ECLI:NL:RBGEL:2022:3572

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
05/200866-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en bezit van harddrugs met gebruik van verdovende middelen

Op 21 juni 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere verkrachtingen en het bezit van harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan vier verkrachtingen, waarbij de slachtoffers onder invloed van GHB en andere verdovende middelen waren gebracht. De feiten vonden plaats tussen 10 juli 2020 en 19 december 2020 in Druten en Ede. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de slachtoffers had gedrogeerd door hen alcohol en drugs te geven, waardoor zij niet in staat waren om weerstand te bieden. De verdachte werd ook beschuldigd van het bezit van GHB, MDMA en cocaïne. De rechtbank achtte de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar vanwege een persoonlijkheidsstoornis, maar legde desondanks een gevangenisstraf van acht jaar op, evenals een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het langdurige effect op de slachtoffers, die psychologische schade hadden opgelopen door de daden van de verdachte. De rechtbank wees ook schadevergoedingen toe aan de slachtoffers voor de geleden schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/200866-21
Datum uitspraak : 21 juni 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1985] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. I. Stas, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 juli 2020 tot en met 19 december 2020 te Druten en/of te Ede, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , te weten
het likken en /of beffen van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
het likken en/of beffen van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
het likken van en/of zuigen aan de borsten en/of tepels van die [slachtoffer 2] en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis tegen de anus, althans tussen de billen van die
[slachtoffer 2] en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis tegen de anus, althans tussen de billen van die
[slachtoffer 3] ,
welk geweld en/of een andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk, die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] in een staat van bewusteloosheid of onmacht heeft gebracht door haar/hen een (aanzienlijke) hoeveelheid (sterke) alcoholische drank verstrekken en/of te laten drinken en/of verdovende middelen te verstrekken en/of te laten gebruiken en/of die [slachtoffer 1] naar een bed heeft gedragen en/of haar op een bed heeft gelegd en/of (vervolgens) de (onder)kleding van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en/of de string van die [slachtoffer 1] aan de kant heeft geschoven en/of misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn (fysieke) overwicht over de [slachtoffer 1] en/of meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] niet conform haar herhaaldelijke verzoek daartoe, naar huis heeft gebracht, toen zij aangaf zich niet lekker te voelen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] heeft opgetild en/of naar zijn slaapkamer heeft gebracht en/of op een bed heeft gelegd en/of de schoenen en/of de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en/of de bovenkleding van die [slachtoffer 2] naar boven heeft geschoven en/of de heupen en/of de benen van die [slachtoffer 2] omhoog heeft getrokken en/of misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn (fysieke) overwicht over die [slachtoffer 2] en/of
meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die Macnak en/of tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij, verdachte, niet dronken zou worden en/of nooit dronken werd en/of het hoofd van die [slachtoffer 3] naar achteren heeft getrokken en/of die [slachtoffer 3] gevraagd heeft of zij hem, verdachte, wilde pijpen en/of bij die [slachtoffer 3] in bed is gekropen en/of (vervolgens) zijn handen tussen haar benen heeft gebracht en/of
die [slachtoffer 3] op haar rug heeft gedraaid en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 3] is gaan liggen en/of misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn (fysieke) overwicht over die [slachtoffer 3] en/of meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 3] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 juli 2020 tot en met 19 december 2020 te Druten en/of te Ede, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde(n), dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar/hun geestvermogens leed/leden dat deze niet of onvolkomen in staat was/waren haar/hun wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , te weten het likken en /of beffen van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of het likken en/of beffen van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of het likken van en/of zuigen aan de borsten en/of tepels van die [slachtoffer 2] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis tegen de anus, althans tussen de billen van die [slachtoffer 2] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis tegen de anus, althans tussen de billen van die [slachtoffer 3] ;
2.
hij of omstreeks 22 maart 2016 te Druten, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4] , te weten het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 4] , welk geweld en/of een andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk, die [slachtoffer 4] bij de arm(en) heeft gepakt en/of (vervolgens) de trap naar boven op heeft getrokken/gesleurd en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] in de slaapkamer op het bed heeft geduwd/gegooid en/of (vervolgens) de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 4] naar beneden heeft getrokken en/of die [slachtoffer 4] naar zich toe heeft getrokken en/of misbruik/gebruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat die [slachtoffer 4] als stagiair en hem, verdachte, als stagebegeleider had en/of misbruik/gebruik heeft gemaakt van fysieke overwicht over die [slachtoffer 4] en/of meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 4] ;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 13 januari 2017 en 14 januari 2017 te Druten, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5] , te weten het kussen op de mond van die [slachtoffer 5] en/of het vastpakken van en/of kneden in en/of betasten van de blote borst(en) van die [slachtoffer 5] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis tussen de billen van die [slachtoffer 5] en/of het brengen/duwen/bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 5] , welk geweld en/of een andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk, die [slachtoffer 5] in een staat van bewusteloosheid of onmacht heeft gebracht door haar één of meerdere drankjes (thee en/of limonade) verstrekken en/of te laten drinken, waaraan GHB en/of een andersoortig kalmerend/drogerend/verdovend middel was toegevoegd en/of die [slachtoffer 5] heeft omgedraaid op haar andere zijde en/of op haar rug en/of bovenop die [slachtoffer 5] heeft gelegen en/of de trui van die [slachtoffer 5] omhoog heeft gedaan en/of de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer 5] heeft uitgetrokken en/of de menstruatiecup die [slachtoffer 5] , vanwege haar ongesteldheid in haar vagina droeg, uit de vagina van die [slachtoffer 5] heeft verwijderd en/of die [slachtoffer 5] de woorden heeft toegevoegd: “ik wil met je vrijen”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of meerdere malen voorbij is gegaan aan de mededelingen van de [slachtoffer 5] dat zij zich niet goed en/of misselijk voelde en/of meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 5] en/of misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn (fysieke) overwicht over die [slachtoffer 5] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 januari 2017 en 14 januari 2017
te Druten en/of te Ede, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 5] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde(n), dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar/hun geestvermogens leed/leden dat deze niet of onvolkomen in staat was/waren haar/hun wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5] , te weten het kussen op de mond van die [slachtoffer 5] en/of het vastpakken van en/of kneden in en/of betasten van de blote borst(en) van die [slachtoffer 5] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis tussen de billen van die [slachtoffer 5] en/of het brengen/duwen/bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 5] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 13 januari 2017 en 14 januari 20217 te Druten, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 5] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 5] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het kussen op de mond van die [slachtoffer 5] en/of het vastpakken van en/of kneden in en/of betasten van de blote borst(en) van die [slachtoffer 5] en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis tussen de billen van die [slachtoffer 5] en/of het brengen/leggen van de hand(en) van die [slachtoffer 5] naar/op zijn, verdachtes, penis, althans het door die [slachtoffer 5] laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of het betasten van de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 5] ;
4.
hij op of omstreeks 26 juli 2021 te Druten, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, diverse verpakkingen met in totaal een hoeveelheid van ongeveer 477,3 milliliter GHB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB en/of in totaal een hoeveelheid van ongeveer 54 pillen XTC/MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of in totaal een hoeveelheid van ongeveer 0,15 gram Cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Cocaïne, zijnde Cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank heeft de achternaam van de in feit 3 genoemde aangeefster (in alle varianten) gewijzigd in haar voornaam [slachtoffer 5] . Dit gelet op een verzoek van aangeefster haar achternaam niet te gebruiken. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie (feit 3)

De standpunten
Door de raadsvrouw is bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging inzake het tenlastegelegde onder feit 3, nu dit feit - blijkens de brief van 23 april 2018 van de advocaat generaal in de artikel 12 Sv procedure - is geseponeerd en er nadien geen nieuwe concrete feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen in deze zaak.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat die nieuwe feiten en omstandigheden wel degelijk naar voren zijn gekomen. Zo zijn er bij verdachte in de woning drugs aangetroffen en is er onderzoek gedaan naar zijn telefoon en laptop. Uit dit onderzoek volgt onder meer dat verdachte op de datum waarop het feit zou zijn gepleegd op internet heeft gezocht naar hoe lang GHB zichtbaar blijft in het bloed.
