ECLI:NL:RBGEL:2022:3526

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
05/880501-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oud-militair en Barnevelder veroordeeld voor drugstransporten en ambtelijke omkoping

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een oud-militair, die samen met een medeverdachte betrokken was bij drugstransporten. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van heroïne, alsook van ambtelijke omkoping. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 2 oktober 2017, samen met zijn medeverdachte, een hoeveelheid heroïne had vervoerd in zijn dienstauto, die was uitgerust met een beveiligde kluis. De verdachte was op dat moment werkzaam als Coördinator Maritiem bij de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten van de Koninklijke Marechaussee. Tijdens het proces werd gebruik gemaakt van een undercoveroperatie, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte in contact kwamen met een infiltrant. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat hij betrokken was bij het vervoer van harddrugs en dat hij een gift van 750 euro had aangenomen van zijn medeverdachte, wetende dat deze gift verband hield met zijn criminele activiteiten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het medeplegen van drugshandel en passieve ambtelijke omkoping. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd het geldbedrag dat door middel van de criminele activiteiten was verkregen, verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/880501-17
Datum uitspraak : 8 juli 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1980] in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. S.S. Zijderveld, advocaat in Wageningen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 oktober 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of
Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 6 december 2017 te Barneveld en/of Hengelo en/of Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, a) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, te weten: -een of meer zogeheten burners en/of -een hoeveelheid heroïne voor het draaien van een proefzending en/of -de ontvangst van een hoeveelheid geld (duizend euro) van de opdrachtgever voor de te maken kosten voor het geplande transport, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat/die bestemd was tot het plegen van dat/die feit(en) en/of b) zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, te weten: - de inzet/het gebruik van een dienstvoertuig/militair voertuig (van het merk [merk] voorzien van kenteken [kenteken 1] , militair kenteken [kenteken 2] ) met daarin een beveiligde kluis en/of - de inzet/ het gebruik van een of meer militaire dienstvoertuigen met beveiligde kluis (naast het hiervoor bedoelde voertuig) en/of een of meer voertuigen en/of - een of meer ontmoeting(en) met de opdrachtgever en/of - afspraken (met de opdrachtgever en medeverdachte) over de rolverdeling tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) en/of - prijsonderhandelingen met de opdrachtgever en/of - het voorverkennen van locaties die gebruikt zullen worden;
3.
hij op of omstreeks 2 oktober 2017 te Barneveld, althans in Nederland, in zijn
hoedanigheid van Coördinator Maritiem van de Brigade Speciale
Beveiligingsopdrachten van de Koninklijke Marechaussee, althans in een
ambtelijke hoedanigheid, een gift van [medeverdachte] heeft aangenomen, welke gift
heeft bestaan uit een geldbedrag van 750 euro, althans een geldbedrag, wetende
dat deze gift hem, verdachte, gedaan werd ten gevolge of naar aanleiding van
hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan, te
weten het vervoeren van harddrugs met een beveiligd dienstvoertuig van de
Koninklijke Marechaussee.

2.De rechtmatigheid van het WOD-traject

Tijdens het opsporingsonderzoek is gebruik gemaakt van een werken onder dekmanteltraject (WOD-traject). Vanuit de politie is in contact getreden en contact onderhouden met medeverdachte [medeverdachte] zonder dat voor hem duidelijk was dat hij met politiemensen te maken had.
Door de verdediging zijn meerdere verweren gevoerd met betrekking tot de rechtmatigheid van het WOD-traject. De verweren houden samengevat het volgende in:
  • De verslaglegging van de contactmomenten met [medeverdachte] in het kader van het WOD-traject is onvoldoende betrouwbaar en controleerbaar;
  • De proportionaliteit en subsidiariteit zijn geschonden en de reikwijdte van de stelselmatige informatie-inwinning op basis van artikel 126j Sv is overschreden;
  • Verdachte is door de handelingen van de WOD-ers gebracht tot het begaan van strafbare feiten waarop zijn opzet tevoren niet was gericht (schending Tallon-criterium);
Ten aanzien van het WOD-traject overweegt de rechtbank het volgende.
Het traject
Het
doelvan deze undercoveroperatie was (aanvankelijk) kort gezegd het verifiëren of falsificeren van informatie dat een politieman tegen betaling informatie zou verstrekken aan medeverdachte [medeverdachte] .
Deze startinformatie was initieel afkomstig uit zogenoemde TCI processen-verbaal. Uit vervolgens plaatsgevonden TCI onderzoek en een oriënterend strafrechtelijk onderzoek kwamen in dit verband vervolgens de namen van verdachte [verdachte] (werkzaam bij de KMAR en bevriend met [medeverdachte] ) en toen nog medeverdachte [naam 1] (zelf werkzaam bij de Nationale Politie, onderdeel Dienst Speciale Interventies, en de zwager van [medeverdachte] ) naar voren.
Ter uitvoering van de operatie is vanaf april 2017 gebruik gemaakt van de bijzondere opsporingsbevoegdheden (deels opvolgend, deels gelijktijdig): stelselmatige informatie inwinning (126 j Sv, eerste bevel 12 april 2017), pseudokoop (126i Sv, eerste bevel 2 mei 2017) en politiële infiltratie (126h Sv, eerste bevel 24 juli 2017).
Naast bovenvermelde bevoegdheden is bij het onderzoek onder meer gebruik gemaakt van bevelen tot stelselmatige observatie, opnemen van vertrouwelijke communicatie (het afluisteren van gesprekken tussen [medeverdachte] en [verdachte] in de dienstauto van [verdachte] , de zogenoemde OVC gesprekken) en het opnemen van telecommunicatie (tappen).
Het WOD-traject is met name uitgevoerd door een onder gezag van de Nederlandse autoriteiten werkende buitenlandse infiltrant,
A2308, in het dossier ook wel omschreven als “ [bijnaam] ”.
Ter ondersteuning zijn kortstondig ook andere (buitenlandse) WOD-ers ingezet.
