ECLI:NL:RBGEL:2022:3525

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1178
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende toegenomen beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar deze was beëindigd na een herbeoordeling in 2012. In 2020 diende zij opnieuw een aanvraag in, waarbij zij stelde dat haar gezondheid was verslechterd. Het UWV heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de verzekeringsarts concludeerde dat er geen toegenomen beperkingen waren ten opzichte van de eerdere beoordeling. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

Tijdens de digitale zitting op 27 juni 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten. Eiseres voerde aan dat er wel degelijk sprake was van toegenomen beperkingen, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende had aangetoond dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet aan de voorwaarden voldeden.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het UWV terecht had besloten dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering, omdat haar mogelijkheden om te werken niet minder waren geworden. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om een uitkering. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten niet vergoed worden, omdat eiseres in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/1178

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Çankaya),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

(het UWV), verweerder
(gemachtigde: E. van den Brink).

Procesverloop

Met het besluit van 20 mei 2020 heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 18 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de digitale zitting van 27 juni 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Ook de zoon van eiseres, de heer [C] , was aanwezig. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres ontving vanaf 15 december 2011 een WIA-uitkering naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
2. Na een herbeoordeling heeft het UWV bij besluit van 29 augustus 2012 de WIA-uitkering van eiseres vanaf 30 oktober 2012 beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na bezwaar, beroep en hoger beroep is het besluit in stand gebleven.
3. Op 15 oktober 2016 heeft eiseres een melding van verslechterde gezondheid gedaan met ingang van 30 oktober 2012. Bij besluit van 26 oktober 2016 heeft het UWV de aanvraag voor een WIA-uitkering geweigerd. Het UWV heeft het bezwaar bij besluit van 10 april 2017 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De Centrale Raad van Beroep (de Raad) heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
4. Eiseres heeft op 17 februari 2020 een WIA-aanvraag ingediend vanwege een verandering in haar gezondheid binnen vijf jaar na de einddatum van haar WIA-uitkering. Volgens eiseres is er op 29 december 2016 dan wel 18 januari 2017 een toename van de (psychische) klachten, in vergelijking met haar situatie op 30 oktober 2012. Het UWV heeft daarom een herbeoordeling gedaan van de arbeidsgeschiktheid van eiseres.
5. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 29 december 2016 dan wel 18 januari 2017. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat de beperkingen van eiseres ongewijzigd zijn ten opzichte van voorgaand onderzoek. De FML van 22 mei 2012 is nog ongewijzigd van toepassing. Omdat uit het oordeel van de verzekeringsarts blijkt dat de mogelijkheden van eiseres om te werken niet minder zijn geworden, kan zij geen WIA-uitkering krijgen.
6. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

7. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat onderzoek niet voldoet aan het zorgvuldigheids-, vertrouwens- en motiveringsbeginsel. Volgens eiseres blijkt uit de rapporten van Kaymaz en Incentivo dat sprake is van een verslechtering van haar gezondheid vanaf in ieder geval 29 december 2016 dan wel 18 januari 2017. Eiseres verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen, omdat de door eiseres verstrekte medische informatie op zijn minst tot twijfel aan de juistheid van het besluit leidt. Op basis van de onduidelijkheid inzake alcohol, zwakbegaafdheid en niet-aangeboren hersenletsel is een neuropsychologisch onderzoek (en intelligentietest) gewenst. Volgens eiseres hebben alle behandelaren en de expertisearts een mening die grotendeels overeenkomen, alleen het UWV wijkt daar steeds van af. Daarom is daarnaast ook de inzet van psychiatrische expertise gewenst.

