ECLI:NL:RBGEL:2022:3641

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
9768832
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Licentievergoeding Buma en Sena; geschil over betaling van licentiebedragen en opzegging van licentieovereenkomsten

In deze zaak vorderen de eisers, de vereniging [eiser 1] en de stichting [eiser 2], betaling van licentievergoedingen door de gedaagde, die een café exploiteert. De eisers stellen dat de gedaagde in 2021 een factuur voor muziekgebruik niet heeft betaald, ondanks dat hij eerder licentieovereenkomsten had gesloten door betaling van eerdere facturen. De gedaagde betwist de overeenkomst en stelt dat zijn café gesloten is geweest vanwege coronamaatregelen en dat hij geen muziek meer afspeelt. De rechtbank oordeelt dat de licentieovereenkomsten tot stand zijn gekomen door de betaling van de facturen en dat de gedaagde de overeenkomsten niet schriftelijk heeft opgezegd, zoals vereist in de algemene voorwaarden. De rechtbank wijst de vordering van de eisers toe, met inachtneming van een creditnota die in mindering moet worden gebracht op de hoofdsommen. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de verschuldigde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9768832 \ CV EXPL 22-2198 \ 52770
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
1.
de vereniging [eiser 1]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gemachtigde De Best & Partners
2.
de stichting [eiser 2]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gemachtigde De Best & Partners
eisende partijen
tegen
[gedaagde]
wonende te Arnhem
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna [eiser 1] en [eiser 2] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 maart 2022 met productie;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met producties.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een café in [plaats] met de naam [naam café] .
2.2.
[eiser 1] heeft als enige organisatie in Nederland de toestemming als bedoeld in artikel 30a van de Auteurswet verkregen tot het als bedrijf zonder winstoogmerk bemiddelen inzake muziekauteursrecht.
2.3.
[eiser 2] is op grond van artikel 15 lid 1 van de Wet op de naburige rechten (WNR) aangewezen als rechtspersoon die exclusief is belast met de inning en de verdeling van de in artikel 7 WNR bedoelde vergoedingen.
2.4.
[eiser 1] heeft op 5 december 2018 een brief met als opschrift “Bewijs van Licentie” aan [gedaagde] gestuurd. Daarin staat onder meer:
U kunt ons aanbod tot het sluiten van deze overeenkomst aanvaarden door betaling van de prijs binnen 30 dagen na datum van bijbehorende factuur. Door die betaling treedt de overeenkomst met ingang van bovenstaande ingangsdatum in werking (…)
2.5.
[eiser 2] heeft op 5 december 2018 een brief met als opschrift “Bewijs van Muzieklicentie” toegestuurd. Daarin staat onder meer:
Middels dit schrijven sturen wij u, als muziekgebruiker, uw muzieklicentie toe.
(…)
Door middel van betaling van de bijgevoegde factuur, binnen de daarvoor gestelde termijn, voldoet u aan uw (wettelijke) verplichting en kunt u rechtmatig muziek ten gehore brengen. (…)
2.6.
Op de licentieovereenkomsten zijn de algemene voorwaarden van [eiser 1] en [eiser 2] van toepassing verklaard. In artikel 2 van de Algemene Voorwaarden Muziekgebruik van [eiser 1] staat:
2. De overeenkomst treedt in werking door tijdige betaling van het verschuldigde en vangt aan op in de overeenkomst vermelde ingangsdatum. Een overeenkomst voor onbepaalde tijd (doorlopende overeenkomst) wordt voortgezet tot de datum tegen welke deze door de muziekgebruiker of [eiser 1] wordt opgezegd. Opzegging dient schriftelijk te geschieden. Een overeenkomst voor onbepaalde tijd is te allen tijde opzegbaar met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar. Een overeenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege na het verstrijken van die tijd.
In artikel 5 en 6 van de Algemene Voorwaarden Algemene Licenties - individueel van [eiser 2] staat:
5. Door middel van betaling van de eerste factuur, welke is verzonden naar aanleiding van een opgave van muziekgebruik door de muziekgebruiker of naar aanleiding van een constatering van muziekgebruik door de in opdracht van [eiser 2] werkzame buitendienst Service Centrum voor Auteurs- en Naburige Rechten (hierna: SCAN) , gaat de muziekgebruiker een licentieovereenkomst aan met [eiser 2] voor het muziekgebruik zoals vermeld op de factuur. De licentieovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Voor elke vorm van muziekgebruik, gedefinieerd in artikel 2 is een aparte licentie vereist.