Infiltrant A2308 had dus bij aanvang van zijn inzet in april 2017 als taak om inzicht te krijgen in het waarheidsgehalte van voormelde (TCI)informatie.
Het undercovertraject heeft gelopen tot 6 december 2017 en heeft dus bijna 8 maanden geduurd.
Bij de uitvoering van zijn taak heeft A2308
contactgelegd en onderhouden met [medeverdachte] . Van zijn contactmomenten met [medeverdachte] zijn diverse verslagen opgemaakt en hij is later als getuige gehoord door de rechter-commissaris. Het gaat dan bijvoorbeeld om ontmoetingen en gesprekken tussen A2308 en [medeverdachte] in de garage van [medeverdachte] , in diens woning, tijdens gezamenlijke autoritten en bij horecabezoek (bijvoorbeeld een etentje bij Van der Valk).
Niet ter discussie staat dat tussen [medeverdachte] en A2308 reeds in de beginfase van de operatie (in de periode april t/m 16 juni 2017) is gesproken over (het leveren van) drugs, meer specifiek XTC. Op dat moment werd door A2308 uitvoering gegeven aan het hiervoor genoemde bevel tot stelselmatige informatie-inwinning.
Volgens A2308 lag het initiatief daartoe bij [medeverdachte] , heeft [medeverdachte] uit eigener beweging samples van XTC pillen verstrekt en heeft [medeverdachte] hem uiteindelijk op 16 juni 2017 (feit 4 op de tenlastelegging van [medeverdachte] ) circa
10.000 XTCpillen geleverd. Aan specifiek deze aankoop van XTC lag het bevel tot pseudokoop van 4 juni 2017 ten grondslag. Deze aankoop had als doel de vertrouwensrelatie tussen [medeverdachte] en A2308 te versterken (zie het PV aanvraag bevel pseudokoop van 1 juni 2017 op p. 3001). Van een bevel tot politiële infiltratie was overigens op dat moment nog geen sprake.
De contacten tussen [medeverdachte] en A2308 hebben er vervolgens toe geleid dat [medeverdachte] en [verdachte] op 2 oktober 2017
een proeftransportvan een andere soort harddrugs hebben uitgevoerd. Inmiddels werd door A2308 uitvoering gegeven aan het bevel tot politiële infiltratie (bevel van 24 juli 2017, p. 3225 en onderliggende PV aanvraag p. 3212).
Volgens A2308 heeft [medeverdachte] op eigen initiatief aangeboden om voor hem heroïne te vervoeren. Daadwerkelijk was bij het aangeleverde pakket sprake van grotendeels nepheroïne. [medeverdachte] en [verdachte] hebben bij de uitvoering gebruik gemaakt van de dienstauto van [verdachte] en het pakket – zoals afgesproken tussen A2308 en [medeverdachte] - vervoerd in de in die auto ingebouwde kluis. De dienstauto was in die periode door het opsporingsteam voorzien van afluisterapparatuur zodat is vastgelegd wat in de auto tussen [medeverdachte] en [verdachte] is besproken (de OVC gesprekken) ten aanzien van het transport, wat het verhaal zou zijn als ze gepakt zouden worden en met betrekking tot
voorbereidingen van een eventueel groter transportvan 200 kilo (heroïne). Beide verdachten erkennen het proeftransport te hebben uitgevoerd maar betwisten het opzet/de wetenschap van het vervoeren van heroïne.
Ook zijn A2308 en [medeverdachte] van 14 tot en met 16 november 2017 samen in
Riga, Letland, geweest waar een ontmoeting met ‘Russische criminelen’ is gearrangeerd aangaande het grotere transport van 200 kilo dat al enige tijd onderwerp van gesprek was tussen [medeverdachte] en A2308. Het betroffen in werkelijkheid Letse undercoveragenten.
Naast de verslagen van A2308 zijn ook verslagen en verhoren beschikbaar van zijn begeleiders met betrekking tot de briefing en debriefing van A2308 en van de ter ondersteuning kortstondig ingezette andere WOD-ers, dit laatste voor zover het de inzet op Nederlands grondgebied betreft. De WOD-er die aanwezig is geweest bij een ontmoeting in de garage van [medeverdachte] en de WOD-er die aanwezig was bij het etentje bij Van der Valk, zijn ook gehoord door de rechter-commissaris. Verslaglegging door Letse undercoveragenten in Riga ontbreekt in het dossier. Van alle gesprekken zijn geen audio- of audiovisuele registraties beschikbaar. Verder zijn bijvoorbeeld de resultaten van het tappen van telefooncontact tussen A2308 en [medeverdachte] voorhanden.
Betrouwbaarheid en controleerbaarheid van de verslaglegging
De rechtbank acht het een gemis dat geen auditieve of audiovisuele registratie van (een deel van) de contactmomenten voorhanden is. Het is echter niet zo dat de processen-verbaal die in het kader van het WOD-traject zijn opgesteld, daarom moeten worden uitgesloten van het bewijs. Daartoe geven de wet, wetsgeschiedenis en jurisprudentie geen enkele aanleiding. In dat verband wordt gewezen op hetgeen de Hoge Raad in de zogenoemde Mr. Bigarresten (2019:1982 en 1983) daarover heeft overwogen, namelijk dat het naast verslaglegging door middel van verbalisering in de rede ligt dat, voor zover dat bij de uitvoering mogelijk is, de communicatie auditief of audiovisueel wordt geregistreerd. Dit betekent evenwel niet dat dit ook een vereiste is om tot de rechtmatigheid van een dergelijk traject te komen.
