ECLI:NL:RBGEL:2022:3554

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
05/880503-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oud-militair en Barnevelder veroordeeld voor drugstransporten en ambtelijke omkoping

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een oud-militair en Barnevelder, die werd beschuldigd van drugstransporten en ambtelijke omkoping. De verdachte, geboren in 1975, werd in deze strafzaak geconfronteerd met meerdere feiten, waaronder het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van heroïne, MDMA en andere verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een proeftransport van heroïne op 2 oktober 2017, waarbij gebruik werd gemaakt van een dienstauto van de Koninklijke Marechaussee. De verdachte had ook een ambtenaar, die betrokken was bij de operatie, een gift gedaan van 750 euro. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ambtelijke omkoping en het voorbereiden van drugstransporten. De rechtbank achtte de feiten bewezen en legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank weegt daarbij de ernst van de feiten en de impact op de samenleving zwaar, maar hield ook rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats [Zutphen]
Parketnummer: 05/880503-17
Datum uitspraak : 8 juli 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1975] in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.P.A. van Schaik, advocaat in Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 oktober 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 6 december 2017 te Barneveld en/of Hengelo en/of Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
a. a) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, te weten:
- een of meer zogeheten burners en/of
- een hoeveelheid heroïne voor het draaien van een proefzending en/of
- de ontvangst van een hoeveelheid geld (duizend euro) van de opdrachtgever voor de te maken kosten voor het geplande transport,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat/die bestemd was tot het plegen van dat/die feit(en)
en/of
b) zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft/hebben trachten te verschaffen, te weten:
- de inzet/het gebruik van een dienstvoertuig/militair voertuig (van het merk [merk 1] , voorzien van kenteken [kenteken 1] , militair kenteken [kenteken 2] ) met daarin een beveiligde kluis en/of
- de inzet/ het gebruik van een of meer militaire dienstvoertuigen met beveiligde kluis (naast het hiervoor bedoelde voertuig) en/of een of meer voertuigen en/of
- een of meer ontmoeting(en) met de opdrachtgever en/of
- afspraken (met de opdrachtgever en medeverdachte) over de rolverdeling tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) en/of
- prijsonderhandelingen met de opdrachtgever en/of
- het voorverkennen van locaties die gebruikt zullen worden;
3.
hij op of omstreeks 2 oktober 2017 te Barneveld, althans in Nederland,
opzettelijk een ambtenaar, te weten [medeverdachte] , zijnde Coördinator Maritiem
bij de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten van de Koninklijke
Marechaussee, een gift heeft gedaan en/of aangeboden, te weten:
a. a) (een gift van) EUR 750, althans een geldbedrag en/of althans enige gift en/of belofte heeft gedaan en/of enige dienst heeft verleend en/of aangeboden, zulks ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door die [medeverdachte] , in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan en/of nagelaten (sub 2), te weten het - zakelijk weergegeven -:
- ter beschikking stellen van een militair dienstvoertuig voor het transport van verdovende middelen
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 oktober 2017
tot en met 6 december 2017 te Barneveld, althans in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een ambtenaar, te weten [medeverdachte] ,
zijnde Coördinator Maritiem bij de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten
van de Koninklijke Marechaussee, (een) gift(en) en/of belofte gedaan en/of
aangeboden, te weten (de belofte van) de betaling van enige geldbedrag(en), althans enige
gift en/of belofte heeft gedaan en/of enige dienst heeft verleend en/of
aangeboden, zulks (telkens) met het oogmerk om die [medeverdachte] te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten (sub 1), te weten het (telkens) - zakelijk weergegeven -:
- ter beschikking stellen van een of meer militaire dienstvoertuigen voor het transport van verdovende middelen;
4.
hij op of omstreeks 16 juni 2017 te Barneveld, althans in Nederland,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 10.045 XTC-pillen, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 06 december 2017 te Barneveld, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 138 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA, en/of
- ongeveer 19,86 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende metamfetamine, en/of
- ongeveer 1,82 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en/of metamfetamine en/of amfetamine, (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij op of omstreeks 06 december 2017 te Barneveld, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8521 gram hasjiesj, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj, een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.
hij op of omstreeks 06 december 2017 te Barneveld, althans in Nederland,
een of meer wapens van categorie III (sub 1), te weten
- een pistool (van het merk [merk 2] , kaliber 9 mm Para (=9x19mm))
en/of
- een enkelloops hagelgeweer (van het merk [merk 3] , kaliber 12)
en/of
een wapen van categorie II (sub 5), te weten
- een stroomstootwapen en/of
munitie van categorie III, te weten
- 8 scherpe patronen (van de merken [merk 4] (6 stuks) en [merk 10] (2 stuks), kaliber
9 mm Luger (=9x19mm)) en/of
- 50 scherpe patronen (van het merk [merk 5] , kaliber 9 mm Luger (=9x19mm)) en/of
- 8 scherpe patronen, (van de merken [merk 6] (4 stuks), [merk 7] (2 stuks) en [merk 8] (2
stuks), kaliber 7,65 mm) en/of
- 18 scherpe (pyrotechnische) patronen (van het merk [merk 9] , kaliber 12
voorhanden heeft gehad.

2.De rechtmatigheid van het WOD-traject

Tijdens het opsporingsonderzoek is gebruik gemaakt van een werken onder dekmanteltraject (WOD traject). Vanuit de politie is in contact getreden en contact onderhouden met verdachte [verdachte] zonder dat voor hem duidelijk was dat hij met politiemensen te maken had.
Door de verdediging zijn meerdere verweren gevoerd met betrekking tot de rechtmatigheid van het WOD-traject. De verweren houden samengevat het volgende in:
  • De verslaglegging van de contactmomenten met verdachte in het kader van het WOD-traject is onvoldoende betrouwbaar en controleerbaar;
  • De proportionaliteit en subsidiariteit zijn geschonden en de reikwijdte van de stelselmatige informatie-inwinning op basis van artikel 126j Sv is overschreden;
  • Verdachte is door de handelingen van de WOD-ers gebracht tot het begaan van strafbare feiten waarop zijn opzet tevoren niet was gericht (schending Tallon-criterium);
Ten aanzien van het WOD-traject overweegt de rechtbank het volgende.
Het traject:
Het
doelvan deze undercoveroperatie was (aanvankelijk) kort gezegd het verifiëren of falsificeren van informatie dat een politieman tegen betaling informatie zou verstrekken aan verdachte [verdachte] .
Deze startinformatie was initieel afkomstig uit zogenoemde TCI processen-verbaal. Uit vervolgens plaatsgevonden TCI onderzoek en een oriënterend strafrechtelijk onderzoek kwamen in dit verband vervolgens de namen van medeverdachte [medeverdachte] (werkzaam bij de KMAR en bevriend met [verdachte] ) en toen nog medeverdachte [naam 1] (zelf werkzaam bij de Nationale Politie, onderdeel Dienst Speciale Interventies, en de zwager van verdachte [verdachte] ) naar voren.
Ter uitvoering van de operatie is vanaf april 2017 gebruik gemaakt van de bijzondere opsporingsbevoegdheden (deels opvolgend, deels gelijktijdig): stelselmatige informatie inwinning (126 j Sv, eerste bevel 12 april 2017), pseudokoop (126i Sv, eerste bevel 2 mei 2017) en politiële infiltratie (126h Sv, eerste bevel 24 juli 2017).
Naast bovenvermelde bevoegdheden is bij het onderzoek onder meer gebruik gemaakt van bevelen tot stelselmatige observatie, opnemen van vertrouwelijke communicatie (het afluisteren van gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte] in de dienstauto van [medeverdachte] , de zogenoemde OVC gesprekken) en het opnemen van telecommunicatie (tappen).
Het WOD traject is met name uitgevoerd door een onder gezag van de Nederlandse autoriteiten werkende buitenlandse infiltrant,
A2308, in het dossier ook wel omschreven als “ [naam 2] ”.
Ter ondersteuning zijn kortstondig ook andere (buitenlandse) WOD-ers ingezet.
Infiltrant A2308 had dus bij aanvang van zijn inzet in april 2017 als taak om inzicht te krijgen in het waarheidsgehalte van voormelde (TCI)informatie.
Het undercovertraject heeft gelopen tot 6 december 2017 en heeft dus bijna 8 maanden geduurd.