6. De licentieovereenkomst is per kalendermaand opzegbaar, met inachtneming van één kalendermaand en onder de reden van opzegging.
2.7.
[gedaagde] heeft de facturen van [eiser 1] en [eiser 2] van 5 december 2018 tijdig voldaan, net zoals de facturen over de jaren 2019 en 2020.
2.8.
Op 12 augustus 2021 is namens [eiser 1] en [eiser 2] een factuur gestuurd aan [gedaagde] voor het muziekgebruik over het jaar 2021 met een totaalbedrag van € 980,92. In die factuur zijn ook kortingsbedragen genoemd die vervallen als niet tijdig wordt betaald. Op diezelfde dag is ook een creditnota gestuurd voor een bedrag van € 408,73 (€ 182,15 voor [eiser 1] en € 226,58 voor [eiser 2] ) als compensatie voor de coronamaatregelen. Daarnaast heeft [eiser 2] ook op 12 augustus 2021 een factuur gestuurd voor een bedrag van € 39,65 voor een toeslag op de licentie. [gedaagde] heeft niet betaald.
2.9.
Na aanmaning is namens [eiser 1] en [eiser 2] op 5 oktober 2021 een nieuwe factuur gestuurd voor een totaalbedrag van € 858,23, bestaande uit het openstaande bedrag van € 572,19 en de vervallen kortingen. Diezelfde dag is ook een herinnering gestuurd voor de factuur van het bedrag van € 39,65.
2.10.
Op 10 december 2021 heeft de gemachtigde van [eiser 1] en [eiser 2] een brief gestuurd waarin [gedaagde] wordt gesommeerd om binnen zes dagen een bedrag van € 1.054,86 te betalen inclusief rente tot die dag en incassokosten. In deze brief staat de volgende opbouw van dit bedrag:
hoofdsom [eiser 1]
€ 564,62
hoofdsom [eiser 2]
€ 741,99
Rente per vandaag
€ 22,30 + P.M.
Buitengerechtelijke incassokosten
€ 134,68
-----------------------
Subtotaal
€ 1.463,59 + P.M.
waarop in mindering strekt
€ 408,73
-----------------------
Totaal verschuldigd in dit dossier
€ 1.054,86 + P.M.
Op 2 februari 2022 heeft de gemachtigde van [eiser 1] en [eiser 2] een brief gestuurd waarin wordt aangegeven dat een bedrag van € 1.068,06 openstaat en waarbij wordt verzocht om contact op te nemen om tot een regeling te komen.
2.11.
[gedaagde] heeft de bedragen niet betaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van in totaal € 1.072,71 te vermeerderen met rente en kosten. Deze vordering baseren zij primair op hun licentieovereenkomsten met [gedaagde] voor het mogen laten horen van muziek aan het publiek in zijn café [naam café] .
3.2.
[gedaagde] betwist dat hij een overeenkomst heeft gesloten met [eiser 1] en [eiser 2] , omdat hij daar nooit voor heeft getekend. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat zijn café al 2 of 2,5 jaar gesloten is vanwege de coronamaatregelen en hij door gezondheidsredenen niet in staat was om zijn café weer te openen. Volgens [gedaagde] heeft hij ook een paar keer (telefonisch) contact gehad met [eiser 1] en [eiser 2] over deze vordering en heeft hij tegen hen gezegd dat hij geen muziek meer afspeelt en deze rekening dus niet hoeft te betalen. Daarbij geeft hij aan dat hij deze rekening ook niet kan betalen, omdat hij geen inkomsten heeft.

4.De beoordeling

4.1.
Voor de totstandkoming van de licentieovereenkomsten beroepen [eiser 1] en [eiser 2] zich op hun brieven van 5 december 2018. Daarin hebben zij een aanbod gedaan tot het sluiten van een licentieovereenkomst met ingang van 1 augustus 2018 (zie hiervoor 2.4 en 2.5). [gedaagde] heeft het aanbod aanvaard door betaling van de facturen, zoals ook in de brieven staat beschreven. Op die wijze zijn de licentieovereenkomsten tot stand gekomen, ook al heeft [gedaagde] daar geen handtekening voor gezet.
4.2.