De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de verslagen van A2308 niet kloppen en dus als niet betrouwbaar ter zijde moeten worden geschoven. De verklaringen zijn gedetailleerd en precies opgeschreven, met name als het gaat om momenten waarop expliciet criminele plannen en activiteiten zijn besproken en uitgevoerd. Dat er enkele verschillen zitten in de verslaglegging van de infiltranten onderling als het gaat om momenten dat A2308 incidenteel en kortstondig werd bijgestaan door een andere WOD-er, roept weliswaar vragen op, maar die verschillen zijn onvoldoende zwaarwegend om deze verslagen van de bewijsvoering uit te sluiten. Daarbij worden de verslagen van A2308 op kernpunten ondersteund door andere bewijsmiddelen, die hierna verder worden besproken.
De getuigenverklaringen, afgelegd op zitting, doen geenszins afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verslaglegging. Geen van de door de medeverdachte [medeverdachte] meegebrachte en ook in de zaak van verdachte gehoorde getuigen is direct bij de ten laste gelegde feiten en de daaraan voorafgaande daadwerkelijke en belangrijkste voorbereidende besprekingen tussen verdachte en A2308 aanwezig geweest.
Uit de verklaring van [getuige 1] (zus van medeverdachte [medeverdachte] ) blijkt daarnaast dat zij niet alles meer zeker weet en niet steeds in de woning was toen A2308 daar op bezoek was en met haar broer contact had.
De verklaring van getuige [getuige 2] dat A2308 vaker bij de garage is geweest is speculatief.
De rechtbank acht de inhoud en strekking van de verklaring van getuige [getuige 3] over de inhoud van het gesprek tussen A2308 en medeverdachte [medeverdachte] tijdens het etentje bij Van der Valk niet aannemelijk. Deels weet ze zich de ontmoeting niet meer goed te herinneren maar ze is wel heel stellig in wat wel of niet besproken zou zijn.
De rechtbank concludeert aldus dat sprake is geweest van voldoende nauwkeurige verslaglegging, welke verslaglegging inzicht geeft in het verloop en de uitvoering van de gehele periode en met name een voldoende nauwkeurige weergave van de communicatie met [medeverdachte] bevat. Naar het oordeel van de rechtbank is de verslaglegging gezien het bovenstaande betrouwbaar te achten.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Zoals hiervoor aangegeven, was het doel van het WOD-traject het verifiëren of falsificeren van informatie dat een politieman tegen betaling informatie zou verstrekken aan [medeverdachte] . Aanleiding waren meerdere TCI-processen-verbaal op basis waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat [medeverdachte] politieambtenaren betaalde voor het verstrekken van vertrouwelijke informatie aan criminelen. Het zou politiebeambten betreffen in specialistische functies. Uit onderzoek in politiemutaties kwam naar voren dat [medeverdachte] criminele contacten had. Omkoping van specialistische politieambtenaren raakt direct aan het vertrouwen in de staat en haar dienaren. Dat het ging om specialistische politieambtenaren betekende ook dat niet kon worden volstaan met enkel observeren en/of inzet van andere opsporingsmiddelen, nu zulke opsporingsambtenaren kennis hebben van opsporingstechnieken en daar extra alert op zijn.
Het aanvankelijk inzetten van de bevoegdheid tot stelselmatige informatie-inwinning was dus noodzakelijk om de waarheid aan het licht te brengen. Hetzelfde geldt met het vervolgens ook inzetten van de bevoegdheid tot politiële infiltratie.
Tijdens het lopende onderzoek kwam immers naar voren dat [medeverdachte] zich bezighield met drugshandel. Daarbij was uit uitlatingen van [medeverdachte] op te maken dat ambtenaren van de KMAR of politie daar bij betrokken waren, zij zouden er immers voor zorgen dat de drugstransporten niet werden ontdekt, onder meer door het beschikbaar stellen van dienstvoertuigen. Tijdens het “proeftransport” bleek dat inderdaad een politieambtenaar, [verdachte] , samen met [medeverdachte] betrokken was, hetgeen de verdenkingen bevestigde. Naarmate het onderzoek vorderde, kwamen dus door met name uitlatingen en gedragingen van [medeverdachte] meerdere verdenkingen tegen politieambtenaren naar boven. Gelet op de grote maatschappelijke impact van mogelijke ambtelijke corruptie in combinatie met de gerezen verdenkingen van drugshandel, zijn tijdens het gehele onderzoek de grenzen van de proportionaliteit en subsidiariteit niet overschreden.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de bijzondere ernst van de verdenkingen de toepassing van de betreffende opsporingsbevoegdheden.
Naar het oordeel van de rechtbank is door de handelswijze van het opsporingsteam de reikwijdte voor stelselmatige informatie-inwinning niet overschreden. Toen immers in de beginfase van het WOD-traject door [medeverdachte] steeds nadrukkelijker werd gesproken over zaken doen op het gebied van drugs en door hem ongevraagd samples van pillen waren verstrekt, is naast het al lopende bevel tot stelselmatige informatie-inwinning en het eerste bevel tot pseudokoop op 23 mei 2017 een aanvullend bevel tot pseudokoop afgegeven dat specifiek zag op de aankoop van de door hem aangeboden drugs (bevel p. 2991 en PV aanvraag p. 2996).
Vervolgens is er ook een nieuw bevel tot pseudokoop afgegeven op 2 juni 2017 (p. 3001), waarbij in de onderliggende aanvraag is benoemd dat door de beoogde aankoop van XTC pillen de vertrouwensrelatie tussen [medeverdachte] en de informant kon worden versterkt (p. 3001).
Voornoemde bevelen gaven aldus steeds voldoende dekking aan de inhoud van de contacten tussen A2308 en [medeverdachte] in de desbetreffende fase van het onderzoek. Een en ander heeft geleid tot de hiervoor genoemde levering op 16 juni 2017.
Tallon
De verdediging heeft betoogd dat verdachte door de handelingen van de WOD-ers is gebracht tot het begaan van strafbare feiten waarop zijn opzet tevoren niet was gericht.
A2308 heeft voor het eerst gesproken met [medeverdachte] op 20 april 2017. Hij heeft hierover het volgende gerapporteerd ( [medeverdachte] is medeverdachte [medeverdachte] /rechtbank):
“De man was bijzonder spraakzaam en het leek alsof hij tegen me wilde ‘opscheppen’ dat hij
een of andere ‘grote crimineel’ was — het eerste gesprek vond 5 minuten nadat ik hem had
ontmoet al plaats.
