8.
[eisende partij] maakt verder aanspraak op afgifte van – kort gezegd – alle stukken die betrekking hebben op de (her)financiering van de woning, waaronder een overzicht van de pro resto hypotheekschuld en/of andere schulden die op de woning rust(en) en waarvoor [eisende partij] hoofdelijk aansprakelijk is. Deze vordering zal worden afgewezen. [gedaagde partij] heeft ter zitting onweersproken gesteld dat [eisende partij] deze informatie zelf bij de bank kan opvragen, omdat [eisende partij] als medeschuldenaar hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypotheekschuld.
4.9.
De vordering van [eisende partij] om [gedaagde partij] te gebieden een afschrift te verstrekken van alle schriftelijke communicatie over de verkoop van de onroerende zaak, zal worden toegewezen. Nu [eisende partij] door de bank niet uit de hoofdelijkheid voor de hypotheekschuld is ontslagen, is voldoende aannemelijk dat zij er recht op en belang bij heeft om op de hoogte te worden gehouden van het verkooptraject van de woning.
De vordering van [eisende partij] om haar te machtigen rechtstreeks met de makelaar contact op te nemen en informatie in te winnen, zal – bij gebrek aan belang – worden afgewezen, nu [gedaagde partij] gehouden is [eisende partij] schriftelijk op de hoogte te houden van het verkooptraject en hij heeft toegezegd dat te zullen (blijven) doen. Ook de vordering van [eisende partij] om haar te machtigen rechtstreeks met de hypotheekbank(en) contact op te nemen en informatie in te winnen zal – eveneens bij gebrek aan belang – worden afgewezen. In r.o. 4.8. is reeds overwogen dat [gedaagde partij] onbetwist heeft gesteld dat [eisende partij] zelf contact met de bank kan opnemen om te informeren naar de stand van zaken ten aanzien van de hypotheek.
4.10.
De vordering van [eisende partij] om [gedaagde partij] te gebieden alle financieringsdocumentatie inclusief jaarrekeningen van zijn onderneming(en) en aangiftes IB van de afgelopen 3 jaren ter beschikking te stellen, zal worden afgewezen. Een deugdelijke grondslag voor deze vordering ontbreekt. Dat [eisende partij] graag wil weten wat de financiële situatie is van [gedaagde partij] en of hij zijn verplichtingen jegens de hypotheekgever kan nakomen, is begrijpelijk, maar leidt niet tot de conclusie dat [gedaagde partij] ook gehouden is deze informatie aan haar te verstrekken. Zoals hiervoor overwogen, staat het [eisende partij] vrij om informatie in te winnen bij de bank omtrent de hypotheekschuld en dient [gedaagde partij] schriftelijk informatie te verstrekken aan [eisende partij] omtrent het verkooptraject. Niet valt in te zien op grond waarvan [eisende partij] recht zou hebben op inzage in alle financiële stukken van de onderneming van [gedaagde partij] .
4.11.
[eisende partij] vordert tot slot dat [gedaagde partij] haar vrijwaart voor eventuele hoofdelijke schulden, in overeenstemming met het echtscheidingsconvenant en de akte van verdeling.
Deze vordering wordt bij gebrek aan belang afgewezen, nu [gedaagde partij] [eisende partij] blijkens de akte van verdeling reeds heeft gevrijwaard voor alle aanspraken die voortvloeien uit de door hem overgenomen schulden (waaronder de hypotheekschuld).
4.12.
De gevorderde dwangsommen worden afgewezen. Voldoende aannemelijk is dat [gedaagde partij] te zijner tijd zal meewerken aan de verkoop van de woning en gehoor zal geven aan het gebod om de vraagprijs van de woning per kwartaal te verlagen met een door zijn makelaar in redelijkheid geadviseerd bedrag, alsmede [eisende partij] op de hoogte te houden van het verkooptraject.
4.13.
De door [eisende partij] gevorderde reële executie ex artikel 3:300 BW zal worden afgewezen. In r.o. 4.5. is reeds overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde partij] te zijner tijd niet zal meewerken aan de levering van de woning.
4.14.
De subsidiaire vorderingen van [eisende partij] zijn nagenoeg gelijk aan de door haar ingestelde primaire vorderingen, met dien verstande dat bij de subsidiaire vordering onder a. wordt gevorderd dat [gedaagde partij] de woning voor maximaal € 700.000,00 aanbiedt, waarbij de zinsnede ‘of zoveel minder dan wordt geboden’ is weggelaten en met dien verstande dat de primaire vordering onder c. (de wekelijkse verlaging van de verkoopprijs) geen onderdeel uitmaakt van de subsidiaire vordering. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op de gedeeltelijke toewijzing van de primaire vordering kan de subsidiaire vordering niet tot een andere beslissing leiden.
4.15.
Aangezien partijen met elkaar gehuwd zijn geweest en hun geschil uit die relatie voortvloeit, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt [gedaagde partij] om in het kader van de verkoop van de woning de vraagprijs (van € 950.000,00) met ingang van 1 oktober 2022 telkens per kwartaal te verlagen met een bedrag dat door zijn makelaar in redelijkheid zal worden geadviseerd, ervan uitgaande dat de woning op korte termijn dient te worden verkocht en een eventuele executoriale verkoop dient te worden voorkomen;
5.2.
gebiedt [gedaagde partij] om [eisende partij] op de hoogte te houden van het verkooptraject door haar afschriften te verstrekken van alle schriftelijke communicatie over de verkoop;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.