Bij de uitvoering van zijn taak heeft A2308
contactgelegd en onderhouden met verdachte [verdachte] . Van zijn contactmomenten met [verdachte] zijn diverse verslagen opgemaakt en hij is later als getuige gehoord door de rechter-commissaris. Het gaat dan bijvoorbeeld om ontmoetingen en gesprekken tussen A2308 en [verdachte] in de garage van [verdachte] , in diens woning, tijdens gezamenlijke autoritten en bij horecabezoek (bijvoorbeeld een etentje bij Van der Valk).
Niet ter discussie staat dat tussen [verdachte] en A2308 reeds in de beginfase van de operatie (in de periode april t/m 16 juni 2017) is gesproken over (het leveren van) drugs, meer specifiek XTC. Op dat moment werd door A2308 uitvoering gegeven aan het hiervoor genoemde bevel tot stelselmatige informatie-inwinning.
Volgens A2308 lag het initiatief daartoe bij [verdachte] , heeft [verdachte] uit eigener beweging samples van XTC pillen verstrekt en heeft [verdachte] hem uiteindelijk op 16 juni 2017 (feit 4 op de tenlastelegging van [verdachte] ) circa
10.000 XTCpillen geleverd. Aan specifiek deze aankoop van XTC lag het bevel tot pseudokoop van 4 juni 2017 ten grondslag. Deze aankoop had als doel de vertrouwensrelatie tussen [verdachte] en A2308 te versterken (zie het PV aanvraag bevel pseudokoop van 1 juni 2017 op p. 3001). Van een bevel tot politiële infiltratie was overigens op dat moment nog geen sprake.
De contacten tussen [verdachte] en A2308 hebben er vervolgens toe geleid dat [verdachte] en [medeverdachte] op 2 oktober 2017
een proeftransportvan een andere soort harddrugs hebben uitgevoerd. Inmiddels werd door A2308 uitvoering gegeven aan het bevel tot politiële infiltratie (bevel van 24 juli 2017, p. 3225 en onderliggende PV aanvraag p. 3212).
Volgens A2308 heeft [verdachte] op eigen initiatief aangeboden om voor hem heroïne te vervoeren. Daadwerkelijk was bij het aangeleverde pakket sprake van grotendeels nepheroïne. [verdachte] en [medeverdachte] hebben bij de uitvoering gebruik gemaakt van de dienstauto van [medeverdachte] en het pakket – zoals afgesproken tussen A2308 en [verdachte] - vervoerd in de in die auto ingebouwde kluis. De dienstauto was in die periode door het opsporingsteam voorzien van afluisterapparatuur zodat is vastgelegd wat in de auto tussen [verdachte] en [medeverdachte] is besproken (de OVC gesprekken) ten aanzien van het transport, wat het verhaal zou zijn als ze gepakt zouden worden en met betrekking tot
voorbereidingen van een eventueel groter transportvan 200 kilo. Beide verdachten erkennen het proeftransport te hebben uitgevoerd maar betwisten het opzet/de wetenschap van het vervoeren van heroïne.
Ook zijn A2308 en [verdachte] van 14 tot en met 16 november 2017 samen in
Riga, Letland, geweest waar een ontmoeting met ‘Russische criminelen’ is gearrangeerd aangaande het grotere transport van 200 kilo (heroïne) dat al enige tijd onderwerp van gesprek was tussen [verdachte] en A2308. Het betroffen in werkelijkheid Letse undercoveragenten.
Naast de verslagen van A2308 zijn ook verslagen en verhoren beschikbaar van zijn begeleiders met betrekking tot de briefing en debriefing van A2308 en van de ter ondersteuning kortstondig ingezette andere WOD-ers, dit laatste voor zover het de inzet op Nederlands grondgebied betreft. De WOD-er die aanwezig is geweest bij een ontmoeting in de garage van [verdachte] en de WOD-er die aanwezig was bij het etentje bij Van der Valk, zijn ook gehoord door de rechter-commissaris. Verslaglegging doorLetse undercoveragenten in Riga ontbreekt in het dossier. Van alle gesprekken zijn geen audio- of audiovisuele registraties beschikbaar. Verder zijn bijvoorbeeld de resultaten van het tappen van telefooncontact tussen A2308 en [verdachte] voorhanden.
Aanhoudingsverzoek
De raadsman heeft een aanhoudingsverzoek gedaan om de bij de inzet in Riga betrokken ambtenaren en officier van justitie mr. [naam 3] alsnog te horen.
Ten aanzien van de bij de inzet in Riga betrokken ambtenaren is er geen belang meer, nu de rechtbank zal bepalen dat de resultaten van het onderzoek in Riga van het bewijs worden uitgesloten (zie verderop). De rechtbank wijst daarom dit verzoek af.
De verdediging heeft om mr. [naam 3] als getuige gevraagd omdat deze in de beginfase van het onderzoek de zaaksofficier van justitie was. De verdediging wil hem ondervragen over de proportionaliteit en subsidiariteit van de onderzoeksmethoden en eventuele strijdigheid met het Tallon-beginsel.
De rechtbank wijst ook dat verzoek af. De grondslag van de door de officier van justitie afgegeven bevelen zijn vastgelegd in de bevelen zelf en de onderliggende processen-verbaal van aanvraag. Die zijn allemaal opgenomen in het (BOB)dossier. Gezien de inhoud van het gehele dossier, is de rechtbank voldoende in staat om een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de afgegeven bevelen en de uitvoering daarvan. Het achteraf horen van de officier van justitie zal daar niets aan toevoegen.
Betrouwbaarheid en controleerbaarheid van de verslaglegging
De rechtbank acht het een gemis dat geen auditieve of audiovisuele registratie van (een deel van) de contactmomenten voorhanden is. Het is echter niet zo dat de processen-verbaal die in het kader van het WOD-traject zijn opgesteld, daarom moeten worden uitgesloten van het bewijs. Daartoe geven de wet, wetsgeschiedenis en jurisprudentie geen enkele aanleiding. In dat verband wordt gewezen op hetgeen de Hoge Raad in de zogenoemde Mr. Bigarresten (2019:1982 en 1983) daarover heeft overwogen, namelijk dat het naast verslaglegging door middel van verbalisering in de rede ligt dat, voor zover dat bij de uitvoering mogelijk is, de communicatie auditief of audiovisueel wordt geregistreerd. Dit betekent evenwel niet dat dit ook een vereiste is om tot de rechtmatigheid van een dergelijk traject te komen.
De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de verslagen van A2308 niet kloppen en dus als niet betrouwbaar ter zijde moeten worden geschoven. De verklaringen zijn gedetailleerd en precies opgeschreven, met name als het gaat om momenten waarop expliciet criminele plannen en activiteiten zijn besproken en uitgevoerd. Dat er enkele verschillen zitten in de verslaglegging van de infiltranten onderling als het gaat om momenten dat A2308 incidenteel en kortstondig werd bijgestaan door een andere WOD-er, roept weliswaar vragen op, maar die verschillen zijn onvoldoende zwaarwegend om deze verslagen van de bewijsvoering uit te sluiten. Daarbij worden de verslagen van A2308 op kernpunten ondersteund door andere bewijsmiddelen, die hierna verder worden besproken.
De getuigenverklaringen, afgelegd op zitting, doen geenszins afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verslaglegging. Geen van de meegebrachte getuigen is direct bij de ten laste gelegde feiten en de daaraan voorafgaande daadwerkelijke en belangrijkste voorbereidende besprekingen tussen verdachte en A2308 aanwezig geweest. Uit de verklaring van [getuige 1] (zus van verdachte) blijkt daarnaast dat zij niet alles meer zeker weet en niet steeds in de woning was toen A2308 daar op bezoek was en met haar broer contact had. De verklaring van getuige [getuige 2] dat A2308 vaker bij de garage is geweest is speculatief.
De rechtbank acht de inhoud en strekking van de verklaring van getuige [getuige 3] over de inhoud van het gesprek tussen A2308 en verdachte [verdachte] tijdens het etentje bij Van der Valk niet aannemelijk. Deels weet ze zich de ontmoeting niet meer goed te herinneren maar ze is wel heel stellig in wat wel of niet besproken zou zijn.
