ECLI:NL:RBGEL:2022:3601

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
05-145029-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair veroordeeld tot taakstraf wegens verstrekken en in bezit hebben van harddrugs

Op 4 juli 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1995, die als militair was aangeklaagd voor het verstrekken en in bezit hebben van harddrugs. De zaak kwam aan het licht na de aanhouding van twee verdachten op 19 juli 2019 in Meppel, die verdacht werden van het voorhanden hebben van cocaïne. De Koninklijke Marechaussee nam het onderzoek over, waarbij bleek dat meerdere militairen betrokken waren bij de handel in harddrugs. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen op 30 mei en 20 juni 2022 verklaard dat hij opzettelijk cocaïne aanwezig heeft gehad en deze heeft verstrekt aan anderen.

De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De bewezenverklaring omvatte twee feiten: het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 4,3 gram cocaïne en het meermalen opzettelijk verstrekken van cocaïne in de periode van 6 januari 2018 tot en met 19 juli 2019. De militaire kamer heeft de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn blanco strafblad en de persoonlijke omstandigheden die leidden tot zijn drugsgebruik, zoals het overlijden van vrienden en zijn ontslag bij Defensie.

De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren geëist, maar de militaire kamer oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte een forse taakstraf van 180 uren rechtvaardigden, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De uitspraak benadrukt de ernst van het handelen van de verdachte, vooral gezien zijn functie binnen de Koninklijke Landmacht, en de impact van drugsgebruik binnen de militaire gemeenschap.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/145029-20
Datum uitspraak : 4 juli 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. K.A. Krikke, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 mei 2022 en 20 juni 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juli 2019 te Meppel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ongeveer 4,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 06 januari 2018 tot en met 19 juli 2019 te Exloo en/of Havelte en/of Meppel en/of Groningen en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op 19 juli 2019 zijn twee verdachten door de politie in Meppel aangehouden op grond van de verdenking van het voorhanden hebben van cocaïne. Aangezien zij beiden militair bleken te zijn, nam de Koninklijke Marechaussee (hierna KMar) het onderzoek over. Hierop is er een onderzoek ingesteld naar de gegevens op de inbeslaggenomen mobiele telefoons van beide verdachten. Naar aanleiding van de resultaten hiervan is een breder onderzoek opgestart, waarbij meerdere militairen, waaronder verdachte, in beeld kwamen voor het voorhanden hebben dan wel verstrekken van harddrugs.
Ten aanzien van feit 1
Beoordeling door de militaire kamer
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het NFI-rapport van 1 oktober 2019, p. 22;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 23-24;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 27-28;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2022.
Ten aanzien van feit 2
Beoordeling door de militaire kamer
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 36-42;
- het proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2019, met bijlagen, p. 010-232;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks19 juli 2019 te Meppel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,3 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 06 januari 2018 tot en met 19 juli 2019 te Exloo en
/ofHavelte en
/ofMeppel en
/ofGroningen en
/ofLeeuwarden
, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,meermalen
, althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/ofverstrekt
en/of vervoerd, in elk geval
(telkens
)opzettelijk aanwezig heeft gehad
(een)hoeveelhe
(i)d
(en
)van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging is onder feit 1 vóór de woorden “ongeveer 4,3 gram” nagelaten te vermelden “opzettelijk aanwezig heeft gehad”. De militaire kamer herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het moment dat verdachte in verzekering is gesteld en het onderzoek ter terechtzitting en met het feit dat verdachte is ontslagen bij Defensie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de militaire kamer rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder zijn ontslag, zijn proceshouding, het blanco strafblad en de ouderdom van het feit. Ook moet meegewogen worden dat de directe aanleiding voor verdachtes drugsgebruik een uitzending naar Irak en het overlijden van twee vrienden waren, terwijl er geen hulptraject voor hem werd opgezet. De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat de eis van de officier van justitie buitensporig is en sterk gematigd dient te worden of deels aangevuld dient te worden met een voorwaardelijk deel.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft over een langere periode niet alleen harddrugs voorhanden gehad, maar deze bovendien verstrekt aan collega-militairen. Daarbij komt dat verdachte de spil in het onderzoek was. Hij heeft veelvuldiger contact gehad met anderen omtrent harddrugs, heeft vaker drugs verstrekt dan zijn medeverdachten en had ook een grotere hoeveelheid voorhanden. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs maatschappelijk gezien voor veel schade zorgen en de handel daarvan gaat vaak direct of indirect gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verdachte was ten tijde van het plegen van deze feiten in dienst bij de Koninklijke Landmacht had de rang van korporaal en was de rechterhand van de compagnie sergeant-majoor. Verdachte had daarom een voorbeeldfunctie en had hij drugsgebruik onder militairen vanwege zijn rang en functie juist tegen moeten gaan. Verdachte was daarnaast op de hoogte van het zerotolerancebeleid dat binnen Defensie geldt ten aanzien van drugs, maar heeft zich hier niets van aangetrokken. Met zijn handelen heeft verdachte het imago van zowel de Koninklijke Landmacht als van Defensie als geheel schade toegebracht.
De militaire kamer heeft bij de strafoplegging anderzijds rekening gehouden met het feit dat verdachte een blanco documentatie heeft. Daarnaast had verdachtes toevlucht tot het drugsgebruik een concrete aanleiding in de vorm van het overlijden van twee goede vrienden die tevens collega’s waren. Ook is hij ontslagen wegens wangedrag en was er sprake van het preventief hechten van verdachte, wat in beide gevallen voor verdachte voelde alsof hij al gestraft is. Verder is er veel tijd verstreken tussen de inverzekeringstelling en het onderzoek ter terechtzitting, waardoor de redelijke termijn in het geding is. Hier is door de officier van justitie in de strafeis al rekening mee gehouden, maar toch komt de militaire kamer tot een andere afdoening. De militaire kamer is namelijk van oordeel dat dealerindicaties ontbreken. De medeverdachten verstrekten de drugs binnen een vriendengroep of groep van collega’s aan elkaar, er werd geen winst op gemaakt en het verstrekken was van een te sporadische aard om van daadwerkelijk dealen te kunnen spreken. De militaire kamer acht gezien het voorgaande een forse taakstraf passend en geboden. De periode dat verdachte in verzekering heeft doorgebracht, zal van deze taakstraf worden afgetrokken.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafvan
180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter) en mr. Y.H.M. Marijs, rechters en Kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Taekema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Drenthe IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27ND/19-003599, gesloten op 7 november 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.