Beoordeling door de rechtbank
Uit zowel het proces-verbaal van politie als de door de verdediging aangehaalde brief van de advocaat-generaal volgt dat de zaak zoals tenlastegelegd onder feit 3 inderdaad in eerste instantie is geseponeerd door het Openbaar Ministerie.
In het dossier blijkt evenwel dat nadien sprake was van nieuwe bezwaren. Zo zijn na de sepotbeslissing drie nieuwe aangiftes van verkrachting tegen verdachte gedaan door [slachtoffer 2] (10 juli 2020), [slachtoffer 1] (5 januari 2021) en [slachtoffer 3] (11 maart 2021) en is uit het naar aanleiding van deze aangiftes opgestarte opsporingsonderzoek naar voren gekomen dat verdachte GHB in huis had en hij op de ochtend nadat [slachtoffer 5] bij hem is geweest op internet heeft gezocht naar de aantoonbaarheid van GHB in bloed. De officier van justitie mocht gelet op deze nieuwe bezwaren ingevolge artikel 255 lid 1 Sv tot een (nieuwe) vervolging overgaan.
De rechtbank zal vervolgens de vraag beantwoorden of er naast het vereiste van nieuwe bezwaren nog aanvullende vereisten golden voordat de officier van justitie kon besluiten een (nieuwe) vervolging in te stellen / verdachte te dagvaarden voor dit feit.
Aan de uit artikel 255 lid 3 Sv voortvloeiende voorwaarde dat sprake moet zijn geweest van een ter zake van de nieuwe bezwaren ingesteld opsporingsonderzoek is voldaan. Verdachte is immers op 26 oktober 2021 als verdachte gehoord over de aangifte van [slachtoffer 5] .
Dat voorafgaand aan het (nieuwe) opsporingsonderzoek met betrekking tot dit feit door de rechter-commissaris een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 255 lid 4 Sv, is de rechtbank evenwel niet gebleken. De rechtbank zal er daarom vanuit gaan dat deze machtiging niet is verleend. Dit is een onherstelbaar vormverzuim.
Het betreft echter geen vormverzuim dat zal leiden tot enige sanctie als bedoeld in artikel 259a WvSv.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt immers dat indien de feitenrechter tot het oordeel komt dat, gegeven de omstandigheden, de verdachte niet lichtvaardig ter terechtzitting is gedagvaard, zodat aan de strekking van artikel 255 lid 3 Sv niet is tekortgedaan, het geconstateerde verzuim zonder gevolg kan blijven. Vanwege het bestaan van nieuwe bezwaren waarover verdachte is gehoord, is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet lichtvaardig is vervolgd en derhalve dat het verzuim zonder gevolg kan blijven.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
3.1
Vrijspraak (feit 2)
Aan verdachte is onder feit 2 tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 22 maart 2016 [slachtoffer 4] zou hebben verkracht.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Hoewel de rechtbank op voorhand geen reden heeft om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 4] , bevat het dossier onvoldoende steunbewijs ten aanzien van de ten laste gelegde seksuele handelingen. [slachtoffer 4] is, nu verdachte ontkent, de enige die hierover verklaart. De rechtbank is daarom met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 tenlastegelegde verkrachting. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
3.2
Ten aanzien van feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van dit feit en verdachte heeft de aanwezigheid van de verdovende middelen in zijn woning erkend.
Beoordeling door de rechtbank
Op 26 juli 2021 werd de woning van verdachte aan de [adres 2] door de politie doorzocht. Tijdens de doorzoeking werden diverse soorten verdovende middelen aangetroffen, waaronder een gripzak met gele pillen en een ponypack met wit poeder. Ook werden een fles Pellegrino, een injectiespuit, 2 potjes, 3 cupjes en een buisje met daarin transparante vloeistof aangetroffen. [2] De injectiespuit en het buisje werden aangetroffen in een grijze korte broek op de slaapkamer van verdachte en in een zwarte leren jas aan een kapstok in de gang. [3] De politie heeft onderzoek gedaan naar de voornoemde middelen. Hieruit volgde dat het ging om in totaal 54 pillen bevattende MDMA/XTC, 0,15 gram cocaïne en 477,3 milliliter GHB. [4] Dat de verdovende middelen MDMA/XTC, cocaïne en GHB bevatten, wordt bevestigd in het onderzoek van het NFI. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de verdovende middelen aanwezig had in zijn woning. [6]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de verdovende middelen zoals tenlastegelegd onder feit 4 aanwezig heeft gehad op 26 juli 2021 in Druten.
3.3
Ten aanzien van de feiten 1 en 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 en 3 wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat telkens sprake is van één bron waarop het bewijs is gebaseerd, namelijk (steeds)(enkel) de verklaring van de aangeefster. Verdachte ontkent daarbij dat sprake is geweest van dwang, nu het seksuele contact tussen verdachte en de verschillende aangeefsters telkens met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 bevinden zich in het dossier verklaringen van vier verschillende vrouwen dat verdachte seksuele handelingen met hen heeft verricht, terwijl zij dit niet wilden. De rechtbank dient te beoordelen of deze verklaringen geloofwaardig zijn en in voldoende mate ondersteund worden door ander bewijs.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft het volgende verklaard.
Op 10 juli 2020 was zij bij verdachte thuis aan de [adres 2] . Zij verklaarde dat verdachte drankjes had gemaakt. Ze luisteren muziek, dronken cocktails en shotjes. Op enig moment voelde zij zich niet lekker. Ze voelde zich duizelig, zweverig, haar lichaam voelde zwaar en ze was misselijk. Ze zei tegen verdachte dat ze naar huis wilde, maar hij tilde haar op en bracht haar naar de slaapkamer. Onderweg zei ze nog een keer tegen hem dat zij naar huis wilde. Toen zij op bed lag, voelde zij dat hij haar schoenen en broek uittrok. Hij deed haar bovenkleding omhoog en begon bij haar borsten. Hij zoog met zijn mond aan haar tepels. Daarna ging hij naar beneden en heeft haar gebeft.. Haar onderbroek was toen ook uit. Vervolgens had hij geslachtsgemeenschap met haar door zijn penis in haar vagina te brengen. Hij praatte ondertussen tegen haar. Ze probeerde terug te praten, maar dit ging niet. Ze voelde zichzelf zwak en lag als een zoutzak. Ze verklaarde dat hij het ook nog anaal heeft geprobeerd. Hij trok haar omhoog, pakte haar bij haar heupen dat deed haar kont en benen iets omhoog. Het deed pijn en ze verkrampte een beetje. Hierop deed verdachte hem weer in haar vagina en hij kwam klaar op haar buik. Ze lag nog steeds met haar ogen dicht op bed. Toen ze haar ogen open deed was verdachte al aangekleed. Ze verklaarde dat ze is weggegaan en dat ze kwaad en overstuur was. [7]
Getuige [getuige 1] , de beste vriend van [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat [slachtoffer 2] hem meteen belde toen ze weg was bij verdachte. [getuige 1] verklaarde dat hij haar niet kon verstaan en haar alleen maar hoorde huilen en snikken. [slachtoffer 2] vertelde hem dat zij seksueel was misbruikt. Hij verklaarde verder dat [slachtoffer 2] vertragend klonk in haar stem, alsof het haar eigen stem niet was. Later vertelde [slachtoffer 2] hem dat zij zich niet kon bewegen. [8]
Getuige [getuige 2] , de moeder van [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat zij [slachtoffer 2] ophaalde.