De man vertelde me dat hij ‘aanvoelde of iemand okay was’ en dat hij wist dat ik dat was
‘anders hadden ze me de deur gewezen’. Vervolgens vroeg de man aan mij ‘wat voor soort werk ik deed’ en ik antwoordde ‘hetzelfde als jij... im- en export’. Hij moest lachen en zei toen ‘kun jij wat met pillen... ecstasy en weet’? Ik zei tegen de man dat ik hem nog maar net had leren kennen en dat ik op dit moment alleen maar op zoek was naar een auto maar ik voegde eraan toe ‘dat we als we elkaar wat beter leren kennen misschien wel eens wat zaken kunnen doen’.
De man leek niet uit het veld geslagen en vroeg toen of ik ‘iets met geldrekeningen’ kon
doen; ik begreep niet goed wat hij daarmee bedoelde maar toen verbeterde hij zijn Engels
en legde uit dat hij ‘muntgeld’ bedoelde.
Hij vertelde toen dat hij een grote hoeveelheid ‘munten van een pond’ uit het Verenigd
Koninkrijk te koop had en vroeg weer of ik daar wat van wilde kopen — hij zei dat hij munten ter waarde van ‘een miljoen pond had’!
Hij legde uit dat de munten ‘in alle gokautomaten werkten’ en ik zei tegen hem dat ze niet
erg nuttig waren omdat de munt net een nieuw ontwerp had gekregen om een einde te
maken aan dat soort vervalsingen.
Hij zei dat hij dat wist maar voegde eraan toe dat de huidige munt pas in september 2017 uit de omloop zou worden gehaald, waarvan ik weet dat dit klopt; en hij ging door met mij te
pushen om er een aantal te kopen met de woorden dat hij ‘70 cent’ per munt wilde hebben. (…)
[medeverdachte] was binnen 10 minuten terug en gaf me zeven ‘munten van 1 pond’ en zei ‘laat ze maar
aan je vrienden zien’;
Het tweede gesprek tussen A2308 en [medeverdachte] vond plaats op 11 mei 2017, bij de garage van [medeverdachte] .
Over dit gesprek met [medeverdachte] heeft A2308 als volgt gerapporteerd:
“ [medeverdachte] zei vervolgens tegen me dat ik een week moest wachten omdat de munten uit Bulgarije kwamen. Ik heb toen gezegd dat ik 2000 van de munten zou nemen omdat ‘ik mensen heb die voor mij dingen verkopen op festivals in het Verenigd Koninkrijk’ en dat ‘zij 5 van de munten van 1 pond zouden gebruiken als wisselgeld voor een biljet van 20 pond’, [medeverdachte] gebruikte meteen zijn hand om de vorm te maken van ongeveer een munt van 1 cent,
waarbij hij zijn wijsvinger in zijn duim schoof en zei “je bedoelt... zulke dingen verkopen?”
Ik heb dit gebaar vaker zien maken en ik weet dat [medeverdachte] naar ‘pillen’ (ecstasy) verwees en
antwoordde “ja”.
[medeverdachte] zei toen “daar doe ik in — hoeveel betaal je”?
Ik antwoorde “jij bent de verkoper — voor hoeveel verkoop je ze?”
[medeverdachte] zei “45 cent per stuk — minimaal vijfduizend, elke kleur en je kunt 180 of 220 hebben,
wat je maar wilt”.
Ik wist absoluut zeker dat [medeverdachte] het over ecstasy-pillen had en vroeg “wat voor logo zit erop”, waarop hij zei “smurf”.
Vervolgens zei [medeverdachte] dat hij een monster van de pillen voor me kon regelen en bood aan om
ze te gaan halen en zei “je kunt ze overal mee naar toe nemen en testen — ik bied je dezelfde
prijs als wanneer je er tienduizend zou kopen.”
Het derde contact was op 12 mei 2017.
Het gesprek ging toen als volgt.
“ [medeverdachte] overhandigde mij een plastic zakje met daarin 10 gele
pillen. Ook een plastic zakje met daarin 10 kleine gekleurde vierkante papiertjes. [medeverdachte]
zei dat het LSD was. Toen deze antwoordde dat hij nog nooit wat met LSD had
gedaan, zei [medeverdachte] dat ze echt goed waren, 65 cent per stuk en dat hij ze in Engeland
meestal voor 1 pond en 50 pence per stuk verkocht (zie p. 1188).
Vlak erna deed [medeverdachte] een kast open en gooide een rechthoekig voorwerp op het
bureau en vroeg aan A2308 “Kun je hier wat mee?”. [medeverdachte] zei dat het 100 gram hasj
was. Ik zei dat hasj niet zo mijn ding was, maar dat ik om me heen zou vragen. Hij zei
dat de prijs €350,-- per 100 gram was.
Vervolgens vroeg [medeverdachte] “wat is dan wel jouw ding?” Ik antwoordde “Wat doe je dan
nog meer?”
[medeverdachte] antwoordde: “alles, behalve mensen vermoorden.”
Ik zei “doe je ook wit (cocaïne) en zo ja hoeveel kost het?”
[medeverdachte] antwoordde: Ja, en het kost €26.000,- per kilo en is zo zuiver als het komt — er is
niks mee gedaan. “Ik wist dat hij daarmee op het feit doelde dat de cocaïne niet
versneden was. Ik zei dat mijn probleem “het vervoer” zou zijn en [medeverdachte] bood meteen
aan dat hij “zijn eigen mensen had die regelmatig naar het VK vervoerden en dat het
vervoer €2000,-- per kilo kostte. Ik vroeg [medeverdachte] of het een probleem zou zijn om het
voor mij te vervoeren en hij antwoordde: “natuurlijk niet- dat is mijn werk”. (…)
[medeverdachte] vertelde dat hij 2 vrouwen had die voor hem vervoerden “. Ook zei hij dat het
transport altijd naar de haven van Dover in het VK ging en dat er maximaal 25.000
pillen of 5kg cocaïne in de schuilplaats (in de auto) paste. Ik vroeg hoeveel het kostte
om pillen voor me te vervoeren en hij zei dat hij het voor me zou uitzoeken. Ik heb
toen de 2 pakketjes met de monsters van [medeverdachte] in mijn auto verstopt.”