De rechtbank concludeert aldus dat sprake is geweest van voldoende nauwkeurige verslaglegging, welke verslaglegging inzicht geeft in het verloop en de uitvoering van de gehele periode en met name een voldoende nauwkeurige weergave van de communicatie met verdachte bevat. Naar het oordeel van de rechtbank is de verslaglegging gezien het bovenstaande betrouwbaar te achten.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Zoals hiervoor aangegeven, was het doel van het WOD-traject het verifiëren of falsificeren van informatie dat een politieman tegen betaling informatie zou verstrekken aan verdachte [verdachte] . Aanleiding waren meerdere TCI-processen-verbaal op basis waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat [verdachte] politieambtenaren betaalde voor het verstrekken van vertrouwelijke informatie aan criminelen. Het zou politiebeambten betreffen in specialistische functies. Uit onderzoek in politiemutaties kwam naar voren dat [verdachte] criminele contacten had. Omkoping van specialistische politieambtenaren raakt direct aan het vertrouwen in de staat en haar dienaren. Dat het ging om specialistische politieambtenaren betekende ook dat niet kon worden volstaan met enkel observeren en/of inzet van andere opsporingsmiddelen, nu zulke opsporingsambtenaren kennis hebben van opsporingstechnieken en daar extra alert op zijn.
Het aanvankelijk inzetten van de bevoegdheid tot stelselmatige informatie-inwinning was dus noodzakelijk om de waarheid aan het licht te brengen. Hetzelfde geldt met het vervolgens ook inzetten van de bevoegdheid tot politiële infiltratie.
Tijdens het lopende onderzoek kwam immers naar voren dat [verdachte] zich bezighield met drugshandel. Daarbij was uit uitlatingen van [verdachte] op te maken dat ambtenaren van de KMAR of politie daar bij betrokken waren, zij zouden er immers voor zorgen dat de drugstransporten niet werden ontdekt, onder meer door het beschikbaar stellen van dienstvoertuigen. Tijdens het “proeftransport” bleek dat inderdaad een politieambtenaar, [medeverdachte] , samen met [verdachte] betrokken was, hetgeen de verdenkingen bevestigde. Naarmate het onderzoek vorderde, kwamen dus door met name uitlatingen en gedragingen van [verdachte] meerdere verdenkingen tegen politieambtenaren naar boven. Gelet op de grote maatschappelijke impact van mogelijke ambtelijke corruptie in combinatie met de gerezen verdenkingen van drugshandel, zijn tijdens het gehele onderzoek de grenzen van de proportionaliteit en subsidiariteit niet overschreden.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de bijzondere ernst van de verdenkingen de toepassing van de betreffende opsporingsbevoegdheden.
Naar het oordeel van de rechtbank is door de handelswijze van het opsporingsteam de reikwijdte voor stelselmatige informatie-inwinning niet overschreden. Toen immers in de beginfase van het WOD-traject door [verdachte] steeds nadrukkelijker werd gesproken over zaken doen op het gebied van drugs en door hem ongevraagd samples van pillen waren verstrekt, is naast het al lopende bevel tot stelselmatige informatie-inwinning en het eerste bevel tot pseudokoop op 23 mei 2017 een aanvullend bevel tot pseudokoop afgegeven dat specifiek zag op de aankoop van de door hem aangeboden drugs (bevel p. 2991 en PV aanvraag p. 2996).
Vervolgens is er ook een nieuw bevel tot pseudokoop afgegeven op 2 juni 2017 (p. 3001), waarbij in de onderliggende aanvraag is benoemd dat door de beoogde aankoop van XTC pillen de vertrouwensrelatie tussen [verdachte] en de informant kon worden versterkt (p. 3001).
Voornoemde bevelen gaven aldus steeds voldoende dekking aan de inhoud van de contacten tussen A2308 en [verdachte] in de desbetreffende fase van het onderzoek. Een en ander heeft geleid tot de hiervoor genoemde levering op 16 juni 2017.
Tallon
De verdediging heeft betoogd dat verdachte door de handelingen van de WOD-ers is gebracht tot het begaan van strafbare feiten waarop zijn opzet tevoren niet was gericht.
A2308 heeft voor het eerst gesproken met [verdachte] op 20 april 2017. Hij heeft hierover het volgende gerapporteerd ( [verdachte] is verdachte [verdachte] /rechtbank):
“De man was bijzonder spraakzaam en het leek alsof hij tegen me wilde ‘opscheppen’ dat hij
een of andere ‘grote crimineel’ was — het eerste gesprek vond 5 minuten nadat ik hem had
ontmoet al plaats.
De man vertelde me dat hij ‘aanvoelde of iemand okay was’ en dat hij wist dat ik dat was
‘anders hadden ze me de deur gewezen’. Vervolgens vroeg de man aan mij ‘wat voor soort werk ik deed’ en ik antwoordde ‘hetzelfde als jij... im- en export’. Hij moest lachen en zei toen ‘kun jij wat met pillen... ecstasy en weet’? Ik zei tegen de man dat ik hem nog maar net had leren kennen en dat ik op dit moment alleen maar op zoek was naar een auto maar ik voegde eraan toe ‘dat we als we elkaar wat beter leren kennen misschien wel eens wat zaken kunnen doen’.
De man leek niet uit het veld geslagen en vroeg toen of ik ‘iets met geldrekeningen’ kon
doen; ik begreep niet goed wat hij daarmee bedoelde maar toen verbeterde hij zijn Engels
en legde uit dat hij ‘muntgeld’ bedoelde.
Hij vertelde toen dat hij een grote hoeveelheid ‘munten van een pond’ uit het Verenigd
Koninkrijk te koop had en vroeg weer of ik daar wat van wilde kopen — hij zei dat hij munten ter waarde van ‘een miljoen pond had’!
Hij legde uit dat de munten ‘in alle gokautomaten werkten’ en ik zei tegen hem dat ze niet
erg nuttig waren omdat de munt net een nieuw ontwerp had gekregen om een einde te
maken aan dat soort vervalsingen.
Hij zei dat hij dat wist maar voegde eraan toe dat de huidige munt pas in september 2017 uit de omloop zou worden gehaald, waarvan ik weet dat dit klopt; en hij ging door met mij te
pushen om er een aantal te kopen met de woorden dat hij ‘70 cent’ per munt wilde hebben. (…)
[verdachte] was binnen 10 minuten terug en gaf me zeven ‘munten van 1 pond’ en zei ‘laat ze maar
aan je vrienden zien’;
Het tweede gesprek tussen A2308 en verdachte vond plaats op 11 mei 2017, bij de garage van verdachte.
Over dit gesprek met verdachte heeft A2308 als volgt gerapporteerd:
“ [verdachte] zei vervolgens tegen me dat ik een week moest wachten omdat de munten uit Bulgarije kwamen. Ik heb toen gezegd dat ik 2000 van de munten zou nemen omdat ‘ik mensen heb die voor mij dingen verkopen op festivals in het Verenigd Koninkrijk’ en dat ‘zij 5 van de munten van 1 pond zouden gebruiken als wisselgeld voor een biljet van 20 pond’, [verdachte] gebruikte meteen zijn hand om de vorm te maken van ongeveer een munt van 1 cent,
waarbij hij zijn wijsvinger in zijn duim schoof en zei “je bedoelt... zulke dingen verkopen?”
Ik heb dit gebaar vaker zien maken en ik weet dat [verdachte] naar ‘pillen’ (ecstasy) verwees en
antwoordde “ja”.
[verdachte] zei toen “daar doe ik in — hoeveel betaal je”?
Ik antwoorde “jij bent de verkoper — voor hoeveel verkoop je ze?”
[verdachte] zei “45 cent per stuk — minimaal vijfduizend, elke kleur en je kunt 180 of 220 hebben,
wat je maar wilt”.
Ik wist absoluut zeker dat [verdachte] het over ecstasy-pillen had en vroeg “wat voor logo zit erop”, waarop hij zei “smurf”.
Vervolgens zei [verdachte] dat hij een monster van de pillen voor me kon regelen en bood aan om
ze te gaan halen en zei “je kunt ze overal mee naar toe nemen en testen — ik bied je dezelfde
prijs als wanneer je er tienduizend zou kopen.”
Het derde contact was op 12 mei 2017.
Het gesprek ging toen als volgt.
“ [verdachte] overhandigde mij een plastic zakje met daarin 10 gele
pillen. Ook een plastic zakje met daarin 10 kleine gekleurde vierkante papiertjes. [verdachte]
zei dat het LSD was. Toen deze antwoordde dat hij nog nooit wat met LSD had
gedaan, zei [verdachte] dat ze echt goed waren, 65 cent per stuk en dat hij ze in Engeland
meestal voor 1 pond en 50 pence per stuk verkocht (zie p. 1188).