[slachtoffer 2] zat op de stoeprand. [getuige 2] verklaarde dat zij even moest wachten, omdat [slachtoffer 2] moeite had met opstaan. In de auto naar het ziekenhuis vertelde [slachtoffer 2] aan haar dat zij zich niet goed voelde en niks meer kon. Ze vertelde dat ze lam was geweest en bang en dat zij alleen maar kon zeggen dat ze naar huis wilde. Verdachte had haar toen opgepakt en in bed gezet. Hij had haar uitgekleed, haar gedaan en hij was klaargekomen op haar buik. [getuige 2] verklaarde dat [slachtoffer 2] overstuur was toen ze haar ophaalde. Ze huilde en kon moeilijk uit haar woorden komen. Eenmaal thuis was ze ingekacheld. Ze was ineens sloom en moe. Haar spraak werd ook wat moeilijk. [9]
De urine van aangeefster is onderzocht door het NFI. De urine is op 10 juli 2020 tussen 04.00 en 05.45 uur veiliggesteld. GHB is tot ongeveer twaalf uren na inname aantoonbaar in de urine. In de urine is GHB gemeten in een concentratie van 350mg/l. Dit wijst op een inname of toediening van een werkzame dosis GHB of GHB vormende stof. Het NFI concludeert op grond van deze resultaten dat [slachtoffer 2] ten tijde van het delict waarschijnlijk onder invloed was van GHB, dat dempende effecten heeft op het centrale zenuwstelsel, zoals sufheid of zelfs bewustzijnsverlies. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer 2] , waarbij hij zijn penis in haar vagina heeft gebracht. De drankjes die zij gedronken hebben die avond waren van hem. [11] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij gebruik maakt van een [merk mobiel] met het telefoonnummer [telefoonnummer] . [12]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] . Daaruit volt dat verdachte - onder meer - de volgende gesprekken via WhatsApp heeft gehad met ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’:
Op 22 augustus 2020:
“ [naam 2] :
Had nog gepolst of ze een keer mdma wil gebruiken
[verdachte] (owner):
En?
[naam 2] :
Nee...echt niet
[verdachte] (owner):
Haha
[verdachte] (owner):
Keer dronken voeren”.
Op 23 augustus 2020:
“ [naam 1] :
Kont goed. Ze is een beetje over de zeik even. Lul ik wel recht
[verdachte] (owner):
Ze heeft toch een leuke avond gehad
[naam 1] :
Ja dat wel maar ze heeft wel door dat er iets in d'r drankje zat
[naam 1] :
Gooi het wel op absint
[verdachte] (owner):
Blijven ontkennen”.
Op 24 oktober 2020:
“ [verdachte] (owner):
Maar toen probeerde [naam 1] urn ook in die kleine te steken
[verdachte] (owner):
Maar dat vond ze niet oké.
[verdachte] (owner):
En toen was de sfeer verpest
[naam 2] :
Komen ze nog een keer terug
[naam 2] :
Weer [naam 1] he!!
[naam 2] :
(knipoog emoticon)
[verdachte] (owner):
Ja
[verdachte] (owner):
En ik beide
[verdachte] (owner):
En vanmorgen ik die kleine nog een keer
[naam 2] :
Ok, ze zijn gebleven
[verdachte] (owner):
Ja
[naam 2] :
En ze hadden niks gebruijt
[verdachte] (owner):
Niet bewust (duivel emoticon)”. [13]
Getuige [getuige 3] , de neef van verdachte, heeft verklaard dat verdachte GHB in huis had. Verdachte vertelde aan getuige dat hij weleens wat samen met scharrels door het drankje deed, omdat de seks dan beter was. Verdachte vertelde aan hem dat hij dit dan met een spuitje in een glas deed. [14]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft in een aanvullend verhoor verklaard dat ze geen drugs gebruikt. Ze verklaart dat ze niets wist van de inname van de GHB op de bewuste avond. [15]
Tussenconclusie
Verdachte bevestigt dat hij in de betreffende nacht seks, waaronder geslachtsgemeenschap, heeft gehad met [slachtoffer 2] , maar ontkent dat hij hieraan voorafgaand GHB (of iets anders) in haar drinken heeft gedaan. Volgens verdachte was sprake van seks met wederzijds goedvinden. De rechtbank is echter van oordeel dat [slachtoffer 2] consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de gebeurtenissen op 10 juli 2020. Het dossier biedt bovendien op dragende en essentiële onderdelen voldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 2] , dat de seks niet met wederzijds goedvinden was. Daartoe acht de rechtbank van belang dat [slachtoffer 2] direct na het voorval aan haar beste vriend en moeder heeft verteld dat zij seksueel misbruikt was door verdachte en dat zij daarbij emotioneel en overstuur was. De getuigen merkten verder op dat [slachtoffer 2] sloom was en vertraagd sprak. [slachtoffer 2] zelf verklaarde dat zij - onder andere - duizelig en misselijk was en dat zij niet in staat was te reageren op wat verdachte tegen haar zei. Deze sufheid en het verminderde bewustzijn kunnen volgens het NFI-rapport worden verklaard door de aanwezigheid van GHB in het lichaam van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] geeft aan dat zij de GHB niet zelf heeft ingenomen. Gelet op het korte tijdsbestek waarin GHB aantoonbaar is in de urine, het feit dat [slachtoffer 2] de avond bij verdachte heeft doorgebracht, het feit dat verdachte de drankjes maakte en [slachtoffer 2] beschrijft dat zij zich daarna niet lekker voelde, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat verdachte de GHB aan het drinken van [slachtoffer 2] heeft toegevoegd. Verdachte heeft [slachtoffer 2] daarmee in een toestand van onmacht en/of bewusteloosheid gebracht, waarna hij seks met haar heeft gehad. Het verweer dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden met wederzijds goedvinden, wordt hiermee verworpen. De rechtbank acht verder van belang dat uit de hiervoor vermelde WhatsApp gesprekken het beeld ontstaat dat verdachte vaker drugs combineert met seksueel contact, waarbij de betrokken vrouwen zich er mogelijk niet altijd bewust van zijn dat zij drugs gebruikt hebben. Uit de verklaring van de neef van verdachte blijkt eveneens dat verdachte GHB gebruikt in zijn seksleven. Onder feit 4 is bovendien vastgesteld dat verdachte GHB in zijn woning aanwezig had en dat hij kleine hoeveelheden hiervan in een injectiespuit en een buisje in zijn kleding had zitten.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 juli 2020 in Druten seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer 2] , terwijl zij door hem onder invloed was gebracht van een of meerdere stoffen, waaronder GHB.
Aangiftes [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1]
Naast de aangifte van [slachtoffer 2] , bevinden zich in het dossier nog drie aangiftes van verkrachting door verdachte. De rechtbank zal deze aangiftes gezamenlijk bespreken, nu gebleken is dat deze sterke overeenkomsten met elkaar vertonen.
De aangeefsters hebben – kort samengevat – het volgende verklaard.