Uit deze verslagen blijkt dat [medeverdachte] vanaf het begin van de contacten met A2308 zelf het initiatief heeft gezocht tot het plegen van strafbare feiten, waaronder verkoop en vervoeren van drugs, zoals cocaïne. Daarbij was de hulp van [verdachte] met zijn dienstauto met wapenkluis van cruciaal belang. Uit niets blijkt dat A2308 [verdachte] heeft bewogen tot het doen van iets waar zijn opzet niet op was gericht. Als [verdachte] al zou zijn overgehaald dan is dat door [medeverdachte] . Voor zover de verdediging betoogt dat het een afgeleide schending van het Tallon-criterium betreft (via [medeverdachte] ) gaat dat niet op, nu ook bij [medeverdachte] geen sprake is van een dergelijke schending.
Gezien al het vorengaande is van ontoelaatbare uitlokking dan ook geen sprake.
Riga
Ten aanzien van het verblijf in Riga staat vast dat de inzet daar meerdere dagen heeft geduurd en dat er meerdere Letse WOD-ers bij zijn betrokken. Hoewel de aan de daar plaatsgevonden opsporingshandelingen ten grondslag gelegen bevelen naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig waren, gelet op het rapport van A2308, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de intensiteit en de duur van die inzet en de omstandigheid dat deze plaatsvond op vreemde bodem, het dossier ook processen-verbaal van die Letse WOD-ers zelf had moeten bevatten. Anders dan bij A2308 heeft te gelden, is bij gebreke van die verslaglegging bij hen zo onvoldoende controleerbaar wat specifiek tussen met hen en medeverdachte [medeverdachte] is besproken. De rechtbank is van oordeel dat dit een vormverzuim oplevert. De Riga-verklaringen moeten daarom worden uitgesloten van het bewijs.
Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het niet-ontvankelijkheidsverweer. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 oktober 2017 heeft [verdachte] samen met medeverdachte [medeverdachte] , bij wijze van proeftransport, een hoeveelheid heroïne van Hengelo naar Haarlem vervoerd. De heroïne werd vervoerd in de dienstauto van [verdachte] , een [merk] (kenteken [kenteken 1] , militair kenteken [kenteken 2] ), met daarin een beveiligde kluis. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Daartoe is aangevoerd dat niet is vast te stellen dat verdachte wist dat het transport heroïne betrof.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard over het transport [3] :
  • hij heeft zich laten verleiden om wat te vervoeren;
  • in eerste instantie zou het om geld gaan. Er is weed en vuurwerk genoemd en er zijn andere verdovende middelen genoemd.
  • hij wist dat door de contactpersoon van [medeverdachte] voor het transport een auto werd gezocht met een stashruimte;
  • hij wist dat er iets illegaals zat in de tas die ze vervoerden;
  • [medeverdachte] had hem verteld dat het 10 kilo was en gebaren van afmetingen gemaakt;
  • er zou een tweede transport van 200 kilo volgen waarvoor [medeverdachte] 40.000 euro zou krijgen;
  • hij wist niet of het heroïne, cocaïne of geld was, het ging in elk geval om zwaardere spullen dan weed;
De rechtbank concludeert dat reeds uit de eigen verklaring van verdachte kan worden afgeleid dat hij voorafgaande aan het proeftransport er sterk rekening mee hield dat het proeftransport harddrugs en in het bijzonder heroïne betrof.
Dit vindt ook bevestiging in zijn eigen verklaring voor zover hij heeft verklaard dat hij (na het proeftransport en in opmaat naar het grote transport) op google heeft opgezocht welke straf hij zou kunnen krijgen voor het vervoeren van weed, cocaïne, heroïne en geld.
Daarnaast is in de auto van [verdachte] tijdens het transport het volgende OVC-gesprek opgenomen:
“ [medeverdachte] :...je kunt uitrekenen of er wel 10 kilo in zit. Een laag is dan zo. Zo hoog is ie ongeveer, a 4 breed.... 1,2,3,4,5,6 snap je.is aardig hoog, is twee keer zo breed, twee keer zo hoog
[verdachte] : Dan zou het moeten kloppen
[medeverdachte] : He?
[verdachte] : Dan zou het moeten kloppen
[medeverdachte] : Dan moet het kloppen ja. .zo is ongeveer 1 5 centimeter.. .7 centimeter denk ik... .ntv. .snap je?