Vlak erna deed [verdachte] een kast open en gooide een rechthoekig voorwerp op het
bureau en vroeg aan A2308 “Kun je hier wat mee?”. [verdachte] zei dat het 100 gram hasj
was. Ik zei dat hasj niet zo mijn ding was, maar dat ik om me heen zou vragen. Hij zei
dat de prijs €350,-- per 100 gram was.
Vervolgens vroeg [verdachte] “wat is dan wel jouw ding?” Ik antwoordde “Wat doe je dan
nog meer?”
[verdachte] antwoordde: “alles, behalve mensen vermoorden.”
Ik zei “doe je ook wit (cocaïne) en zo ja hoeveel kost het?”
[verdachte] antwoordde: Ja, en het kost €26.000,- per kilo en is zo zuiver als het komt — er is
niks mee gedaan. “Ik wist dat hij daarmee op het feit doelde dat de cocaïne niet
versneden was. Ik zei dat mijn probleem “het vervoer” zou zijn en [verdachte] bood meteen
aan dat hij “zijn eigen mensen had die regelmatig naar het VK vervoerden en dat het
vervoer €2000,-- per kilo kostte. Ik vroeg [verdachte] of het een probleem zou zijn om het
voor mij te vervoeren en hij antwoordde: “natuurlijk niet- dat is mijn werk”. (…)
[verdachte] vertelde dat hij 2 vrouwen had die voor hem vervoerden “. Ook zei hij dat het
transport altijd naar de haven van Dover in het VK ging en dat er maximaal 25.000
pillen of 5kg cocaïne in de schuilplaats (in de auto) paste. Ik vroeg hoeveel het kostte
om pillen voor me te vervoeren en hij zei dat hij het voor me zou uitzoeken. Ik heb
toen de 2 pakketjes met de monsters van [verdachte] in mijn auto verstopt.”
Uit deze verslagen blijkt dat verdachte vanaf het begin van de contacten met A2308 zelf het initiatief heeft gezocht tot het plegen van strafbare feiten, waaronder verkoop en vervoeren van drugs, zoals cocaïne.
Ook meteen na de levering van de 10.000 XTC-pillen op 16 juni 2017 heeft [verdachte] nog zelf nieuw initiatief getoond door bij A2308 te informeren of hij uit het buitenland afkomstige harddrugs wilde kopen. Zo valt in het verslag van die dag te lezen dat verdachte [verdachte] nadat hij de XTC pillen in de achterbak van de auto van A2308 had gelegd, vroeg of A2308 nog geïnteresseerd was in het kopen van cocaïne waarbij [verdachte] zei dat zijn neef uit Suriname het importeerde en dat hij voor A2308 naar de prijs zou vragen.
Gezien al het vorengaande is van ontoelaatbare uitlokking dan ook geen sprake.
Riga
Ten aanzien van het verblijf in Riga staat vast dat de inzet daar meerdere dagen heeft geduurd en dat er meerdere Letse WOD-ers bij zijn betrokken. Hoewel de aan de daar plaatsgevonden opsporingshandelingen ten grondslag gelegen bevelen naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig waren, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de intensiteit en de duur van die inzet en de omstandigheid dat deze plaatsvond op vreemde bodem, het dossier ook processen-verbaal van die Letse WOD-ers zelf had moeten bevatten. Anders dan bij A2308 heeft te gelden, is bij gebreke van die verslaglegging onvoldoende controleerbaar wat specifiek tussen hen en verdachte [verdachte] is besproken. De rechtbank is van oordeel dat dit een vormverzuim oplevert. De Riga-verklaringen moeten daarom worden uitgesloten van het bewijs.
Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het niet-ontvankelijkheidsverweer. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]

Feit 1

De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 oktober 2017 heeft [verdachte] samen met medeverdachte [medeverdachte] , bij wijze van proeftransport, een hoeveelheid heroïne van Hengelo naar Haarlem vervoerd. De heroïne werd vervoerd in de dienstauto van [medeverdachte] , een [merk 1] (kenteken [kenteken 1] , militair kenteken [kenteken 2] ), met daarin een beveiligde kluis. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft gesteld dat hij niet wist dat het transport iets illegaals betrof.
Beoordeling door de rechtbank
A2308 heeft op 7 september 2017 een ontmoeting gehad met verdachte. Tijdens die ontmoeting liet verdachte hem een foto op zijn iPhone zien van een [merk 1] . Daarna liet verdachte hem video’s zien wat op de achterbak van de [merk 1] leek.
A2308: “Op één van de foto’s zag ik een ruimte waarvan de klep openstond en waarin 2 chroomkleurige gasveren zaten. Verdachte zei dat je op die video de ‘wapenkluis’ achterin de auto van zijn vriend van AT zag en dat hij en zijn vriend hadden afgesproken dat dit de auto was die ze zouden gebruiken om mijn verdovende middelen te vervoeren. Op een van de video’s zag je de middenconsole van een auto en daar zat een rechthoekig apparaat in met veel knopjes erop. A2308 kon zien dat er op de witte knop aan de linkerkant ‘STOP’ stond. [verdachte] vertelde dat dit de knoppen waren waarmee je de sirene enz. van de auto bediende. Daaronder zat een rechthoekige keypad met ongeveer 9-12 knoppen erop en [verdachte] zei dat dit de keypad was waarmee je de kluis achterin kon openmaken.
Ik stelde [verdachte] de directe vraag ‘hoe weet jouw smerisvriend dat hij heroïne voor me
vervoert? ‘ [verdachte] zei ‘ik lieg natuurlijk niet tegen hem. Hij weet alles en we zijn elkaars beste
vrienden dus ik vertrouw hem zelfs mijn kinderen toe. ‘Ik zei ‘okay, ik wil namelijk niet dat hij denkt dat hij mijn boodschappen bij zich heeft of zoiets’. [verdachte] vertelde me toen dat zijn
vriend en hij het transport uitvoerig hadden besproken en een plan hadden gesmeed. Zijn
vriend zou ongeveer 15 tot 30 minuten voor de aankomst van de verdovende middelen naar
de ophaallocatie gaan en ‘onze ogen en oren zou zijn’. Verder zei hij ‘hij is een expert en weet het als er daar mensen zijn die informatie verzamelen of collega’s van de politie en in dat geval zal hij ons waarschuwen’. [verdachte] zei dat hij de drugs zou vervoeren als alles veilig was en op de afleverlocatie hetzelfde zou doen. Ik bedankte hem voor zijn hulp maar zei dat ik nog steeds wilde zien dat de verdovende middelen veilig de kluis van de auto ingingen. [verdachte] zei dat dat in orde was en dat er alleen maar op had gestaan dat hij mij niet zou ontmoeten omdat ‘zijn carrière op het spel stond’.
We kwamen overeen dat ik de transactie kon gadeslaan en [verdachte] zou de verdovende
middelen in de kluis leggen en ik zou achter de auto van zijn vriend aan rijden en voor de
veiligheid als ogen en oren fungeren”. [3]
Bij een ontmoeting tussen A2308 en verdachte op 8 augustus 2017 werd het volgende besproken:
“Ik liep naar [verdachte] toe in de werkplaats en vroeg meteen of hij “zijn vriend” had gesproken over het transporteren van “dingen” voor mij in de gepantserde [merk 1] , zoals eerder besproken.
[verdachte] zei dat hij dat had gedaan en dat het geen probleem voor zijn vriend was om het te doen en hij vroeg wat het was en hoeveel het was. Ik zei tegen hem dat het het verdovend middel heroïne zou zijn en vroeg hem wat de maximale hoeveelheid was die zijn vriend veilig in de auto kwijt kon.