Op 14 januari 2017 reed [slachtoffer 5] met verdachte vanuit Amsterdam mee naar zijn woning in Druten. Zij verklaarde dat de thee en limonade die zij van verdachte kreeg ORS-achtig smaakte. Het deed haar denken aan limonade met zout erin, zoals die in India werd gedronken als het warm was. Daarna kreeg zij het ijskoud. Ze verklaarde dat zij en verdachte in bed tegen elkaar aan lagen en dat zij niet meer wist hoe zij in bed terechtgekomen waren. Ze wilde zich omdraaien, maar kon dit niet. Ze voelde zich slap. Ze was misselijk en het voelde alsof zij moest overgeven. Zij herinnerde zich ook dat ze in de gang op haar hurken zat en niet overeind kon komen. Ook tilde verdachte haar op in de slaapkamer. Later begon verdachte haar te zoenen op haar mond. Ze zei diverse malen tegen verdachte: ‘blijf eens van mij af en ga eens weg’, maar hij bleef haar zoenen. Zij verklaarde dat hij zijn hand onder haar trui deed en aan haar blote borst zat. Hij kneedde haar borst een beetje. Hij trok haar broek en onderbroek naar beneden. Zij verklaarde dat ze dit niet wilde. Ze voelde zijn vingers in haar vagina en hij trok aan de menstruatiecup die zij droeg, waardoor deze eruit ging. Verdachte zei tegen haar dat hij met haar wilde vrijen, waarop ze zei dat ze dit niet wilde. Ze voelde dat hij bovenop haar lag. Hij deed iedere keer zijn vingers in haar vagina. Zij heeft ook zijn geslachtsdeel tussen haar blote billen gevoeld. Toen zij wakker werd en naar de wc ging, zat de cup niet meer in haar vagina. Verdachte stond bij de linkerkant van het bed en had de cup ineens gevonden toen zij hiernaar vroeg. Ze heeft heel vaak tegen verdachte gezegd dat ze zich niet goed voelde. Zij verklaarde dat het leek alsof ze af en toe in slaap viel. [16]
Op 16 november 2020 sprak aangeefster [slachtoffer 3] om 13.00 uur met verdachte af bij haar thuis in Ede. Zij verklaarde dat zij dacht dat hij iets in haar drinken had gegooid. Zij had sterk het vermoeden dat het Rohypnol was, omdat zij daarna meerdere uren kwijt was. Zij verklaarde dat verdachte drie flessen had meegenomen met daarin tonic, gin en wodka. Verdachte zei voordat hij langs kwam nog dat hij niet dronken werd. Hij schonk twee drankjes voor haar in. Even daarna kwam zij in een spraakwaterval en wist zij niet meer waar zij het over had. Vervolgens kon zij zich alleen nog flarden herinneren. Het licht ging meerdere keren uit. Ze herinnerde zich dat zij is uitgegleden op de trap naar boven. Zij weet nog dat zij in bed lag en dat haar hoofd zei ‘nee’, maar haar lijf en mond deden niet mee. Verdachte lag links naast haar en zat aan haar. Hij probeerde in haar te komen, maar zij duwde hem weg. Hij zat met zijn handen tussen haar benen en probeerde met zijn vingers in haar vagina te komen. Zij verklaarde dat zij geslachtsgemeenschap hebben gehad en dat zij op één moment helderder was en ‘nee’ had gezegd. Hij heeft ook geprobeerd om anaal binnen te dringen bij haar. Toen zij bijkwam voelde zij pijn aan haar kont. Zij verklaarde dat ze niet rechtop kon zitten en dat verdachte haar op haar rug rolde en op haar had gelegen. Zij werd uren later naakt wakker in haar bed. Haar zoon vond haar. Zij verklaarde dat zij die dag ongesteld was en dat zij dan normaal gesproken nooit seks heeft. Toen zij later haar bed opensloeg, zag zij overal bloed. In de badkamer lag een handdoek die ook onder het bloed zat. Ze herinnert zich nog dat verdachte haar achterover trok en haar begon te zoenen. Het staat haar verder nog vaag bij dat verdachte toen zij nog in de woonkamer waren wilde dat zij hem zou pijpen. [17]
In de nacht van 18 op 19 december 2020 was aangeefster [slachtoffer 1] bij verdachte thuis in Druten. Zij verklaarde dat verdachte drank in huis had. Zij dronken wat wijntjes en een tequila shotje. Ook nam zij de helft van een geel pilletje. Verdachte bood haar nog een shotje aan. Zij vond dat het naar drop smaakte en het was zout. Zij verklaarde dat ze op de bank gingen zitten. Dat was het laatste wat zij nog wist Zij verklaarde dat zij het vreemd vond dat zij niks meer wist en niet meer kon bepalen wat zij wilde, terwijl verdachte nog van alles kon doen om haar te helpen. Ze verklaarde dat zij niet wist hoe zij in het bed was gekomen. Toen [slachtoffer 1] in de ochtend wakker werd zag zij voor zich dat zij verdachte wegduwde en zei: ‘ik wil dit niet’. Zij zag voor zich dat verdachte naakt voor haar zat en voelde stoten. Zij voelde druk bij haar schede, onder bij haar bekken en benen. Zij verklaarde dat zij wakker werd van geduw tegen zich aan, dat zij verdachte aankeek en hem van zich af duwde. Hij zat met zijn penis in haar vagina. Verdachte vertelde haar dat hij dat hij haar naar bed had gedragen en dat hij haar kots had opgeruimd. Verdachte vertelde ook aan haar dat hij haar gebeft en gevingerd had en dat hij haar string aan de kant had geschoven. [slachtoffer 1] verklaarde dat zij haar bovenkleding zelf had uitgetrokken vanwege de warmte, maar dat haar onderkleding nooit uit was geweest. [18]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 5] vanuit Amsterdam met hem mee naar huis was gereden. Ze hebben gezoend en geknuffeld. Ten aanzien van [slachtoffer 3] heeft verdachte verklaard dat hij om 13.00 uur bij haar thuis kwam en dat hij drank had meegenomen. Zij luisterden muziek, waarna het steeds verder ging. Uiteindelijk zijn zij naar boven gegaan. Verdachte verklaarde verder dat hij [slachtoffer 1] een heel klein stukje heeft gepenetreerd. Bij de politie verklaarde verdachte dat ze gezoend hebben en dat hij haar heeft gebeft. [19]
Modus operandi en schakelbewijs
Uit de verklaringen van aangeefsters volgt naar het oordeel van de rechtbank een specifieke modus operandi, die overeenkomt met hetgeen eerder is vastgesteld ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 2] .
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen aangiftes van slachtoffers als schakelbewijs in de zaak van één van de andere slachtoffers worden gebruikt als sprake is van een specifieke modus operandi, die in de onderscheiden gevallen in overwegende mate overeenkomt. Het moet dan gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt dat het in het onderhavige geval verklaringen betreft van vrouwen die met verdachte afspreken in de privésfeer: bij verdachte thuis of - in het geval van [slachtoffer 3] - bij aangeefster thuis. In alle gevallen hebben aangeefsters een eerste gesprek met de politie gehad, zonder dat zij op de hoogte waren van de inhoud van elkaars verklaringen. Hun verklaringen kunnen daardoor als onafhankelijk van elkaar afgelegd worden aangemerkt. De verklaringen zijn bovendien voldoende consistent en gedetailleerd. Hierbij merkt de rechtbank op dat de vrouwen meerdere keren zijn gehoord, waarbij zij telkens hun eerdere verklaring(en) hebben bevestigd. Er is geen enkele indicatie in het dossier te vinden dat deze slachtoffers/getuigen indirect door de politie in de verhoren zouden zijn beïnvloed. Van belang is dat de verklaringen op essentiële punten met elkaar overeenkomen. Alle vrouwen verklaren dat verdachte drank voor hen heeft ingeschonken. Vervolgens verklaren zij dat zij zich kort na het drinken van die drankjes, die volgens [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] zout smaakten, slecht begonnen te voelen en dat zij zich niet konden bewegen en/of niet (verbaal) konden reageren. Zij konden zich slechts flarden herinneren van de gebeurtenissen die volgden. Gelet op de overeenkomsten in hun verklaringen, acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat al deze aangeefsters enkel in die staat zijn gekomen door alcoholgebruik. Het effect was bij alle vrouwen hetzelfde: drinken, kort daarna onwel worden en/of het bewustzijn verliezen en zich daarna niets of weinig meer kunnen herinneren.
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangeefsters onderling consistent zijn. De rechtbank herkent hierin bovendien duidelijk een specifieke modus operandi. De rechtbank neemt de verklaringen van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en ook [slachtoffer 2] daarom als uitgangspunt en gebruikt deze als schakelbewijs. Op basis van deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte - net als bij [slachtoffer 2] - seksueel is binnengedrongen bij aangeefsters [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] , terwijl zij onder invloed waren van een of meerdere stoffen, naar alle waarschijnlijkheid in ieder geval ook GHB. Dit laatste baseert de rechtbank op de eerdere conclusie dat GHB is aangetroffen in de urine van [slachtoffer 2] en in de kleding en woning van verdachte. Daarbij verklaren [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] dat hun drankjes zout smaakten. Feit van algemene bekendheid is dat GHB zout smaakt.
