Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 1]’ en ‘
[eiser 2]’ en gezamenlijk ‘
[eisers]’ worden genoemd en gedaagde zal ‘
[gedaagde]’ worden genoemd.
1.De procedure
2.De feiten
[naam bedrijf]’). [naam bedrijf] heeft op 11 september 2009 een aannemingsovereenkomst gesloten met [naam bouwbedrijf] (hierna: ‘
[naam bouwbedrijf]’), uit hoofde waarvan [naam bouwbedrijf] zich heeft verplicht om voor [naam bedrijf] een pand voor een autobedrijf te bouwen en een garage.
[naam onderaannemer]’) gecontracteerd om (een deel van) het autobedrijf en de garage te bouwen.
3.Het geschil in de hoofdzaak
primaireen schadevergoeding van € 110.400,00 dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente en
subsidiaireen schadevergoeding op te maken bij staat;
4.De beoordeling in de hoofdzaak
5.De beoordeling in het vrijwaringsincident
[naam adviesbureau]’) in vrijwaring op te roepen. De vordering tot oproeping in vrijwaring is voorwaardelijk gedaan, te weten voor het geval de rechtbank het verweer van [gedaagde] dat [eisers] de verkeerde partij heeft gedagvaard, zou verwerpen. [eisers] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
6.De beoordeling in het incident ex artikel 118 Rv
extrapartij moet worden opgeroepen, maar om een rechtsverhouding waarin de
juistepartij moet worden opgeroepen. [eisers] zal daarom niet in staat worden gesteld om [naam onderaannemer] in de procedure te betrekken door oproeping in de zin van artikel 118 Rv.
7.De beslissing
17 augustus 2022voor het nemen van een conclusie van repliek door [eisers] ,