[verdachte] zei ‘ongeveer tien kilo’ en vertelde toen in detail hoe zijn vriend de auto moest organiseren met de kluis erin en dat hij een ‘speciale code’ nodig had om de safe te kunnen openen. Hij vertelde dat er voor in de auto een keypad zat die de toegang tot de wapenkluis controleerde en dat daarom alleen zijn vriend er toegang toe had. Hij zei nogmaals “daarom is het zo veilig om voor jou te vervoeren omdat er niemand anders in kan kijken. Ik vroeg naar de prijs en na even te hebben nagedacht vroeg [verdachte] “is € 150,- per kg, inclusief brandstof en alles okay voor jou?”. Ik antwoordde “natuurlijk” en was verbaasd over het lage bedrag voor het transport van zulke verdovende middelen. (…)
[verdachte] zei dat hij en zijn vriend het zouden doen zoals besproken was en vertelde dat hij een sporttas van Basic Fit bij zich zou hebben waar de drugs in zaten en die tas met zo’n zelfde tas van zijn vriend ‘zou omwisselen’ en dat het een normale transactie zou zijn. [4]
Op 6 september 2017 liet verdachte een foto aan A2308 zien van een grijze boot die op een kanonneerboot van de marine leek, en zei dat dit de vriend was die het ging doen. De naam aan de bovenkant van het fotobericht luidde “ [medeverdachte] ”. [5]
Op 2 oktober 2017 heeft A2308 aan [verdachte] € 1500,- gegeven voor het transport. Hij zei daarbij ‘je geeft je vriend maar wat je zelf wilt”. [verdachte] zei daarop dat hij zijn vriend de volledige € 750,-zou geven omdat hij altijd eerlijk tegen hem was. [6]
Uit de bevindingen van A2308 blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het proeftransport in details is uitgewerkt door verdachte en zijn medeverdachte. Verdachte zou samen met [medeverdachte] het transport doen, waarbij de dienstauto van [medeverdachte] moest worden gebruikt zodat de te vervoeren verdovende middelen in de wapenkluis van die auto zouden kunnen. Daarbij is door A2308 meerdere malen tegen verdachte gezegd dat het om heroïne ging.
Verdachte wist dus dat het een heroïnetransport betrof.
Dit wordt nog bevestigd door de OVC-gesprekken uit de auto van [medeverdachte] ( [medeverdachte] /rechtbank) tijdens het transport, waarbij het volgende is gezegd:
“ [verdachte] :...je kunt uitrekenen of er wel 10 kilo in zit. Een laag is dan zo. Zo hoog is ie ongeveer, a 4 breed.... 1,2,3,4,5,6 snap je.is
aardig hoog, is twee keer zo breed, twee keer zo hoog
[medeverdachte] : Dan zou het moeten kloppen
[verdachte] : He?
[medeverdachte] : Dan zou het moeten kloppen
[verdachte] : Dan moet het kloppen ja. .zo is ongeveer 1 5 centimeter.. .7 centimeter denk ik... .ntv. .snap je?
[medeverdachte] : Ja
[verdachte] : Qua gewicht is het moeilijk in te schatten he? Ik denk is het nou meer of minder? Als het meer is kunnen we er wat
uithalen. Is het gewoon 10, de rest is van mij (ze lachen)” [7]
De rechtbank acht feit 1 bewezen.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft gesteld dat hij slechts als tussenpersoon zou fungeren tussen A2308 en verdachtes criminele contacten.
Beoordeling door de rechtbank
A2308 heeft op 19 oktober 2017 een ontmoeting gehad met [verdachte] .
Bij die ontmoeting werd een volgend transport besproken van 200 kilogram heroïne dat in de week van 27 november 2017 zou moeten plaatsvinden. [verdachte] zei dat zijn vriend dan beschikbaar was. [verdachte] vroeg aan A2308 of deze bereid was om 300 euro per kilo te betalen omdat zijn vriend veel te verliezen had. A2308 bood daarop 250 euro per kilo. [verdachte] en zijn vriend zouden de planning doen, waar [verdachte] om had gevraagd. [verdachte] zei dat zijn vriend een [auto 1] van het leger kon regelen met een wapenkluis erin. [verdachte] zei dat ze het met zijn tweeën zouden doen, want dat was veiliger. [8]
Op 8 november 2017 heeft A2308 [verdachte] 1.000 euro betaald ‘zodat deze niet in de problemen zou komen met zijn onkosten’. [verdachte] zei hem dat zijn vriend de route van het transport al had verkend. De drugs zouden volgens [verdachte] in het AT-legervoertuig van zijn vriend gaan. [9]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat het transport van 2 oktober 2017 een proeftransport betrof en dat later een transport zou volgen van 200 kilo. [verdachte] had daarover een foute rekensom gemaakt. [medeverdachte] had van [verdachte] gehoord dat hij er 40.000 euro aan over zou houden. [10] [verdachte] verwachtte dat [medeverdachte] samen met hem dat transport zou doen. Er zijn daarvoor door [medeverdachte] en [verdachte] gemaakte meerdere plannen geweest. Het tweede transport zou op 6 december 2017 moeten plaatsvinden. Een andere eerdere dag, het kon volgens [medeverdachte] 27 november 2017 zijn, ging niet door, volgens [verdachte] omdat de koper de partij niet kon overnemen. [verdachte] had [medeverdachte] verteld dat hij burners, telefoons die na een actie worden weggegooid, had. Ter voorbereiding op het tweede transport heeft [verdachte] een bus gehuurd die als stashbus zou worden gebruikt. [11] Geconfronteerd met uitspraken die [verdachte] tegenover de infiltrant heeft gedaan (nml: “dat [medeverdachte] , indien hij denkt dat hij wordt gevolgd, een militaire basis op zal rijden om zo het OT van zich af te schudden.”) heeft [medeverdachte] verklaard dat [verdachte] na het proeftransport tegen hem ( [medeverdachte] ) heeft gezegd dat hij ( [verdachte] ) dit (in soortgelijke bewoordingen) tegen [naam 2] had gezegd. [12]
De politie heeft 3 burners in de auto van [verdachte] aangetroffen (achter het reservewiel), nieuw in het doosje. [13]
[medeverdachte] bevestigt dus naar het oordeel van de rechtbank de bevindingen van A2308.
Van belang is verder dat uit de volgende OVC-gesprekken uit de auto van [medeverdachte] , na overdracht van het proeftransport-pakket), blijkt dat plannen zijn gemaakt voor vervolgtransporten:
[verdachte] = [verdachte]
[medeverdachte] = [medeverdachte]
: nou, een paar dingen moeten we effen de volgende keer anders doen.
[verdachte] : de volgende keer doen we het gewoon op onze manier. [14]
De verklaring van [medeverdachte] vindt ook steun in de volgende OVC-gesprekken die zijn opgenomen in de auto van [medeverdachte] , net als het maken van plannen voor het vervolgtransport:
B = [verdachte]
H = [medeverdachte]
B: We hebben die twee honderd in elk geval binnen.
H: Hè?
B: die twee honderd hebben we binnen.
H: Ja?
B: Ja, hij zegt, now I have no worry, it’s gonna be the same spot, snap je? De zelfde gebeuren, hij zegt, die twee honderd geef ik aan jou, teken maar wat je wil, snap je? Hoe je het wil. Hij is 100% cool. Zeg tegen hem dat ie eh...
(…)
H: Zij is al weer weg eh?
B: Ja, zij is al naar de boot. zaak 1,... tweehonderd krijg ik sowieso. Eind oktober, begin november. Krijg ik die twee honderd.
Snap je? Kan misschien in 1 keer, snap je? Wat ie vraagt is eh, kan ik het eventueel, omdat het meisje 200 niet kan dragen, naar de boot brengen, snap je? Ik zeg, zou misschien kunnen, moeten met twee auto’s verder. Dan moeten we dat systeem doen van wat jij zei van, laatste stuk effe wisselen op mijn [auto 2] en dan eh. Gewoon zijn eigen boot hè? Wat ik tegen jou zei, is zijn eigen boot. Hij zegt, maar kijk maar hoe je het doet, snap je? Kijk maar wat mogelijk is. Het zijn geen druk-mensen, weet je. Hij zegt. kijk maar wat mogelijk is. Wat kan, kan. Wat niet kan, kan niet. Snap je? Maar hou je hoofd erbij. snap je? Eh, en hij
gaat nu naar Engeland en dan krijgt ie de bestelling, 50 duizend of zoveel duizend pillen. En als je in ben dan doe ik het liefst met jou dan met andere mensen. laat maar zo zeggen. Maar we hebben onze eigen weg om hoe we het willen doen, snap je? [15]
(…)
B: Wordt allemaal serieus jongen.
H: klein beetje
B: Is echt niet een klein beetje, is gewoon eh, twee keer 18 honderd. Twee keer 1 komma 8. Dat is 3 komma twee miljoen.
(…)
B: (onderbreekt) Denk je dat we het voor elkaar kunnen krijgen? Laat maar zo zeggen, want zonder jou kan ik het toch niet. Ga ik ook niet, snap je?
H: Nee, ik zit alleen effe met dat stukje met die boot, vind ik wel weer heel eh... laatste stukje...
B: Hij zegt alleen puur, hij kan, die meid kan geen 200 kilo halen, snap je?
