ECLI:NL:RBGEL:2022:3688

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _3914
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser A tegen het besluit van het UWV om zijn WIA-aanvraag af te wijzen. Eiser, die voorheen als onderhoudstimmerman werkte, had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen en zich op 28 februari 2019 ziek gemeld. Het UWV weigerde de WIA-uitkering op basis van een beoordeling die aangaf dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, namelijk 27,53%. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn medische situatie onvoldoende was onderkend, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld. Eiser had medische informatie ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt dat hij meer beperkt was dan vastgesteld. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV terecht had besloten dat eiser op 25 februari 2021 voor 27,53% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de artsen zorgvuldig waren opgesteld en aan de vereisten voldeden. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat zijn beperkingen ernstiger waren dan vastgesteld.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheidspercentage onder de 35% lag. De proceskosten van eiser werden niet vergoed, aangezien hij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/3914

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. L. Knoflíčková),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.S. Winkel).

Procesverloop

Met het besluit van 14 april 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid is.
Met het besluit van 15 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid blijft na de heroverweging minder dan 35%, namelijk 27,53%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teams-zitting van 27 juni 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1. Eiser werkte als onderhoudstimmerman voor gemiddeld 36,23 uur per week. Dit dienstverband is geëindigd. Het UWV heeft eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiser zich op 28 februari 2019 bij het UWV ziekgemeld, waarna eiser een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
2. Een arts [1] van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 25 februari 2021. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 77,77% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 22,23%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijkt af van de beoordeling door de arts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft meer beperkingen aangenomen en een gewijzigde FML opgesteld op 18 juni 2021. Naar aanleiding van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet alle eerder geduide functies kunnen handhaven. Wel bleken er voldoende geduide functies over om de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vast te stellen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 72,47% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek melde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 27,53%. Dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