[verdachte] : Ja
[medeverdachte] : Qua gewicht is het moeilijk in te schatten he? Ik denk is het nou meer of minder? Als het meer is kunnen we er wat uithalen. Is het gewoon 10, de rest is van mij (ze lachen)” [4]
De inhoud van het gesprek duidt op het vervoer van de verpakking van drugs en niet op dat van geld. Uit genoemde bewijsmiddelen tezamen, concludeert de rechtbank dat [verdachte] bij de uitvoering van het proeftransport dus wist dat het harddrugs betrof. Hij heeft daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat het om heroïne ging. De rechtbank acht feit 1 bewezen.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het ten laste gelegde misschien kan worden bewezen maar dat er sprake was van vrijwillige terugtred. Daarom zou ontslag van alle rechtsvervolging moeten volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ten aanzien van het tweede transport het volgende verklaard:
Het transport van 2 oktober 2017 betrof een proeftransport, later zou een transport volgen van 200 kilo. [medeverdachte] had daarover een foute rekensom gemaakt. [verdachte] had van [medeverdachte] gehoord dat hij er 40.000 euro aan over zou houden. [5] [medeverdachte] verwachtte dat [verdachte] samen met hem dat transport zou doen. Er zijn daarvoor meerdere door [verdachte] en [medeverdachte] gemaakte plannen geweest. Het tweede transport zou op 6 december 2017 moeten plaatsvinden. Een andere eerdere dag, het kon volgens [verdachte] 27 november 2017 zijn, ging niet door, volgens [medeverdachte] omdat de koper de partij niet kon overnemen. [medeverdachte] had [verdachte] verteld dat hij burners, telefoons die na een actie worden weggegooid, had. Ter voorbereiding op het tweede transport heeft [medeverdachte] een bus gehuurd die als stashbus zou worden gebruikt. [6] Geconfronteerd met uitspraken die [medeverdachte] tegenover de infiltrant heeft gedaan (nml: “dat [verdachte] , indien hij denkt dat hij wordt gevolgd, een militaire basis op zal rijden om zo het OT van zich af te schudden.”) heeft [verdachte] verklaard dat [medeverdachte] na het proeftransport tegen hem ( [verdachte] ) heeft gezegd dat hij ( [medeverdachte] ) dit (in soortgelijke bewoordingen) tegen [bijnaam] had gezegd. [7]
De politie heeft 3 burners in de auto van [medeverdachte] aangetroffen (achter het reservewiel), nieuw in het doosje. [8]
Dat [verdachte] , los van het proeftransport, ook bij de voorbereidingen voor het tweede transport was betrokken, blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook uit de volgende OVC-gesprekken uit de auto van [verdachte] :
(na overdracht van het proeftransportpakket:)
[medeverdachte] = [medeverdachte]
[verdachte] = [verdachte]
: nou, een paar dingen moeten we effen de volgende keer anders doen.
[medeverdachte] : de volgende keer doen we het gewoon op onze manier. [9]
Alsmede:
B = [medeverdachte]
H = [verdachte]
B We hebben die twee honderd in elk geval binnen.
H: Hè?
B: die twee honderd hebben we binnen.
H: Ja?
B: Ja, hij zegt, now I have no worry, it’s gonna be the same spot, snap je? De zelfde gebeuren, hij zegt, die twee honderd geef ik aan jou, teken maar wat je wil, snap je? Hoe je het wil. Hij is 100% cool. Zeg tegen hem dat ie eh...
(…)
H: Zij is al weer weg eh?
B: Ja, zij is al naar de boot. zaak 1,... tweehonderd krijg ik sowieso. Eind oktober, begin november. Krijg ik die twee honderd.
Snap je? Kan misschien in 1 keer, snap je? Wat ie vraagt is eh, kan ik het eventueel, omdat het meisje 200 niet kan dragen, naar de boot brengen, snap je? Ik zeg, zou misschien kunnen, moeten met twee auto’s verder. Dan moeten we dat systeem doen van wat jij zei van, laatste stuk effe wisselen op mijn [auto] en dan eh. Gewoon zijn eigen boot hè? Wat ik tegen jou zei, is zijn eigen boot. Hij zegt, maar kijk maar hoe je het doet, snap je? Kijk maar wat mogelijk is. Het zijn geen druk-mensen, weet je. Hij zegt. kijk maar wat mogeljik is. Wat kan, kan. Wat niet kan, kan niet. Snap je? Maar hou je hoofd erbij. snap je? Eh, en hij
gaat nu naar Engeland en dan krijgt ie de bestelling, 50 duizend of zoveel duizend pillen. En als je in ben dan doe ik het liefst met jou dan met andere mensen. laat maar zo zeggen. Maar we hebben onze eigen weg om hoe we het willen doen, snap je? [10]
(…)
B: Wordt allemaal serieus jongen.
H: klein beetje
B: Is echt niet een klein beetje, is gewoon eh, twee keer 18 honderd. Twee keer 1 komma 8. Dat is 3 komma twee miljoen.
(…)
B: (onderbreekt) Denk je dat we het voor elkaar kunnen krijgen? Laat maar zo zeggen, want zonder jou kan ik het toch niet. Ga ik ook niet, snap je?
H: Nee, ik zit alleen effe met dat stukje met die boot, vind ik wel weer heel eh... laatste stukje...
B: Hij zegt alleen puur, hij kan, die meid kan geen 200 kilo halen, snap je?
H:Ja
B: 50 kilo ga je niet halen. Helemaal niet in haar autootje.
H. Nee
B: Zegt ie, moet anders 100. En ik heb nu zelf in 1 keer 200 doorgezet hè? snap je?
H: ja
B Enne ik regel wel een andere auto bij wijze van spreken, waar ik hem overpak
H: Ja, we moeten sowieso met twee auto’s.
B: Ja
H: Ja, en hij moet met 3 auto’s
B: 3 auto’s?
H: 1 voor deze [11]
(…)
H: het enige waar we op moeten gaan letten, op telefoons en dat soort dingen. (…)
B: we proberen het wel te doen met zin tweeën weet je. (…)
H:nee, ik denk dat dit wel gaat, lukt wel met zijn tweeen hoor.
B: gewoon een dag van tevoren een auto ergens heen brengen bij wijze van spreken, snap je?
H: ja. [12]
(…)
H: communicatie tussen ons gaan we effe niet meer via whats app, alleen dan over randzaken, maar niet meer over dingen
De volgende . .keer nemen we twee andere telefoons mee
(door geruis stv)
B: .. en daar contact mee houden?