H:Ja
B: 50 kilo ga je niet halen. Helemaal niet in haar autootje.
H. Nee
B: Zegt ie, moet anders 100. En ik heb nu zelf in 1 keer 200 doorgezet hè? snap je?
H: ja
B Enne ik regel wel een andere auto bij wijze van spreken, waar ik hem overpak
H: Ja, we moeten sowieso met twee auto’s.
B: Ja
H: Ja, en hij moet met 3 auto’s
B: 3 auto’s?
H: 1 voor deze [16]
(…)
H: het enige waar we op moeten gaan letten, op telefoons en dat soort dingen. (…)
B: we proberen het wel te doen met zin tweeën weet je. (…)
H:nee, ik denk dat dit wel gaat, lukt wel met zijn tweeen hoor.
B: gewoon een dag van tevoren een auto ergens heen brengen bij wijze van spreken, snap je?
H: ja. [17]
(…)
H: communicatie tussen ons gaan we effe niet meer via whats app, alleen dan over randzaken, maar niet meer over dingen
De volgende . .keer nemen we twee andere telefoons mee
(door geruis stv)
8: .. en daar contact mee houden?
H: ik wil eigenlijk live, gelijk contact?.. met jou.. te horen dit en dat ( ntv)
B: Kijk voor hun is het van Germany tot hier voor hun helemaal safe, daarna is het Nederland, dat is nog een stukje waar ze
bang voor zijn, weet je
H: ja ja, ... (mompelt) over Soest,
B: twee honderd keer vijftig plus 200 keer vijftig (stv)
B: tienduizend
H: en dan moet je gedeeld berekenen
B: dan reken je vijftig ruggen.. snap je.. 50 ruggen, paar meter verderop. .ntv hier kun je auto , ntv... koop je een auto later
verkoop je hem wel weer
H:.. zeggen, een busje
B: kun je nagaan, voor 1 dag werken
H: Ja zo snel heb je ze nog niet verdiend. En dan helemaal. Het is nu al... eh
S: Ja voor 1 dag werken, helemaal veel
H: ja
B: en dan weet je.. ik ben blij dat ik werk, want als ik dit continu ga doen, snap je, ga ik echt in de kijkers lopen. Terwijl ik wel weet dat ik gelegenheid om het continu te doen. [18]
Gelet op deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van een transport van 200 kilo heroïne. De gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte zijn daartoe van voldoende rechtens relevant gewicht, ook zonder de Riga-verklaringen.
Feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Na het proeftransport op 2 oktober 2017 heeft [verdachte] aan [medeverdachte] 750 euro gegeven. [medeverdachte] was toen Coördinator Maritiem bij de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten
van de Koninklijke Marechaussee. [19]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft gesteld hij 750 euro aan [medeverdachte] heeft gegeven als aflossing van een lening.
Beoordeling door de rechtbank
Op 2 oktober 2017 heeft A2308 aan [verdachte] € 1.500,- gegeven voor het proeftransport. Hij zei daarbij ‘je geeft je vriend maar wat je zelf wilt”. [verdachte] zei daarop dat hij zijn vriend de volledige € 750,- zou geven omdat hij altijd eerlijk tegen hem was. [20] Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij van verdachte [verdachte] die dag € 750,- kreeg, toen [verdachte] in Honswijk terug kwam bij de auto. [21]
Hier volgt naar het oordeel van de rechtbank al uit dat de € 750,- het deel was dat [medeverdachte] kreeg voor zijn bijdrage aan het proeftransport. Dat dit het geval is blijkt ook uit een gesprek dat [verdachte] en [medeverdachte] voerden in de auto van [medeverdachte] tijdens het transport:
[verdachte] = [verdachte]
[medeverdachte] = [medeverdachte]
[verdachte] : Zou [naam 4] het erg vinden?
: Ik heb gezegd dat ik met jou wat extra geld ga verdienen. [22]
[medeverdachte] zou dus geld krijgen voor zijn rol in het transport, en het enige geld dat hij kreeg was de € 750,-.
Uit de onder 1 genoemde bewijsmiddelen blijkt dat het essentieel was voor het transport dat de dienstauto van [medeverdachte] zou worden gebruikt, omdat die auto een interne kluis had, waarin de drugs konden worden gestopt. [medeverdachte] had deze auto in bezit omdat hij ambtenaar van de KMAR was.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan ambtelijke omkoping, door het doen van een gift en een belofte.
Dat het geld ook aan [medeverdachte] was beloofd blijkt uit het volgende OVC-gesprek uit de auto van [medeverdachte] op 2 oktober 2017:
B = [verdachte]
H = [medeverdachte]
B: Ja. . allen nu ben ik omdat ik in één klap heb ontvangen, nu ben ik safe (?) stv., scheelt de helft. Die andere weet je wat die andere kregen, die kregen geen kloten. Snap je. Die waren blij met 250 euro de hele dag, snap je Is voor hun al 2 keer zoveel als wat ze bij een baas pakken.
H: Ja, maar bij mij ben je wat meer kwijt. (lacht)
B: Ik vind bij jou niet erg om te delen
H: heb je veel minder koppijn van
B: niet alleen dat, maar als het nodig is dan kunnen we het van elkaar hebben, weet je van geef mij effe .. dat en dat, geef mij iets meer dan 20, we kunnen het, we kunnen het naar elkaar toeschuiven en dat is anders als dat jet het één kant op kunt schuiven. [23]
Dat [medeverdachte] eerder aan [verdachte] een grote lening heeft verstrekt is voorts op geen enkele manier aannemelijk gemaakt. Zo staat die lening niet op schrift. Bovendien hebben medeverdachte [medeverdachte] en zijn partner verschillende verklaringen afgelegd over hoe die geldleningsovereenkomst is uitgevoerd (wie nam wanneer welke bedragen op). Maar ook al zou van een geldlening sprake zijn, dan staat dat gezien het vorengaande los van de vaststelling dat [medeverdachte] zich destijds heeft laten betalen voor zijn aandeel in het proeftransport dat met zijn dienstauto heeft plaatsgevonden.
Feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het feit ontkend.
Beoordeling door de rechtbank
Op 2 juni 2017 vond een ontmoeting plaats tussen A2308 en [verdachte] .
[verdachte] vroeg bij die gelegenheid of A2308 belangstelling had voor de gele, waarbij hij een handgebaar maakte waarmee hij eerder had aangegeven dat het om pillen ging. A2308 zei dat de gele niet sterk genoeg waren. Toen kwam een man genaamd [naam 5] de garage in waarmee A2308 heeft gesproken over pillen. [verdachte] overhandigde A2308 zakjes met in totaal 22 pillen, en vertelde erbij dat de pillen een assortiment van 160, 180 en 220 mg MDMA waren en dat ze respectievelijk 50, 55 en 85 per stuk kostten. [24]
Op 7 juni 2017 stuurde A2308 een bericht aan [verdachte] waarbij hij 3.000 XTC-pillen met 160 mg MDMA, 5.000 pillen met 180 mg MDMA en 2.000 pillen met 220 mg MDMA bestelde.
[verdachte] antwoordde met “zie morgen bro”. [25]
Op 16 juni 2017 kreeg A2308 van [verdachte] drie zakken met pillen. [verdachte] legde de pillen in de achterbak en A2308 betaalde [verdachte] 5.950 euro. [26]
De pillen zijn getest door het NFI en bevatten MDMA. [27]
De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de bevindingen van A2308 te twijfelen, temeer daar deze nog worden ondersteund door een tapgesprek tussen hem en [verdachte] op 14 juni 2017, met de volgende inhoud:
[verdachte] = [verdachte]
[naam 6] = A2308
[naam 6] : hé maat, ik vroeg me af, ik ben nog in UK, ik ben morgen .., is het oké als ik de bestelling doe? (1 put the order in?)
[verdachte] : ja, doe de bestelling (yes, put the order in.) oké?
[naam 6] : Zal de bestelling klaar zijn voor vrijdag?
[verdachte] : ehh, ik denk ja, ik denk dat het mogelijk is.
[naam 6] : Ik ben morgen in Nederland en vrijdag, en ik heb wat andere zaken dus
[verdachte] : Doe de bestelling, ik zal het beantwoorden oké? (Put the order in, l will answer it)
[naam 6] : oké, ik doe de bestelling, ik zal je berichten via mijn Engelse telefoon ja? (III tekst you on my English phone ja?)
[verdachte] : ja, oké.