4. Eiser meent dat het UWV geen weloverwogen besluit heeft genomen, waardoor de motivering ervan als onvoldoende en ondeugdelijk moet worden gekwalificeerd. Dit maakt dat in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel is gehandeld. Samengevat is eiser van mening dat de ernst van zijn medische situatie wordt onderschat en dat hij meer beperkt is. Eiser vindt dat hij specifiek meer beperkt is op zitten en zitten tijdens het werk. Eiser benoemt dat hij geen enkele houding lang kan aanhouden. Zijn dagen bestaan uit het constant afwisselen van zitten, staan en lopen, waarbij de klachten zich per dag anders kunnen manifesteren. Ook stelt eiser dat in zijn situatie een urenbeperking op energetische gronden in de rede ligt. Tevens meent eiser dat door zijn medische situatie bij hem geen sprake kan zijn van de beoogde benutbare mogelijkheden dan wel van de te leveren inspanning tot arbeid. Eiser heeft zijn standpunt onderbouwd met medische informatie van zijn behandelaars.
5. Verder stelt eiser dat bij de geduide functies onvoldoende rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn opgetekend. Eiser is dan ook van mening dat alle drie de functies ongeschikt zijn. Eiser vindt dat het UWV er onterecht op wijst dat uit eisers re-integratie zou blijken dat arbeid mogelijk was. De re-integratie is namelijk stopgezet wegens toegenomen klachten. Dit volgt volgens eiser tevens uit de eindrapportage praktijkassessment.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser per 25 februari 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 25 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 25 februari 2021 voor 27,53% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. De arts geeft aan dat zij geen nadere informatie heeft ingewonnen bij de curatieve sector, omdat de aard van de aandoening en de daarbij behorende beperkingen in voldoende mate duidelijk zijn om tot een verantwoord oordeel te komen. De arts heeft eiser op het spreekuur gezien en zowel lichamelijk als psychisch onderzocht. De arts beschrijft (onder andere) het dagverhaal, de klachten van eiser, de diagnose en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 18 juni 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van de behandelaar bestudeerd. Het betreft een brief van een orthopedisch chirurg van 24 maart 2014. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser gesproken op de hoorzitting. Na de hoorzitting heeft een medisch onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts. In verband met de wijzigingen van de belastbaarheid van eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een gewijzigde FML opgesteld op 18 juni 2021.
11
.Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat het, medisch gezien, geen nieuwe informatie betreft die ziet op de datum in geding, waardoor dit niet tot wijzigingen in de belastbaarheid dan wel de FML leidt.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in haar beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
13. De arts gaat uit van de diagnoses overige artrose, gonartrose links, artrose van de wervelkolom en status na schouderoperaties links (2013) en rechts (2015). De arts stelt dat er bij eiser geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. De arts benoemt dat wel sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks en objectief medisch gevolg van ziekte of gebrek. De arts geeft aan dat eiser artrose heeft in beide enkels, het kniegewricht en handen. Eiser is aangewezen op enkelsparend werk en hij kan niet over ongelijke ondergronden lopen. Daarnaast gelden in combinatie met de knieklachten beperkingen op het vlak van tillen en/of dragen, duwen en/of trekken, lopen, lopen tijdens het werk, trappenlopen, klimmen, staan, staan tijdens het werk, knielen en/of hurken en geknield en/of gehurkt actief zijn. Voor de handen geldt een beperking op het vlak van langdurig kracht zetten. Ook speelt chronische rugproblematiek. De arts benoemt dat het niet ondenkbaar is dat hier ook sprake is van artrose. Dit geeft beperkingen in de rugbelasting, waarvoor beperkingen worden gesteld op het vlak van zitten en zitten tijdens het werk. Daarnaast moet er voldoende afwisseling zijn met lopen en staan. Dit moet langer dan enkele minuten duren. Tevens is het frequent buigen en gebogen en/of getordeerd actief zijn beperkt. In combinatie met de enkel en knieklachten wordt ook een beperking aangenomen op het vlak van tillen en/of dragen. Voor de status na schouderoperatie beiderzijds in verband met een cuffruptuur wordt eiser licht beperkt geacht op werken boven schouderhoogte. Volgens de arts is er geen medische indicatie voor een urenbeperking conform de standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’. Eiser volgt geen intensieve (deeltijd) behandeling, er is geen verhoogde noodzaak tot recuperatie en er zijn geen psychische klachten waarvoor een urenbeperking op preventieve gronden is geïndiceerd. De arts stelt wel dat eiser is gebaat bij het behouden van zijn bioritme en dat hij ’s avonds niet kan werken. De verwachting is dat de belastbaarheid en de functionele mogelijkheden afhankelijk van de behandelopties nog enigszins kunnen verbeteren.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uiteengezet op welke punten zij tot een andere conclusie dan de arts komt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat eiser zijn linkerbeen nog steeds ontziet. Dit is zichtbaar aan de atrofie van de kuitspier. Staan en lopen zijn daarom meer beperkt geacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht eiser in staan en lopen tot twee tot drie uur in totaal belastbaar. Zitten is mogelijk als het niet gaat om een gedwongen zithouding en de mogelijkheid van verzitten en/of vertreden aanwezig is. Daarnaast wordt knielen en/of hurken meer beperkt geacht, omdat bij het lichamelijk onderzoek sprake lijkt van retropatellaire chondropathie. De hand- vingerfunctie is niet gestoord, want alle bewegingen zijn mogelijk. Wel zijn kracht zetten en langdurig repetitief werk beperkt. Voor de (fotosensitieve) epilepsie zijn repetitieve lichtflikkeringen beperkt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen medische reden voor een extra urenbeperking.
15. Eiser voert aan dat hij ernstiger beperkt is in zitten en zitten tijdens het werk. Eiser benoemt dat hij incidenteel een uur achtereen kan zitten. Op structureel niveau kan hij 30 tot 45 minuten zitten en daarna moet hij vertreden. Eiser geeft aan dat hij langer moet vertreden dan een paar minuten. Eiser benoemt dat hij heeft geprobeerd te re-integreren in zittend werk. Hij moest hier vier uur per dag zitten, maar hij heeft dit niet langer dan anderhalve week vol gehouden. Eiser benoemt dat zijn klachten verergerden en dat hij oxycodon moest innemen om de dag door te komen. Eiser geeft aan dat deze medicatie schadelijk is, omdat het zijn colitis ulcerosa verergert. Eiser heeft stukken van mei 2022 van zijn behandelend specialist overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij meer beperkt is.