H: ik wil eigenlijk live, gelijk contact?.. met jou.. te horen dit en dat ( ntv)
B: Kijk voor hun is het van Germany tot hier voor hun helemaal safe, daarna is het Nederland, dat is nog een stukje waar ze
bang voor zijn, weet je
H: ja ja, ... (mompelt) over Soest,
B: twee honderd keer vijftig plus 200 keer vijftig (stv)
B: tienduizend
H: en dan moet je gedeeld berekenen
B: dan reken je vijftig ruggen.. snap je.. 50 ruggen, paar meter verder op. .ntv hier kun je auto , ntv... koop je een auto later
verkoop je hem wel weer
H:.. zeggen, een busje
B: kun je nagaan, voor 1 dag werken
H: Ja zo snel heb je ze nog niet verdiend. En dan helemaal. Het is nu al... eh
S: Ja voor 1 dag werken, helemaal veel
H: ja
B: en dan weet je.. ik ben blij dat ik werk, want als ik dit continu ga doen, snap je, ga ik echt in de kijkers lopen. Terwijl ik wel weet dat ik gelegenheid om het continu te doen. [13]
De rechtbank acht feit 2 bewezen. De gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte zijn daartoe van voldoende rechtens relevant gewicht, ook zonder de Riga-verklaringen. Verdachte heeft zich dus schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van een transport van 200 kilo heroïne.
Strafbaarheid van verdachte met betrekking tot dit feit:
De rechtbank verwerpt het verweer dat sprake is van vrijwillige terugtred en bespreekt dat omwille van de leesbaarheid van dit vonnis op deze plek.
Nog los van de omstandigheid dat de voorbereidingshandelingen al hadden plaatsgevonden, is naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad - gelet op de wetsgeschiedenis van artikel 10a van de Opiumwet - artikel 46b Sr niet van toepassing bij de voorbereidingsdelicten die in artikel 10a van de Opiumwet zelfstandig strafbaar zijn gesteld (zie onder andere HR 29 april 1997, NJ 1997/667).
Verdachte is dus strafbaar.
Feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Na het proeftransport op 2 oktober 2017 heeft [medeverdachte] aan [verdachte] 750 euro gegeven. [verdachte] was toen Coördinator Maritiem bij de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten
van de Koninklijke Marechaussee. [14]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het geldbedrag dat [verdachte] van [medeverdachte] heeft ontvangen een terugbetaling van geleend geld was.
Beoordeling door de rechtbank
Op 2 oktober 2017 heeft A2308 aan [medeverdachte] € 1.500,- gegeven voor het proeftransport. Hij zei daarbij ‘je geeft je vriend maar wat je zelf wilt”. [medeverdachte] zei daarop dat hij zijn vriend de volledige € 750,- zou geven omdat hij altijd eerlijk tegen hem was. [15] Verdachte heeft verklaard hij van medeverdachte [medeverdachte] die dag € 750,- kreeg, toen [medeverdachte] in Honswijk terug kwam bij de auto. [16]
Hier volgt naar het oordeel van de rechtbank al uit dat de € 750,- het deel was dat [verdachte] kreeg voor zijn bijdrage aan het proeftransport. Dat dit het geval is blijkt ook uit een gesprek dat [medeverdachte] en [verdachte] voerden in de auto van [verdachte] tijdens het transport:
[medeverdachte] = [medeverdachte]
[verdachte] = [verdachte]
[medeverdachte] : Zou [naam 2] het erg vinden?
: Ik heb gezegd dat ik met jou wat extra geld ga verdienen. [17]
[verdachte] zou dus geld krijgen voor zijn rol in het transport, en het enige geld dat hij kreeg was de € 750,-.
Uit de onder 1 genoemde bewijsmiddelen blijkt dat het essentieel was voor het transport dat de dienstauto van [verdachte] zou worden gebruikt, omdat die auto een interne kluis had, waarin de drugs konden worden gestopt. [verdachte] had deze auto in bezit omdat hij ambtenaar van de KMAR was.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan passieve ambtelijke omkoping.
De conclusie uit het vorenstaande is dat [verdachte] wist dat de € 750,- een beloning was voor het vervoeren van de drugs.
Dat [verdachte] eerder aan [medeverdachte] een grote lening heeft verstrekt, is voorts op geen enkele manier aannemelijk gemaakt. Zo staat die lening niet op schrift. Bovendien hebben verdachte en zijn partner verschillende verklaringen afgelegd over hoe die geldleningsovereenkomst is uitgevoerd (wie nam wanneer welke bedragen op). Maar ook al zou van een lening sprake zijn, dan staat dat gezien het vorengaande los van de vaststelling dat [verdachte] zich destijds heeft laten betalen voor zijn aandeel in het proeftransport dat met zijn dienstauto heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht het feit bewezen.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks 02 oktober 2017
te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of Haarlem, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk heeft
verkocht en/ofafgeleverd
en/of verstrekten
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 juli 2017 tot en met 6 december 2017
te Barneveld en/of Hengelo en/of Haarlem, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
a. a) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, te weten:
-
een of meerzogeheten burners en
/of
- een hoeveelheid heroïne voor het draaien van een proefzending en
/of
- de ontvangst van een hoeveelheid geld (duizend euro) van de opdrachtgever voor de te maken kosten voor het geplande transport,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat/die bestemd was tot het plegen van dat/die feit(en)
en
/of
b) zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft/hebben trachten te verschaffen, te weten:
- de inzet/het gebruik van een dienstvoertuig/militair voertuig (van het merk [merk] , voorzien van kenteken [kenteken 1] , militair kenteken [kenteken 2] ) met daarin een beveiligde kluis en
/of
- de inzet/ het gebruik van een of meer militaire dienstvoertuigen met beveiligde kluis (naast het hiervoor bedoelde voertuig) en/of een of meer voertuigen en/of
-
een of meerontmoeting
(en
)met de opdrachtgever en
/of
- afspraken (met de opdrachtgever en medeverdachte) over de rolverdeling tussen verdachte en zijn medeverdachte
(n)en
/of
- prijsonderhandelingen met de opdrachtgever en
/of
- het voorverkennen van locaties die gebruikt zullen worden;
3.