[naam 6] : en eh, ik doe de bestelling maat en als ik morgen land in Nederland bel ik je en dan kun je me informeren he (update me).
[verdachte] : ja, ik informeer je of het mogelijk is of niet oké? (updat you if it’s possible or not). [28]
De rechtbank acht feit 4 bewezen.
Feit 5
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 december 2017 zijn bij een zoeking in de woning van verdachte in Barneveld ongeveer 138 XTC-pillen (bevattende MDMA), ongeveer 19,86 gram metamfetamine en ongeveer 1,82 gram amfetamine aangetroffen. [29]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het feit bekend ten aanzien van de MDMA. Ten aanzien van de amfetamine en metamfetamine stelt verdachte dat hij daar niet mee bekend was.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het feit met betrekking tot alle tenlastegelegde drugs bewezen. Verdachte is de bewoner, er zijn naast de MDMA ook andere drugs (amfetamine en metamfetamine) aangetroffen en uit het dossier, zoals eerder beschreven, volgt dat verdachte zich op aanzienlijke schaal met handel in verschillende soorten harddrugs bezighield. Verdachte heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de laatstgenoemde drugs van een ander zouden zijn. De bewering van verdachte dat hij niet wist dat er amfetamine en metamfetamine in zijn huis lag, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig.
De zoeking heeft plaatsgevonden na de reis van verdachte en A2308 naar Riga. Dit doet echter niets af aan de rechtmatigheid van de zoeking, nu de informatie die justitie had na het proeftransport voor die zoeking reeds meer dan voldoende grondslag bood. Verder hebben de opsporingsresultaten van die reis naar Riga niet substantieel bijgedragen aan het besluit om de woningen te doorzoeken.
Feit 6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ontkend dat de hasj van hem was.
Beoordeling door de rechtbank
Op 6 december 2017 is in Barneveld bij zoekingen in de woning van verdachte en in de woning van verdachtes moeder [moeder verdachte] ongeveer 8.521 gram aangetroffen van een stof die er uitzag als hasj. Deze stof is door de afdeling forensische ondersteuning onderzocht. De conclusie was dat het hasj was. [30]
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee, mede gezien de uiterlijke kenmerken van plakken hasj, voldoende vastgesteld dat het hasj betrof.
Ten aanzien van de hasj die in verdachtes woning is aangetroffen, acht de rechtbank het feit bewezen, dit onder dezelfde motivering als onder feit 5 die hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
Ten aanzien van de hasj die in de woning van [moeder verdachte] is aangetroffen, overweegt de rechtbank als volgt.
[moeder verdachte] heeft het volgende verklaard. De tas met blokken hasj is niet van haar. Haar kinderen hebben een sleutel van het huis. Aan de voorzijde van haar woning is de slaapkamer waar de blokken hasj zijn aangetroffen. Haar zoon [verdachte] komt ook op die slaapkamer. Wat hij daar doet weet ze niet. Als haar andere kinderen bij haar zijn blijven die altijd beneden. [verdachte] rent vaak naar boven en als ze hem vraagt wat hij daar deed geeft hij geen antwoord. [31]
Getuige [getuige 4] heeft het volgende verklaard.
Hij woont soms een tijdlang bij zijn tante, zijnde [moeder verdachte] . Hij heeft een slaapkamer in het huis. Op zijn slaapkamer is een plak op hasj gelijkend materiaal gevonden. Dat is hasj. Hij heeft die hasj gevonden op de kamer die vroeger van zijn neef [verdachte] was. Hij heeft dat gestolen. Er hebben in het recente verleden geen andere personen in de woning van [moeder verdachte] verbleven. [32]
Gelet op het vorenstaande twijfelt de rechtbank er niet aan dat de aangetroffen hasj van verdachte was, temeer daar ook in verdachtes woning plakken hasj zijn aangetroffen.
De rechtbank neemt daarbij de hasj van [getuige 4] niet mee, nu die was gestolen en zich dus niet meer in de macht van verdachte bevond.
Feit 6
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 december 2017 is bij een zoeking in de woning van verdachte in Barneveld het volgende aangetroffen:
- een pistool van het merk [merk 2] , kaliber 9 mm Para (=9x19mm);
- een enkelloops hagelgeweer van het merk [merk 3] , kaliber 12;
- een stroomstootwapen;
- 8 scherpe patronen van de merken [merk 4] (6 stuks) en [merk 10] (2 stuks), kaliber
9 mm Luger (=9x19mm);
- 50 scherpe patronen van het merk [merk 5] , kaliber 9 mm Luger (=9x19mm);
- 8 scherpe patronen, van de merken [merk 6] (4 stuks), [merk 7] (2 stuks) en [merk 8] (2
stuks), kaliber 7,65 mm);
- 18 scherpe (pyrotechnische) patronen van het merk [merk 9] , kaliber 12. [33]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte erkent het bezit van het hagelgeweer. Ten aanzien van het pistool zegt verdachte niet te weten hoe het in zijn woning komt. Verdachte vermoedt dat een vriend die weleens na een feest bleef slapen, het wapen heeft laten liggen. Verdachte weet ook niet hoe de andere wapens en munitie in zijn woning zijn gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte alle wapens en munitie voorhanden heeft gehad nu deze zijn aangetroffen in zijn woning en dus in zijn onmiddellijke nabijheid en onder zijn directe beschikkingsmacht. Gezien de vindplaatsen van de wapens en munitie moet bij hem in meer of mindere mate de bewustheid ten aanzien van de aanwezigheid hebben bestaan. Dit geldt temeer in de context van de overige bewezen feiten, nu het algemeen bekend is dat drugscriminaliteit vaak ook gepaard gaat met verboden wapenbezit. De rechtbank acht het gevoerde verweer niet onderbouwd en bovendien ongeloofwaardig. Daarbij komt ook betekenis toe aan de verklaring van verdachte tegenover de informant, dat verdachte normaal geen wapens verkocht, maar daar wel aan kon komen en dat een [merk wapen] met 3 magazijnen 3.500 kostte. [34] In dit kader wordt nog opgemerkt dat een gedeelte van de patronen zijn aangetroffen in het magazijn dat hoorde bij het aangetroffen pistool, en dat magazijn is aangetroffen op de kinderkamer. De rechtbank acht het feit dan ook bewezen.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks 02 oktober 2017
te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of Haarlem, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk heeft
verkocht en/ofafgeleverd
en/of verstrekten
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 juli 2017 tot en met 6 december 2017
te Barneveld en/of Hengelo en/of Haarlem, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
a. a) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, te weten:
-
een of meerzogeheten burners en
/of
- een hoeveelheid heroïne voor het draaien van een proefzending en
/of
- de ontvangst van een hoeveelheid geld (duizend euro) van de opdrachtgever voor de te maken kosten voor het geplande transport,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat/die bestemd was tot het plegen van dat/die feit(en)
en
/of
b) zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft/hebben trachten te verschaffen, te weten:
- de inzet/het gebruik van een dienstvoertuig/militair voertuig (van het merk [merk 1] , voorzien van kenteken [kenteken 1] , militair kenteken [kenteken 2] ) met daarin een beveiligde kluis en
/of
- de inzet/ het gebruik van een of meer militaire dienstvoertuigen met beveiligde kluis (naast het hiervoor bedoelde voertuig) en/of een of meer voertuigen en/of
-
een of meerontmoeting
(en
)met de opdrachtgever en
/of
- afspraken (met de opdrachtgever en medeverdachte) over de rolverdeling tussen verdachte en zijn medeverdachte
(n)en
/of
- prijsonderhandelingen met de opdrachtgever en
/of
- het voorverkennen van locaties die gebruikt zullen worden;
3.
hij op
of omstreeks2 oktober 2017 te Barneveld, althans in Nederland,
opzettelijk een ambtenaar, te weten [medeverdachte] , zijnde Coördinator Maritiem
bij de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten van de Koninklijke
Marechaussee, een gift heeft gedaan en/of aangeboden, te weten:
a. a) (een gift van) EUR 750,
althans een geldbedrag en/of althans enige giften
/ofbelofte heeft gedaan
en/of enige dienst heeft verleend en/of aangeboden,zulks ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door die [medeverdachte] , in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan en/of nagelaten (sub 2), te weten het - zakelijk weergegeven -:
- ter beschikking stellen van een militair dienstvoertuig voor het transport van verdovende middelen
en/of
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 2 oktober 2017
tot en met 6 december 2017 te Barneveld,
althans in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, (telkens)opzettelijk een ambtenaar, te weten [medeverdachte] ,
zijnde Coördinator Maritiem bij de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten
van de Koninklijke Marechaussee,
(een) gift(en) en/ofbelofte gedaan en
/of
aangeboden,te weten (de belofte van) de betaling van enige geldbedrag
(en
),
althans enige
gift en/of belofte heeft gedaan en/of enige dienst heeft verleend en/of
aangeboden,zulks (telkens) met het oogmerk om die [medeverdachte] te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten (sub 1), te weten het (telkens) - zakelijk weergegeven -:
- ter beschikking stellen van een of meer militaire dienstvoertuigen voor het transport van verdovende middelen;
4.