Steunbewijs
Voor enkele onderdelen uit de tenlastelegging (onder feit 1 en 3) heeft de rechtbank aanvullend steunbewijs aangetroffen in het dossier. Deze zal zij hierna per aangeefster afzonderlijk bespreken.
Ten aanzien van [slachtoffer 5]
De politie heeft allereerst de laptop van verdachte uitgelezen en trof daarop een back-up aan van het geheugen van de telefoon van verdachte met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Verbalisant [verbalisant 1] zag dat op 14 januari 2017 om 08:36:08 uur het volgende werd gegoogeld via de telefoon: ‘ghb in bloed aantoonbaar’.
Vervolgens zag verbalisant dat de telefoon om 08:36:10 werd gebruikt om de volgende link te bezoeken:
‘Titel: Hoe lang is GHB zichtbaar? | Jellinek | GHB in het lichaam
Url: https://www.jellinek.nl/informatie-over-alcohol-drugs/ghb/basisinfo-ov
er-ghb/hoe-lang-is-ghb-zichtbaar/’. [20]
Op 14 januari 2017 om 08:40:38 uur – vier minuten nadat verdachte de voornoemde zoekslag had gemaakt - stuurde verdachte vervolgens het volgende bericht naar [slachtoffer 5] :
‘Klote dat je je slecht voelde.’ [21]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte in de ochtend na het incident heeft opgezocht hoe lang GHB zichtbaar was in het bloed. Bovendien was verdachte er blijkens het bericht dat hij daarna stuurde van op de hoogte dat [slachtoffer 5] zich niet lekker voelde die nacht. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte bang was dat iemand anders al eerder op de avond iets in de drank van [slachtoffer 5] had gedaan, waarvan hij mogelijk de schuld zou kunnen krijgen. In het licht van de eerder beschreven modus operandi en alle omstandigheden, acht de rechtbank dit onaannemelijk.
De verklaring van [slachtoffer 5] dat verdachte haar menstruatiecup eruit heeft gehaald en met zijn vingers in haar vagina is geweest vindt verder steun in het onderstaande WhatsAppgesprek tussen [slachtoffer 5] en verdachte, enkele dagen na het incident.
Op 16 januari 2017 om 18:41 uur stuurde [slachtoffer 5] het volgende bericht naar verdachte:
‘je ging wel heel ver. Cup eruit trekken’.
Verdachte reageerde daarop om 18:42 uur het volgende:
‘ja omdat je wel genoot van het handwerk ja’. [22]
Ten aanzien van [slachtoffer 3]
Getuige [getuige 4] , de zoon van [slachtoffer 3] , heeft verklaard dat hij zijn moeder zag liggen op bed. Hij zag dat zij helemaal versuft was. Hij verklaarde dat ze er een beetje wonkey (dronken) bij lag. Ze vroeg aan hem of hij niet naar school moest en ze dacht dat het dinsdag was, terwijl het pas maandag was. Hij verklaarde dat hij zijn moeder naar beneden had geëscorteerd en dat zij er (eenmaal beneden) als een zombie bij zat. Daarmee bedoelde hij dat ze erbij zat alsof ze geen idee had waar ze was. Ze was van de wereld. Getuige vroeg haar wat er aan de hand was, waarop ze zei dat ze zich niet veel meer kon herinneren. [23]
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
Getuige [getuige 5] , een vriendin van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat [slachtoffer 1] haar vertelde dat ze wat gedronken had met verdachte en dat zij op een gegeven moment knock-out ging op de bank. Getuige verklaarde dat zij filmpjes heeft gezien die gemaakt zijn en dat daarop te zien was dat [slachtoffer 1] al heel ver van de wereld was. Ze is er wel, maar ook niet. Op het filmpje was te zien dat [slachtoffer 1] op de bank ging liggen en dat ze even wegviel. Getuige verklaarde dat dit niet zou moeten gebeuren na een paar glaasjes wijn. De XTC die zij gebruikt hebben was een opwekkend middel en geen slaapmiddel. [24]
Bovenstaande getuigenverklaringen bevestigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat sprake moet zijn geweest van meer dan alleen alcoholgebruik door aangeefsters. De versufte toestand waarin [getuige 4] zijn moeder in haar bed aantrof, komt daarbij overeen met de toestand waarin [getuige 2] haar dochter [slachtoffer 2] aantrof na het incident: zij kon niet meteen opstaan, ze was sloom en moe.
Geweld
Om tot een bewezenverklaring van artikel 242 Wetboek van Strafrecht (Sr) te komen, moet verdachte aangeefsters hebben gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid. Van dwang kan slechts sprake zijn als verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de in de ten laste gelegde genoemde handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht kan ingevolge artikel 81 Sr met het plegen van geweld worden gelijkgesteld.
Vast is komen te staan dat verdachte de aangeefsters (steeds) heeft gedrogeerd, waardoor zij door hem in een staat van bewusteloosheid dan wel onmacht zijn gebracht. Zodoende is naar het oordeel van de rechtbank in alle gevallen onder feit 1 en 3 sprake geweest van het dwingen van aangeefsters tot het ondergaan van seksuele handelingen door geweld. Uit de feitelijke gedraging (het drogeren) leidt de rechtbank af dat verdachte ook de intentie had om de vrouwen tegen hun wil seksuele handelingen te laten ondergaan.
Conclusie
Op basis van al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1, primair, en feit 3, primair, tenlastegelegde verkrachtingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] .

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 10 juli 2020 tot en met 19 december 2020 te Druten en
/ofte Ede
, in elk geval in Nederland,door geweld
of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen
die bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] , te weten
het likken en
/ofbeffen van de vagina van die [slachtoffer 1] en
/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en
/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en
/of
het likken en
/ofbeffen van de vagina van die [slachtoffer 2] en
/of
het likken van en
/ofzuigen aan de borsten en
/oftepels van die [slachtoffer 2] en
/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] en
/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis tegen de anus
, althans tussen de billenvan die
[slachtoffer 2] en
/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 3] en
/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 3] en
/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis tegen de anus
, althans tussen de billenvan die
[slachtoffer 3] ,
welk geweld
en/of een andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hierin heeft
/hebbenbestaan dat verdachte opzettelijk, die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] en
/ofdie [slachtoffer 3] in een staat van bewusteloosheid of onmacht heeft gebracht door
haar/hen een (aanzienlijke) hoeveelheid (sterke) alcoholische drank te verstrekken en
/ofte laten drinken en
/ofverdovende middelen te verstrekken en
/ofte laten gebruiken en
/of
die [slachtoffer 1] naar een bed heeft gedragen en
/ofhaar op een bed heeft gelegd en
/of(vervolgens) de (onder)kleding van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en
/ofde string van die [slachtoffer 1] aan de kant heeft geschoven en
/ofmisbruik
/gebruikheeft gemaakt van zijn (fysieke) overwicht over die [slachtoffer 1] en
/ofmeerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en
/of
die [slachtoffer 2] niet conform haar herhaaldelijke verzoek daartoe, naar huis heeft gebracht, toen zij aangaf zich niet lekker te voelen en
/of(vervolgens) die [slachtoffer 2] heeft opgetild en
/ofnaar zijn slaapkamer heeft gebracht en
/ofop een bed heeft gelegd en
/ofde schoenen en
/ofde broek en
/ofde onderbroek van die [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en
/ofde bovenkleding van die [slachtoffer 2] naar boven heeft geschoven en
/ofde heupen en
/ofde benen van die [slachtoffer 2] omhoog heeft getrokken en
/ofmisbruik
/gebruikheeft gemaakt van zijn (fysieke) overwicht over die [slachtoffer 2] en
/ofmeerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die Macnak en
/of
tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij, verdachte, niet dronken zou worden en/of nooit dronken werd en/of het hoofd van die [slachtoffer 3] naar achteren heeft getrokken en
/ofdie [slachtoffer 3] gevraagd heeft of zij hem, verdachte, wilde pijpen en
/ofbij die [slachtoffer 3] in bed is gekropen en
/of(vervolgens) zijn handen tussen haar benen heeft gebracht en
/of
die [slachtoffer 3] op haar rug heeft gedraaid en
/of(vervolgens) op die [slachtoffer 3] is gaan liggen en
/ofmisbruik
/gebruikheeft gemaakt van zijn (fysieke) overwicht over die [slachtoffer 3] en
/ofmeerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 3] ;
3.
hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode tussen 13 januari 2017 en 14 januari 2017 te Druten, in elk geval in Nederland, door geweld
of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,[slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5] , te weten het kussen op de mond van die [slachtoffer 5] en
/ofhet vastpakken van en
/ofkneden in en
/ofbetasten van de blote borst
(en)van die [slachtoffer 5] en
/ofhet brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis tussen de billen van die [slachtoffer 5] en
/ofhet brengen/duwen/bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 5] , welk geweld
en/of een andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,hierin heeft
/hebbenbestaan dat verdachte opzettelijk, die [slachtoffer 5] in een staat van bewusteloosheid of onmacht heeft gebracht door haar
één ofmeerdere drankjes (thee en
/oflimonade) verstrekken en
/ofte laten drinken, waaraan GHB en/of een andersoortig kalmerend/drogerend/verdovend middel was toegevoegd en
/ofdie [slachtoffer 5] heeft omgedraaid op haar andere zijde en
/ofop haar rug en
/ofbovenop die [slachtoffer 5] heeft gelegen en
/ofde trui van die [slachtoffer 5] omhoog heeft gedaan en
/ofde broek en
/ofde onderbroek van die [slachtoffer 5] heeft uitgetrokken en
/ofde menstruatiecup die [slachtoffer 5] , vanwege haar ongesteldheid in haar vagina droeg, uit de vagina van die [slachtoffer 5] heeft verwijderd en
/ofdie [slachtoffer 5] de woorden heeft toegevoegd: “ik wil met je vrijen”
, althans woorden van gelijke aard of strekkingen
/ofmeerdere malen voorbij is gegaan aan de mededelingen van de [slachtoffer 5] dat zij zich niet goed en
/ofmisselijk voelde en
/ofmeerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 5] en
/ofmisbruik
/gebruikheeft gemaakt van zijn (fysieke) overwicht over die [slachtoffer 5] ;
4.
hij op
of omstreeks26 juli 2021 te Druten
, in elk geval in Nederland,opzettelijk aanwezig heeft gehad, diverse verpakkingen met in totaal een hoeveelheid van ongeveer 477,3 milliliter GHB,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB,zijnde GHB en/
ofin totaal een hoeveelheid van ongeveer 54 pillen XTC/MDMA
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA en
/ofin totaal een hoeveelheid van ongeveer 0,15 gram Cocaïne
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Cocaïne,zijnde Cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Ook is onder feit 3 de achternaam van aangeefster gewijzigd in haar voornaam, [slachtoffer 5] . Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
verkrachting, meermalen gepleegd;
feit 3:
verkrachting;
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een gevangenisstraf (ten hoogste) gelijk aan het voorarrest bepleit met daarbij een fors voorwaardelijk deel. Daaraan kunnen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld om te voorkomen dat verdachte recidiveert.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van ongeveer vijfeneenhalf jaar schuldig gemaakt aan vier verkrachtingen. Bij alle bewezen feiten ging het om jonge vrouwen die verdachte vertrouwden en waarmee hij bij hem thuis of in het geval van [slachtoffer 3] bij haar thuis afsprak voor een leuke dag of avond met drankjes en muziek. Verdachte heeft op zeer grove wijze misbruik gemaakt van dit vertrouwen in hem. Hij bood de vrouwen drank aan waar hij, zonder dat zij het wisten, bewustzijnverminderende middelen aan toevoegde. Het ging daarbij zeer waarschijnlijk om GHB, welk middel bekend staat als ‘rapedrug’. Door de slachtoffers te drogeren heeft hij ze welbewust in een toestand gebracht waarin zij zich niet konden bewegen of verweren, waarna hij seks met ze heeft gehad. Door aldus te handelen heeft hij ze verkracht. Verdachte ging daarbij meerdere malen, volledig voorbij aan de signalen van verzet die de vrouwen tijdens korte, heldere momenten nog wel konden geven. Uit de WhatsAppgesprekken die verdachte met vrienden voerde, is bij de rechtbank het beeld ontstaan dat verdachte vrouwen als (lust)object en gebruiksvoorwerp ziet waar hij gebruik van kan maken zoals hem dat uitkomt. Dit beeld ziet de rechtbank terug in de manier waarop hij de vrouwen in de onderhavige zaken telkens op geraffineerde wijze tot zijn prooi maakte. In de jaren waarin de feiten zich hebben afgespeeld, heeft verdachte blijkens het dossier meerdere berichten van vrouwen gekregen waaruit bleek dat hij over hun seksuele grenzen was gegaan. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden om door te gaan met het drogeren en verkrachten van andere vrouwen. Dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor het feit dat hij de vrouwen heeft gedrogeerd en verkracht, weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Verdachte heeft met zijn handelen de levens van de slachtoffers van de ene op de andere dag volledig op zijn kop gezet. Hij heeft hen een onbezorgd leven en hun seksuele vrijheid afgenomen en heeft de gevoelens van de slachtoffers genegeerd en ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Verdachte heeft hiermee op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. De gevolgen die de slachtoffers van deze gebeurtenis hebben ondervonden, is door een aantal van hen op indringende wijze verwoord in hun slachtofferverklaring ter terechtzitting.
[slachtoffer 3] verklaarde dat zij en de andere vrouwen door verdachte een ervaring delen die hen heeft beroofd van hun emotionele en seksuele vrijheid. Zij raakt tegenwoordig van slag van vreemde mannen in onoverzichtelijke situaties en vindt het lastig om mensen thuis te ontvangen. [slachtoffer 2] heeft psychologische hulp gezocht, omdat de pijn van deze gebeurtenis haar leven dusdanig beïnvloedde, dat het veranderde wie zij was als persoon. [slachtoffer 1] droomt over wat er gebeurd is en denkt er nog iedere dag aan. Uit alle verklaringen blijkt dat het handelen van verdachte de slachtoffers voor de rest van hun leven heeft getekend.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het bezit van harddrugs, waaronder ook GHB.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 1 oktober 2021. Daaruit volgt dat verdachte lijdt aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met dwangmatige en narcistische kenmerken en kenmerken van een borderline persoonlijkheid. Als gevolg van deze stoornis heeft verdachte problemen met het onderhouden van contacten, in de zin dat hij zijn kwetsbaarheid narcistisch overdekt door enerzijds vrij dwangmatig en controlerend om te gaan met zijn sociale verlangens en behoeftes en zichzelf anderzijds onder invloed van middelengebruik extatische, bijzondere en soms ook enigszins grensoverschrijdende ervaringen toe te staan. Verder is bij verdachte sprake van een stoornis in het gebruik van middelen, te weten een ongespecificeerde stoornis in het gebruik van alcohol en een andere stoornis in het gebruik van een hallucinogeen, namelijk MDMA/XTC. Als gevolg van de ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis is verdachte structureel beperkt in zijn vermogen om contacten met anderen te verdiepen. Hij heeft een geschiedenis van vrij korte, problematische en instabiele relaties, terwijl hij, gezien de kwetsbaarheid van zijn persoonlijkheidsorganisatie, juist erg veel behoefte heeft aan bevestiging en waardering van een ander. Tegelijkertijd vindt hij het lastig om te voelen dat hij daar afhankelijk van is. Verdachte lost dit op door zich over het algemeen te beperken in zijn sociale contacten, maar zichzelf zo nu en dan gezellige avonden toe te staan, waarin hij zich, onder invloed van drank en MDMA/XTC overgeeft aan muziek en zijn emoties. Dit gedragspatroon van dwangmatigheid en angst enerzijds en grenzeloosheid anderzijds vindt zijn basis in de ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis maar wordt door het middelengebruik verder versterkt en in stand gehouden, zodanig dat verdachte de situatie ten tijde van de ten laste gelegde feiten niet goed heeft kunnen overzien. Hij heeft met name geen goed onderscheid kunnen maken tussen zijn eigen behoeftes en verlangens en die van zijn partners en heeft daardoor zijn handelingsalternatieven niet kunnen overzien, zodat wordt geadviseerd om het tenlastegelegde onder feit 1 in verminderde mate toe te rekenen.