hij op
of omstreeks2 oktober 2017 te Barneveld, althans in Nederland, in zijn
hoedanigheid van Coördinator Maritiem van de Brigade Speciale
Beveiligingsopdrachten van de Koninklijke Marechaussee
, althans in een
ambtelijke hoedanigheid,een gift van [medeverdachte] heeft aangenomen, welke gift
heeft bestaan uit een geldbedrag van 750 euro,
althans een geldbedrag,wetende
dat deze gift hem, verdachte, gedaan werd ten gevolge of naar aanleiding van
hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan, te
weten het vervoeren van harddrugs met een beveiligd dienstvoertuig van de
Koninklijke Marechaussee.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
Medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, vervoermiddelen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, en zich of een ander middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
feit 3:
Als ambtenaar een gift aannemen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen in zijn bediening iets te doen.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit en subsidiair een strafverweer gevoerd. Volgens de raadsvrouw moeten de rechtmatigheidsverweren in elk geval leiden tot strafvermindering. De redelijke termijn is geschonden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een harddrugstransport (heroïne) in oktober 2017, aan ambtelijke corruptie en aan het medeplegen van de voorbereiding van nog een harddrugs (heroïne) transport in de tweede helft van 2017.
Drugshandel vormt een risico voor de samenleving, zowel voor wat betreft de gezondheid als de veiligheid van anderen. Corruptie tast het vertrouwen aan dat men moet kunnen stellen in een integere overheid, meer in het bijzonder in de politie en het leger. Dit soort feiten werkt bovendien ondermijnend, omdat normen vervagen en het gevoel van veiligheid en leefbaarheid afneemt.
Verdachte is niet de initiatiefnemer geweest tot het plegen van de strafbare feiten. Dat was zijn medeverdachte. Verdachte werkte toen voor de Koninklijke Marechaussee. Toch deed verdachte mee en is zijn eigen aandeel niet ondergeschikt en ook niet verwaarloosbaar. Hij deed tegen betaling mee aan het vervoer van heroïne, gebruikte daarbij zijn dienstauto met wapenkluis als stashruimte en werkte mee aan de voorbereiding van een volgend, groter heroïnetransport.
Het blijft, ondanks meerdere politieverhoren en de ondervraging tijdens het onderzoek ter terechtzitting, onduidelijk hoe het mogelijk is dat juist deze verdachte deze strafbare feiten heeft gepleegd. Verdachte is immers als jong meerderjarige opgeleid voor gewapende overheidsdienst; hij heeft functies vervuld bij de mariniers, de DSI (Dienst Speciale Interventies) en, ten tijde van de feiten: de Kmar (Koninklijke Marechaussee). Duidelijk is dat verdachte meerdere keren niet is gevaren op zijn moreel kompas en dat hij keuzes heeft gemaakt die overduidelijk haaks stonden op wat van hem als integer overheidsdienaar mocht worden verwacht.
Verdachtes strafblad was blanco.
De reclassering heeft meerdere keren over verdachte gerapporteerd. Het laatste rapport is van 27 september 2021. Verdachte is vanwege de verdenking op staande voet ontslagen. Verdachte heeft meegewerkt aan het schorsingstoezicht. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Verdachte heeft een nieuwe loopbaan opgebouwd. De reclassering acht interventies of toezicht niet nodig.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn van 2 jaar waarbinnen een strafzaak behoort te worden afgedaan, fors is overschreden. Daarmee zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden, in voor verdachte gunstige zin.
De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen de oplegging van een langdurige vrijheidsstraf. In zoverre is de strafeis van de officier van justitie invoelbaar. In dit bijzondere geval ziet de rechtbank echter aanleiding fors af te wijken van de eis van de officier van justitie. Aan oplegging van een gevangenisstraf valt niet te ontkomen. De bewezenverklaarde feiten zijn daarvoor eenvoudigweg te ernstig. Van de op te leggen straf moet bovendien een signaal uitgaan.
Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, speelt bij de strafoplegging geen rol dat verdachte kort gezegd “een van de mannen is die er voor zorgt dat Nederland rustig kan slapen”. Werk als gewapend specialistisch overheidsdienaar is geen vrijbrief voor crimineel gedrag. Voor de strafoplegging is wel van belang dat verdachte niet de initiatiefnemer is en dat er sprake is van fors tijdsverloop, dat niet aan hem te wijten is.
Verdachtes opleiding en werk, gestart bij de mariniers, is geen doorsnee baan; het is werk dat de mens achter de functie voor een groot deel vormt en bepaalt. Als gevolg van zijn ontslag op staande voet heeft hij een terechte maar hoge prijs betaald voor zijn strafbaar handelen. Het is de rechtbank niet ontgaan dat deze verdachte meer media-aandacht heeft gekregen dan zijn medeverdachte, terwijl die medeverdachte meer feiten heeft gepleegd en de initiatiefnemer en aanjager is geweest. Die extra aandacht is het gevolg van verdachtes functie.
Alles afwegend legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal het geldbedrag dat door middel van feit 1 is verkregen en onder verdachte in beslag is genomen verbeurd verklaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47, 57 en 363 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd het geldbedrag van € 355,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. P.J.C. Cremers en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2022.
Mr. Blokhuis en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Rijksrecherche, opgemaakte proces-verbaal, nummer 20170016 (onderzoek [naam 3] ) gesloten op 23 maart 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.proces-verbaal van bevindingen A2308, p. 922-925; proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 1049-1052; NFI-rapport, p. 994-995.
3.Processen-verbaal verhoor verdachte, p. 1049-1052, 1055-1057.
4.OVC-gesprek, p. 962.
5.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 1052.
6.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 1076, p. 1667.
7.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 1653.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1625.
9.OVC-gesprek, p. 948.
10.OVC-gesprek, p. 975
11.OVC-gesprek, p. 976
12.OVC-gesprek, p. 977-978
13.OVC-gesprek, p. 979-980
14.Proces-verbaal verhoor [verdachte] , p. 1052; proces-verbaal van bevindingen p. 804.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 924.
16.Proces-verbaal verhoor [verdachte] , p. 1049.
17.OVC-gesprek, p. 964.