hij op
of omstreeks16 juni 2017 te Barneveld, althans in Nederland,
opzettelijk heeft verkocht en
/ofafgeleverd en/
ofverstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,ongeveer 10.045 XTC-pillen
, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op
of omstreeks 06 december 2017 te Barneveld,
althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 138 pillen,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal
bevattende MDMA
, zijnde MDMA,en
/of
- ongeveer 19,86 gram metamfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende metamfetamine,en
/of
- ongeveer 1,82 gram amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en/
ofmetamfetamine en
/ofamfetamine, (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij op
of omstreeks 06 december 2017 te Barneveld,
althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 8521 gram hasjiesj, in elk gevaleen
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj, een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.
hij op of
omstreeks 06 december 2017 te Barneveld,
althans in Nederland,
een of meerwapens van categorie III (sub 1), te weten
- een pistool (van het merk [merk 2] , kaliber 9 mm Para (=9x19mm))
en
/of
- een enkelloops hagelgeweer (van het merk [merk 3] , kaliber 12)
en
/of
een wapen van categorie II (sub 5), te weten
- een stroomstootwapen en
/of
munitie van categorie III, te weten
- 8 scherpe patronen (van de merken [merk 4] (6 stuks) en [merk 10] (2 stuks), kaliber
9 mm Luger (=9x19mm)) en
/of
- 50 scherpe patronen (van het merk [merk 5] , kaliber 9 mm Luger (=9x19mm)) en/of
- 8 scherpe patronen, (van de merken [merk 6] (4 stuks), [merk 7] (2 stuks) en [merk 8] (2
stuks), kaliber 7,65 mm) en
/of
- 18 scherpe (pyrotechnische) patronen (van het merk [merk 9] , kaliber 12
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
Om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, vervoermiddelen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, en zich of een ander middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
feit 3:
Aan een ambtenaar een gift of belofte doen met het oogmerk hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten.
feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 5
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 6:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 7:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 70 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en subsidiair een strafverweer gevoerd. Volgens de raadsman moeten de rechtmatigheidsverweren in elk geval leiden tot strafvermindering. Verder is de aanhouding van verdachte, waarvan zijn kinderen getuige waren, disproportioneel verlopen. Strafmatigend is volgens de raadsman tot slot het vrijheidsbeperkende karakter van de schorsingsvoorwaarden. De redelijke termijn is geschonden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkoop van harddrugs (ruim 10.000 XTC-pillen) in juni 2017, het medeplegen van een harddrugstransport (heroïne) in oktober 2017, aan ambtelijke omkoping, aan het medeplegen van de voorbereiding van nog een harddrugs (heroïne) transport in de tweede helft van 2017 en aan het bezit van drugs (vooral XTC en hasjiesj) en wapens (pistool, hagelgeweer en stroomstootwapen) en munitie (ruim 80 patronen) in december 2017.
Verdachte is ten aanzien van de drugstransporten aan te merken als de initiatiefnemer en aanjager van deze strafbare feiten. In zijn jacht op geld en crimineel aanzien is verdachte gretig geweest en heeft hij weinig schroom, schuld of schaamte getoond. Niet alleen had hij wapens en drugs in zijn eigen woning, hij verborg ook drugs op een kamer in de woning van zijn moeder. Verder spande hij ook anderen zoals zijn medeverdachte voor zijn karretje, ook als daarvoor gecorrumpeerd moest worden.
Drugshandel en verboden wapenbezit vormen een risico voor de samenleving, zowel voor wat betreft de gezondheid als de veiligheid van anderen. Corruptie tast het vertrouwen aan dat men moet kunnen stellen in een integere overheid en in het bijzonder in mensen die (feitelijk) werken voor de politie. Dit soort feiten werkt bovendien ondermijnend, omdat normen vervagen en het gevoel van veiligheid en leefbaarheid afneemt.
Verdachte heeft gezien zijn procesopstelling niet of nauwelijks verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
Verdachte is eerder voor geweld en vermogensdelicten met justitie in aanraking geweest, maar die veroordelingen dateren van 2005 respectievelijk 2007.
De reclassering heeft meermalen over verdachte gerapporteerd. Het laatste rapport is van 17 mei 2021. Daarin is beschreven dat de reclassering belemmerd wordt bij het inschatten van delictgerelateerde criminogene factoren door de procesopstelling van verdachte. Verdachte heeft geen hulpvragen. Het recidiverisico wordt laag ingeschat. Verdachte heeft meegewerkt aan het schorsingstoezicht. De reclassering acht interventies of toezicht niet nodig.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn van 2 jaar waarbinnen een strafzaak behoort te worden afgedaan, fors is overschreden. Daarmee zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden, deels in voor verdachte gunstige zin ook al is een deel van dat tijdsverloop te wijten aan (herhaaldelijk) door verdachte gedane onderzoekswensen.
De wijze van aanhouding van verdachte is geen reden voor strafmatiging, ook al waren zijn kinderen daarvan getuige. De politie beschikte over informatie over vuurwapenbezit in relatie tot verdachte en in zijn woning zijn vervolgens ook daadwerkelijk vuurwapens en munitie aangetroffen. Dat de politie op basis van (later juist gebleken) informatie over aanwezigheid van vuurwapens hardhandig binnentreedt, is dus geen reden voor strafkorting. De aanwezigheid van kinderen in zijn woning heeft verdachte er overigens ook niet van weerhouden deze wapens (en drugs) daar aanwezig te hebben.
De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen de oplegging van een langdurige vrijheidsstraf. De vraag is vooral of verdachte terug moet in detentie. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend, ook al liep verdachte geruime tijd in een schorsingstoezicht. Voorlopige hechtenis is immers geen voorschot op een op te leggen straf, net zoals aan schorsing of opheffing daarvan geen verwachtingen kunnen worden ontleend.
Alles afwegend legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar op, met aftrek van het voorarrest. Dit is lager dan geëist omdat de rechtbank het tijdsverloop zwaarder weegt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 47, 57 en 177 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10, 10 a en 11 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 wijst af het verzoek om aanhouding voor nader onderzoek;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. P.J.C. Cremers en
mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2022.
Mr. Blokhuis en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Rijksrecherche, opgemaakte proces-verbaal, nummer 20170016 (onderzoek [naam 7] ) gesloten op 23 maart 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2022; proces-verbaal van bevindingen A2308, p. 922-925; proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 1049-1052; NFI-rapport, p. 994-995.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 822-823.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 877-878.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 891.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 924.
7.OVC-gesprek, p. 962.
8.Proces-verbaal van bevindingen A2308, p. 1532-1533.
9.Proces-verbaal van bevindingen A2308, p. 1543-1544.
10.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 1052.
11.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 1076, 1667.
12.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 1653.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1625.
14.OVC-gesprek, p. 948.
15.OVC-gesprek, p. 975
16.OVC-gesprek, p. 976
17.OVC-gesprek, p. 977-978
18.OVC-gesprek, p. 979-980
19.Verklaring verdachte ter terechtzitting; Proces-verbaal verhoor [medeverdachte] , p. 1052; proces-verbaal van bevindingen p. 804.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 924.
21.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte] , p. 1049.
22.OVC-gesprek, p. 964.
23.OVC-gesprek p. 980.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1211-1213.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1216.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1226-1227.
27.NFI-rapport, p. 1242-1243; fotobijlage, p. 1232
28.OVC-gesprek, p. 1152
29.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1394-1398; NFI-rapport p. 2325-2327; verklaring van ter terechtzitting van 18 mei 2022.
30.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p.2228-2234; proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2298-2299.
31.Proces-verbaal van verhoor [moeder verdachte] , p. 2334.
32.Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , p. 2341-2342.
33.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 1317-1331; Proces-verbaal bevindingen, p. 1332 e.v.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1138 ev.