16. Het UWV licht toe dat beide (verzekerings)artsen een lichamelijk en psychisch onderzoek hebben verricht. Ook is de informatie van de orthopedisch chirurg uit 2014 betrokken in de overwegingen. Het UWV geeft aan dat beide (verzekerings)artsen van mening zijn dat de lichte beperkingen voor zitten en zitten tijdens het werk recht doen aan de medische situatie van eiser. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierbij zorgvuldigheidshalve nog de toevoeging gedaan dat er geen sprake moet zijn van een gedwongen zithouding, zoals bijvoorbeeld pedaalbediening. De gemachtigde van het UWV heeft tijdens de zitting kenbaar gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat de medische informatie uit mei 2022 niet tot een wijziging leidt in de beperkingen van eiser. De conclusie van de specialist is discopathie artrose. Uit de overlegde informatie leidt de verzekeringsarts bezwaar en beroep af dat geen zenuwontsteking is gevonden. De slijtage in de rug is erkend en bekend bij het UWV en dit heeft ook geleid tot de hoeveelheid beperkingen in de FML. Medisch gezien betreffen de stukken geen nieuwe informatie die zien op de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet dan ook geen reden om meer beperkingen aan te nemen. Hierdoor wijzigt de FML niet.
17. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen. Zij is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende duidelijk heeft toegelicht dat uit de nieuwe medische informatie niet blijkt dat de beperkingen ernstiger zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing dat eiser op 25 februari 2021 meer beperkt is voor onder andere zitten en zitten tijdens het werk.
18. De rechtbank ziet geen reden voor het aannemen van een verdere urenbeperking. De arts heeft voldoende gemotiveerd waarom er geen indicatie voor een urenbeperking is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen medische reden gezien om daarvan af te wijken. Dat de gegeven urenbeperking niet ver genoeg gaat volgt ook niet uit de medische stukken die eiser heeft overgelegd.
De arbeidskundige beoordeling
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wijkt niet af van de conclusie van de arbeidsdeskundige. Aangezien de verzekeringsarts bezwaar en beroep een gewijzigde FML heeft opgesteld heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn schatting op deze gewijzigde FML gebaseerd. Dit maakt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet alle eerder geduide functies heeft kunnen handhaven. Op grond van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wel voldoende functies kunnen duiden die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (315120) Receptionist;
- (315133) Administratief medewerker;
- (315173) Telefonisch verkoper.
20. Eiser stelt dat bij de geduide functies onvoldoende rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn opgetekend. Eiser meent dat computerwerk ertoe dwingt om in een bepaalde houding te blijven zitten. Ook is er sprake van frequent gebruik van muis- en toetsenbord in de geduide functies. Dat terwijl de verzekeringsarts bezwaar en beroep een gedwongen zithouding en repetitieve handbewegingen heeft uitgesloten in haar rapport.
Eiser is van mening dat even vertreden niet voldoende is in functies waar ongeveer zeven uur per dag zittend wordt gewerkt. Ook is in de functie van receptionist de mogelijkheid tot vertreden afhankelijk van de gasten. Daarnaast kan eiser niet met computers werken. Eiser is dan ook van mening dat alle drie de functies ongeschikt zijn.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep benoemt in zijn rapport van 7 juli 2021 dat hij overleg heeft gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de geschiktheid van de geduide functies. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen beperkingen voor het gebruik van toetsenbord of muis aangenomen. In de overig geduide functies is geen sprake van langdurig aaneengesloten repetitieve bewegingen van beide handen. In de geduide functies gaat het om kort en niet voortdurend registeren. Ook vergt het werken met een toetsenbord en muis geen grote kracht.
22. Met betrekking tot het werken met computers stelt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het volgende. In de geduide functies worden geen speciale eisen gesteld aan werken met computers en programma’s. Eiser kan ingewerkt worden. Er zijn geen beperkingen vastgesteld in het aanleren van nieuwe vaardigheden. Ook is eiser, zoals onder rechtsoverweging 21 genoemd, niet beperkt voor het gebruik van toetsenbord of muis.
23. Het UWV benoemt dat er in de geduide functies van een overschrijding op het item zitten geen sprake is. In de functies receptionist en administratief medewerker hoeft niet langer dan 30 minuten achtereen te worden gezeten. Daarnaast kan er ruimschoots worden vertreden. Alleen in de functie van telefonisch verkoper staat aangegeven dat 60 minuten achtereen wordt gezeten waarbij wordt aangegeven dat er ook naar keuze af en toe staande mag worden gewerkt. Zeker indien er met een headset gewerkt wordt kan er naar eigen inzicht worden gezeten, gestaan en gelopen. Het UWV geeft aan dat gelet hierop bij de functies geen sprake is van een gedwongen zithouding. Daarnaast is extra aandacht besteed aan het afwisselen van zitten, lopen en staan hetgeen in alle functies, zoals blijkt uit de motivering in het resultaat functiebeoordeling, mogelijk is.
24. De rechtbank overweegt als volgt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Daarnaast heeft het UWV nadere toelichtingen gegeven. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de functies te vervullen.
25. Volgens eiser blijkt uit de eindrapportage van het praktijkassessment dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten. Eiser heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij tijdens het praktijkassessment dezelfde werkzaamheden heeft verricht als in de geduide functies voorkomen, maar hiertoe bleek hij niet in staat. Naar aanleiding hiervan overweegt de rechtbank dat zowel tijdens de zitting als uit de eindrapportage van het praktijkassessment naar voren komt dat eiser zijn uiterste best doet om mogelijkheden in arbeid te zoeken binnen zijn belastbaarheid. Dat de ervaring in de praktijk en de theoretische schatting hier niet altijd één op één samengaan is duidelijk voor de rechtbank. Niet moet uit het oog worden verloren dat het in het kader van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gaat om een theoretische schatting, waarbij is vastgesteld dat voor de schatting in aanmerking genomen functies in medisch en arbeidskundig opzicht passend zijn. In het systeem van de beoordeling volgens de Wet WIA kan uit de ervaringen van eiser in de praktijk niet de conclusie worden getrokken dat de geduide functies toch niet geschikt zijn.
26. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 25 februari 2021 met de middelste van deze functies 72,47% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als onderhoudstimmerman, zodat eiser voor de overige 27,53% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

27. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser per 25 februari 2021 terecht geweigerd, omdat eiser op die datum 27,53% arbeidsongeschikt is. Volgens de WIA bestaat geen recht op een WIA-uitkering bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%.
28. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier op 18 juli 2022.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden aan partijen op:
En zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 31 maart 2021 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.