De deskundige geeft verder aan dat het recidiverisico moeilijk te beoordelen is, gelet op de ontkennende houding van verdachte. Ook de reclassering geeft in haar advies van 20 januari 2022 en in het voortgangsverslag van 24 mei 2022 aan dat het recidiverisico hierdoor lastig te duiden is. Door de onduidelijkheden en het gebrek aan eerdere veroordelingen, kunnen de risicotaxatie-instrumenten niet volledig worden ingevuld. Hierdoor kan geen indicatie worden afgegeven voor een behandeling. De reclassering adviseert daarom tot oplegging van een onvoorwaardelijke straf. De reclassering merkt nog op dat bij een veroordeling meer scores in het risicotaxatie-instrument kunnen worden ingevuld, waardoor het recidiverisico mogelijk veel hoger kan uitkomen.
Gelet op de conclusies uit de Pro Justitia-rapportage zal de rechtbank het bewezenverklaarde onder feit 1 in verminderde mate aan verdachte toerekenen. De rechtbank neemt aan dat eerder genoemde stoornissen ook in 2017 al aanwezig waren en zal ook het bewezenverklaarde onder feit 3 in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Na bestudering van het strafblad van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld tot een onherroepelijke straf, maar voor een andersoortig feit.
De straf/maatregel
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Voor verkrachting geldt een landelijk oriëntatiepunt van 24 maanden, in het geval geweld is toegepast wordt in beginsel uitgegaan van 36 maanden. Gelet op dit oriëntatiepunt, de aard en ernst van de feiten en de hiervoor beschreven modus operandi, is de rechtbank van oordeel dat enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. De rechtbank zal een straf opleggen die hoger is dan de eis van de officier van justitie. Dit omdat de eis onvoldoende recht doet aan de bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Bovendien vindt de rechtbank van belang maatschappelijk het signaal af te geven dat gedwongen seks waarbij de slachtoffers onder invloed worden gebracht van rape drugs buitengewoon hoog wordt opgenomen en hard bestraft.
Alles afwegende zal de rechtbank, rekening houdende met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, aan hem een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Ter bescherming van anderen, dan wel ter bescherming van de algemene veiligheid van personen of goederen, zal de rechtbank ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z lid 1 Sr aan verdachte opleggen. Deze maatregel houdt in dat verdachte onder intensief toezicht komt te staan en dat de resocialisatie is gebonden aan voorwaarden. Dit toezicht moet bijdragen aan het verminderen van recidive en daarmee nieuwe slachtoffers voorkomen. De rechtbank acht dit noodzakelijk, gelet op de opmerking van de reclassering dat het recidiverisico mogelijk veel hoger zal zijn bij een veroordeling. Pas aan het einde van de detentie wordt bekeken of de toezichthoudende maatregel ten uitvoer moet worden gelegd. Op dat moment wordt ook pas door de rechter bepaald welke voorwaarden er worden opgelegd en wat de duur van de maatregel zal zijn. De maatregel wordt alleen ten uitvoer gelegd als dat op het moment van de feitelijke tenuitvoerlegging noodzakelijk is. Het recidiverisico kan op dat moment ook opnieuw worden beoordeeld.
Aan de voorwaarden voor oplegging van genoemde maatregel is naar het oordeel van de rechtbank voldaan
.Verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Daarbij volgt uit de Pro Justitia-rapportage dat verdachte lijdt aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met dwangmatige en narcistische kenmerken en kenmerken van een borderline persoonlijkheid en een stoornis in het gebruik van middelen. Langdurig toezicht op verdachte, ook na afloop van de gevangenisstraf, is naar het oordeel van de rechtbank daarom noodzakelijk in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen. De rechtbank zal aan verdachte daarom een gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen.
De rechtbank zal tot slot de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen. Tijdens de raadkamerzitting van 21 oktober 2021 heeft verdacht verzocht om een schorsing van de voorlopige hechtenis, zodat hij een en ander kon regelen ten aanzien van zijn bedrijf. Hiervoor heeft hij de mogelijkheden gekregen. Op die zitting is uitdrukkelijk met verdachte besproken dat opheffing van een schorsing van de voorlopige hechtenis na een veroordeling een reële optie is. Nu de rechtbank tot bewezenverklaring van een groot aantal ernstige feiten is gekomen en aan verdachte een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zal de schorsing worden opgeheven.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
- Feit 1: [slachtoffer 2] vordert in totaal € 55.313,06, bestaande uit:
o € 47.813,06 aan materiële schade;
o € 7.500,- aan smartengeld;
o € 2.228,- aan proceskosten;
- Feit 1: [slachtoffer 3] vordert in totaal € 10.056,20, bestaande uit:
o € 56,20 aan materiële kosten;
o € 10.000,- aan smartengeld;
  • Feit 1: [slachtoffer 1] vordert in totaal € 10.000,- aan smartengeld;
  • Feit 2: [slachtoffer 4] vordert in totaal € 7.550,74, bestaande uit:
o € 50,74 aan proceskosten;
o € 7.500,- aan smartengeld;
telkens vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] in hun geheel toewijsbaar zijn. De vordering van [slachtoffer 2] kan gedeeltelijk worden toegewezen. Voor het overige deel dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Verder heeft de officier van justitie gesteld dat [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu zij ten aanzien van feit 2 een vrijspraak heeft gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, gelet op de bepleitte vrijspraken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering van [slachtoffer 1] te matigen en te schatten naar billijkheid, gelet op wat er in vergelijkbare zaken aan smartengeld wordt toegekend.
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen voor wat betreft de telefoonkosten, nu deze vorderingen onvoldoende onderbouwd zijn. Ook voor [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] is verzocht het gevorderde smartengeld te matigen en te schatten naar billijkheid.
De verdediging stelt zich voorts op het standpunt dat [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering als het gaat om de gevorderde medische kosten, gelet op het onderbreken van een onderbouwing dan wel vanwege het ontbreken van een causaal verband tussen het tenlastegelegde feit en de schade. Dit geldt ook voor de gevorderde bedragen voor verlies aan zelfwerkzaamheid, de kosten voor huishoudelijke hulp en bijbehorende toekomstschade en het bedrag wegens onbenut lesgeld.
De verdediging stelt verder dat het bedrag aan reiskosten onvoldoende onderbouwd is en dat de kosten voor het bezoek aan de advocaat en het bijwonen van de zitting proceskosten zijn en geen materiële schade. De vaststelling/berekening van het verlies aan verdienvermogen en de bijbehorende toekomstige schade zou volgens de verdediging een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Ook voor wat betreft die posten dient de benadeelde niet-ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1)
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
[slachtoffer 2] vordert een bedrag ter hoogte van € 825,21 aan eigen risico in verband met medische kosten. De rechtbank acht het aannemelijk dat zij dergelijke kosten heeft gemaakt. De rechtbank leidt echter uit het dossier af dat [slachtoffer 2] al eerder in behandeling was bij de GGZ, zodat de kosten voor psychologische behandeling niet louter voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de geleden schade in verband met medische kosten daarom schatten op een redelijk bedrag van € 500,-.
Met betrekking tot de studievertraging is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 2] (in ieder geval) twaalf maanden studievertraging heeft opgelopen. De rechtbank acht de schadepost bovendien voldoende onderbouwd, mede gelet op de toelichting van de studieloopbaanbegeleider. Het op basis van de Letselschade Richtlijn Studievertraging gevorderde forfaitair vastgestelde bedrag van € 18.000 zal daarom in zijn geheel worden toegewezen.