Volgens [gedaagde] hoeft hij de facturen voor 2021 niet te voldoen, omdat hij geen muziek meer heeft laten horen in zijn café. Dat zou hij ook aan [eiser 1] en [eiser 2] hebben laten weten. Volgens [eiser 1] en [eiser 2] moet [gedaagde] de facturen ook betalen als hij geen muziek heeft afgespeeld, omdat de licentieovereenkomst doorloopt zolang deze niet is opgezegd. Daarnaast voeren zij aan dat zij reeds een compensatie hebben gegeven in de vorm van een creditfactuur (zie hiervoor 2.8) in verband met de coronamaatregelen.
4.3.
Uit artikel 2 van de algemene voorwaarden van [eiser 1] volgt dat een opzegging schriftelijk gedaan moet worden (zie hiervoor 2.6). [eiser 1] heeft geen schriftelijke opzegging van [gedaagde] ontvangen. Uit de stukken volgt ook niet dat [gedaagde] de overeenkomst met [eiser 2] heeft opgezegd. [gedaagde] heeft een verklaring van een oud-medewerker overgelegd die verklaart dat het café van [gedaagde] in 2021 in de zomer beperkt open is geweest en vanaf september 2021 volledig is gesloten. Als [gedaagde] [eiser 2] heeft geïnformeerd over de sluiting van zijn café, wat door [eiser 2] wordt betwist, dan kan dat hooguit betrekking hebben op de periode na september 2021. Daarnaast verklaart de oud-medewerker dat [gedaagde] op 2 juni 2022 de sleutel van zijn café heeft ingeleverd bij de verhuurder.
4.4.
Omdat niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde] de licentieovereenkomsten met [eiser 1] en [eiser 2] in 2021 heeft opgezegd, is hij verplicht om de verschuldigde licentievergoeding over 2021 aan [eiser 1] en [eiser 2] te betalen. De door [eiser 1] en [eiser 2] gevorderde bedragen stemmen echter niet volledig overeen met de overgelegde facturen. Dat verschil heeft betrekking op de creditnota. Deze is van dezelfde datum als de oorspronkelijke factuur, maar is in de vordering pas na optelling en vermeerdering met rente en buitengerechtelijke incassokosten in mindering gebracht op de totale vordering. De gecrediteerde bedragen dienen echter in mindering te worden gebracht op de hoofdsommen van [eiser 1] en [eiser 2] . Op basis van de facturen is [gedaagde] aan [eiser 1] verschuldigd:
Factuur 12 augustus 2021
€ 437,15
Creditnota 12 augustus 2021
€ 182,15 (-)
---------------
Totaalbedrag 12 augustus 2021
€ 255,00
Vervallen korting 5 oktober 2021
€ 127,47 (+)
---------------
Totale hoofdsom [eiser 1]
€ 382,47
Op basis van de facturen is [gedaagde] aan [eiser 2] verschuldigd:
Factuur 12 augustus 2021
Factuur toeslag licentie
€ 543,77
€ 39,65 (+)
Creditnota 12 augustus 2021
€ 226,58 (-)
---------------
Totaalbedrag 12 augustus 2021
€ 356,84
Vervallen korting 5 oktober 2021
€ 158,57 (+)
---------------
Totale hoofdsom [eiser 2]
€ 515,41
4.5.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen “de wettelijke rente” vanaf datum dagvaarding over de door hen genoemde hoofdsommen. Daarnaast vorderen zij een bedrag aan vervallen rente tot en met 21 februari 2022. Dat laatste bedrag kan niet worden toegewezen, omdat deze rente, zoals hiervoor overwogen, is berekend over onjuiste (te hoge) hoofdsommen. De kantonrechter zal daarom de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toewijzen over de hiervoor in 4.4 genoemde hoofdsommen. Deze zal worden toegewezen vanaf de dag na de vervaldata van de genoemde facturen.
4.6.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen daarnaast buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat zij voldoende hebben gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7.
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de gevorderde proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 1] te betalen een bedrag van € 255,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 1] te betalen een bedrag van € 127,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 2] te betalen een bedrag van € 356,84, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 2] te betalen een bedrag van € 158,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 1] en [eiser 2] te betalen een bedrag van € 134,68 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser 1] en [eiser 2] begroot op € 112,30 aan dagvaardingskosten, € 322,00 aan griffierecht en € 248,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.7.
verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.P.M. Hennekens en in het openbaar uitgesproken op