In het verlengde hiervan zal de rechtbank ook de gevorderde kosten aan onbenut lesgeld ter hoogte van € 330,- toewijzen.
[slachtoffer 2] vordert verder de reiskosten die zij heeft gemaakt als gevolg van het bewezenverklaarde. De rechtbank acht de kosten voor de reizen naar het Radboudumc en Pro Persona, als kosten ter voorkoming of beperking van de schade, redelijk. Zij zal het gevorderde bedrag ter hoogte van € 72,12 toewijzen.
De reiskosten voor het bijwonen van de zitting en het bezoek aan de advocaat zal de rechtbank hierna bespreken, nu deze onder de proceskosten vallen.
De rechtbank acht het voorts aannemelijk dat [slachtoffer 2] gedurende zes maanden na het bewezenverklaarde feit niet in staat was haar huishoudelijke taken te verrichten. [slachtoffer 2] vordert op basis van de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke hulp voor de eerste 13 weken € 367,- per week en voor de tweede 13 weken € 184,- per week. Daarbij gaat zij uit van een aandeel in de huishouding van 75%.
Nu uit de stukken is gebleken dat [slachtoffer 2] vóór het bewezenverklaarde feit niet als enige verantwoordelijk was voor het huishouden, acht de rechtbank een aandeel van 50% redelijk. De rechtbank zal daarom een bedrag toewijzen ter hoogte van € 3.581,50.
De rechtbank wijst verder de gevorderde kosten vanwege het verlies van zelfwerkzaamheid toe, overeenkomstig de Richtlijn Zelfwerkzaamheid van De Letselschade Raad (€ 257,20). De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij gedurende zes maanden na het bewezenverklaarde niet in staat was de genoemde taken – zoals het ophangen van lampen en schilderijen en het bijhouden van de tuin - uit te voeren.
Voor zover de vordering toekomstige schade betreft, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dat die schade daadwerkelijk zal worden geleden is onvoldoende onderbouwd.
In totaal zal de rechtbank een bedrag ter hoogte van € 23.566,03 aan materiële schade toewijzen.
Smartengeld
[slachtoffer 2] heeft verder een bedrag van € 7.500,- aan smartengeld gevorderd.
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat [slachtoffer 2] als gevolg van de bewezenverklaarde feiten immateriële schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën valt. Door de gedragingen van verdachte is haar lichamelijke integriteit geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk misbruik nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Zeer voorstelbaar is dat [slachtoffer 2] de gevolgen van het handelen van verdachte haar leven lang bij zich zal dragen. Dit is aan verdachte toe te rekenen Aldus is [slachtoffer 2] op andere wijze in de persoon aangetast, als bedoeld in artikel 6:106 BW en komt haar schade voor vergoeding in aanmerking . De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 7.500,- billijk, gelet op wat Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen. Het bedrag zal worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 10 juli 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet bovendien aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De gevorderde reiskosten ter hoogte van € 80,28 voor het bijwonen van de zitting en de bespreking met de advocaat zal de rechtbank eveneens toewijzen als zijnde proceskosten.
De rechtbank acht de vordering ten aanzien van de proceskosten voldoende onderbouwd en sluit daarvoor, gelet op de hoogte van het toegewezen bedrag, aan bij het liquidatietarief (III) civiele zaken. Het gevorderde bedrag ter hoogte van € 1.442,- wordt toegewezen.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 1)
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
[slachtoffer 3] heeft een bedrag ter hoogte van € 25,- aan telefoonkosten gevorderd, gelet op de contacten die zij naar aanleiding van het tenlastegelegde feit heeft moeten onderhouden met het Openbaar Ministerie, Slachtofferhulp en haar advocaat.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde telefoonkosten heeft gemaakt als gevolg van het bewezenverklaarde feit en zal het gevorderde forfaitaire bedrag toewijzen.
Smartengeld
[slachtoffer 3] heeft verder een bedrag van € 10.000,- aan smartengeld gevorderd.
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat [slachtoffer 3] als gevolg van de bewezenverklaarde feiten immateriële schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën valt. Door de gedragingen van verdachte is haar lichamelijke integriteit geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk misbruik nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Zeer voorstelbaar is dat [slachtoffer 3] de gevolgen van het handelen van verdachte haar leven lang bij zich zal dragen. Dit is aan verdachte toe te rekenen Aldus is [slachtoffer 3] op andere wijze in de persoon aangetast, als bedoeld in artikel 6:106 BW, en komt haar schade voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal, gelet op wat Nederlandse rechters in “vergelijkbare gevallen” plegen toe te wijzen, een bedrag van € 7.500,- toewijzen. De rechtbank acht dit bedrag billijk. Voor het overige zal [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering,
Verdachte is vanaf 16 november 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet bovendien aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
Tot slot is door [slachtoffer 3] een bedrag van € 16,20 aan proceskosten gevorderd, betreffende reiskosten voor het bijwonen van de zitting en voor een bespreking met haar advocaat. De rechtbank acht dit bedrag redelijk en voldoende onderbouwd en wijst de vordering in zijn geheel toe.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
[slachtoffer 1] heeft een schadevordering ingediend ter hoogte van € 10.000,- aan smartengeld.
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat [slachtoffer 1] als gevolg van de bewezenverklaarde feiten immateriële schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën valt. Door de gedragingen van verdachte is haar lichamelijke integriteit geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk misbruik nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Zeer voorstelbaar is dat [slachtoffer 1] de gevolgen van het handelen van verdachte haar leven lang bij zich zal dragen. Dit is aan verdachte toe te rekenen Aldus is [slachtoffer 1] op andere wijze in de persoon aangetast, als bedoeld in artikel 6:106 BW, en komt haar schade voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal, gelet op wat Nederlandse rechters in “vergelijkbare gevallen” plegen toe te wijzen, een bedrag van
€ 7.500,- toewijzen. De rechtbank acht dit bedrag billijk. Voor het overige zal [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering,
Verdachte is vanaf 19 december 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet bovendien aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 2)
Benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 7.500,- aan smartengeld en € 50,74 aan proceskosten.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 2, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 36 f, 38z, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een
gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende maatregelop grond van
artikel 38zvan het Wetboek van Strafrecht op;

Heft opde schorsing van de voorlopige hechtenis
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 23.566,03 aan materiële schade en € 7.500,- aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 1.522,28;
 verklaart benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] een bedrag te betalen van € 31.066,03 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 190 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 25,- aan materiële schade en € 7.500,- aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 16,20;
 verklaart benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 7.525,- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 32 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 7.500,- aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 7.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 72 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de Koninklijke Marechaussee, Bureau Zeden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020319548, gesloten op 22 november 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 345-347.
3.Het proces-verbaal van bevindingen (resultaten doorzoeking woning), p. 431.
4.Het proces-verbaal van verdovende middelen onderzoek, p. 398 en 400-404.
5.De rapportages van NFiDENT, p. 414, 417 en 427.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2022.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 26-30.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 64-65.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 59-60.
10.Het NFI-rapport van 27 januari 2021, p. 52-54 en 56-57.
11.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2022.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 628.
13.Het proces-verbaal van bevindingen (digitaal onderzoek WhatsAppgesprekken), p. 510-511.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 218.
15.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster, los proces-verbaal d.d. 25 mei 2022.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 293-296.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 227-228 en het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , p. 239-242.
18.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 141-143.
19.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2022 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 660.
20.Het proces-verbaal van onderzoek aan gegevensdrager (Apple Macbook Pro), p. 595-596.
21.Het proces-verbaal van onderzoek aan gegevensdrager (Apple Macbook Pro), p. 303.
22.Het proces-verbaal van onderzoek aan gegevensdrager (Apple Macbook Pro), p. 307.
23.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 260.
24.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 194.