Waarover het gaat in deze zaak

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat haar mogelijkheden om te werken niet minder zijn geworden ten opzichte van de situatie op 30 oktober 2012. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daar in beroep tegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 29 december 2016 dan wel 18 januari 2017 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
10
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 29 december 2016 dan wel 18 januari 2017 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat haar mogelijkheden om te werken niet minder zijn geworden. De rechtbank zal dat uitleggen.
11. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
12. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres in verband met de coronacrisis telefonisch gesproken. Er werd geen informatie van derden ingewonnen omdat er voldoende gegevens naar voren zijn gekomen in het dossier en eigen onderzoek om tot een weloverwogen oordeel te kunnen komen. Het rapport van psychiater Kaymaz van 19 januari 2017 werd bij de beoordeling betrokken.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 13 januari 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en hij heeft in bezwaar nieuwe informatie van eiseres ontvangen. Namelijk beroepsgronden van 31 mei 2017 van Incentivo opgesteld door D.C. Heijstek, bedrijfsarts en medisch adviseur en J.A.M. Houberg, arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook zelf nog aanvullende informatie opgevraagd. Hierop heeft hij informatie van de huisarts van eiseres en informatie van L. Nahr, GZ-psycholoog bij Bas Basis GGZ van 21 december 2020 ontvangen. De verzekeringsarts heeft eiseres ook gesproken op de hoorzitting en hij heeft aanvullend een medisch onderzoek verricht.
14. Eiseres stelt dat het medisch onderzoek niet voldoet aan het zorgvuldigheids-, vertrouwens- en motiveringsbeginsel. Op de zitting heeft zij voor het eerst toegelicht dat het onderzoek onzorgvuldig is omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het rapport van Incentivo van 31 mei 2017 naar haar mening niet heeft betrokken bij zijn beoordeling. Volgens eiseres zijn alle kanttekeningen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport plaatst bij het rapport van Kaymaz al beantwoord in het rapport van Incentivo. Hieruit blijkt volgens eiseres dat dit rapport niet is betrokken bij de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
15. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt dat hij het rapport van Incentivo bij zijn onderzoek heeft betrokken. Hij vermeldt dit rapport bij de documentatie die hij in bezwaar heeft ontvangen en bij de onderzoeksactiviteiten schrijft hij (onder andere) dat hij het dossier heeft bestudeerd. Ook schrijft hij: “Ik zie in producties geen inhoudelijke aspecten die afbreuk doen aan het voorgaande.” Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het rapport van Incentivo niet heeft betrokken bij zijn onderzoek. Het feit dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep kanttekeningen plaatst bij het rapport van Kaymaz betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij het rapport van Incentivo, met daarin een reactie van Kaymaz op eerdere opmerkingen van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, niet heeft betrokken.
16. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
17. De verzekeringsarts rapporteert dat eiseres eerder is gezien voor een expertise door psychiater Kaymaz. Uit het rapport van Kaymaz van 19 januari 2017 komt naar voren dat eiseres al sinds haar jeugd bekend is met een conversiestoornis en persoonlijkheidsstoornis. Deze problematiek kan volgens de verzekeringsarts dan ook geen onderbouwing zijn voor toegenomen arbeidsongeschiktheid. Bij eiseres is door de behandelend psychiater van Avicenna in 2012 ook een dysthyme stoornis vastgesteld. Psychiater Van Laarhoven heeft ook een psychiatrische expertise verricht en hij komt tot de conclusie dat sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis. De verzekeringsarts zegt dat er dus meerdere visies zijn van diverse behandelaren op psychisch vlak en twee verschillende expertiserende psychiaters. De verzekeringsarts motiveert dat bij het huidige onderzoek eiseres feitelijk gelijkende klachten uit en dat er geen duidelijk verschil is in de klachtenlast die eiseres beschrijft ten opzichte van voorgaande onderzoeken. Zij concludeert dan ook dat er geen periode van toegenomen beperkingen is aan te wijzen, omdat de klachtenlast die eiseres uit en het dag patroon vrijwel gelijk zijn aan de anamnese bij het onderzoek van 23 januari 2011. De beperkingen van eiseres zijn ongewijzigd ten opzichte van voorgaand onderzoek. De FML opgesteld op 22 mei 2012 is nog ongewijzigd van toepassing te achten.
18
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 13 januari 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Hij concludeert dat naar objectieve medische maatstaven, terugkijkend met de aan hem beschikbare informatie, niet vaststelbaar is dat sprake zou zijn geweest van psychiatrische achteruitgang van betekenis op of rond eind 2016. Hij heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. Naar zijn mening kan aan het rapport van Kaymaz van 19 januari 2017 niet de betekenis worden toegekend die eiseres stelt. Hij stelt dat bij dit onderzoek geen kennis is genomen van informatie van de behandelend sector en ook de psychiatrische expertise van Van Laarhoven, van 21 april 2012, is niet betrokken bij de verzameling van medische gegevens. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt deze omissie van groot belang. Volgens hem is het merkwaardig dat de diagnose Posttraumatische Stressstoornis wordt verworpen, terwijl deze door de behandelend sector (zie brief van L. Nahr van 21 december 2020) als hoofddiagnose wordt gesteld. Een kritische toets rond instrumentele tendensen ontbreekt. Uit het rapport van Kaymaz blijkt niet dat op of rond eind 2016 sprake zou zijn geweest van achteruitgang van de psychiatrische toestand van eiseres. Uit de brief van psycholoog L. Nahr blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er in essentie sinds 2015 sprake is van een stationaire toestand. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt er weliswaar melding gemaakt van een verkeersongeval waarbij eiseres betrokken was in oktober 2015, “waarbij eiseres zelf een nieuwe knik ervaart in haar functioneren”, maar er blijkt niet dat dit ook zo door de behandelaar werd vastgesteld. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep staat er uitdrukkelijk bij dat eiseres dit zelf zo heeft ervaren. In het expertiserapport van Kaymaz wordt ook geen melding gemaakt van dit verkeersongeval. Ook door haar werd het dus niet als moment van achteruitgang gezien.
19. Eiseres voert aan dat zij het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de uitkomsten daarvan. Volgens eiseres is er sprake van toename van haar klachten na het ongeval in 2015. Volgens eiseres geven de rapporten van Incentivo, Houberg Advies en de psychiatrische expertise van Kaymaz reden om ten minste te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit. Zij verzoekt de rechtbank een medisch deskundige te benoemen.
20. Op de zitting heeft het UWV toegelicht dat de verzekeringsartsen hebben beoordeeld of sprake is van toegenomen beperkingen. Het gaat niet om een toename van klachten, maar om een toename van beperkingen en om vermindering van de belastbaarheid. Volgens de verzekeringsarts is er geen periode van toegenomen beperkingen aan te wijzen, omdat de geclaimde klachten niet overeenkomen met de klachtenlast die eiseres uit en het dagpatroon, die vrijwel gelijk zijn aan de anamnese bij het onderzoek van 23 januari 2011. Er zijn dan ook geen toegenomen beperkingen te duiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van de beoordeling van de verzekeringsarts. De rechtbank kan deze motivering volgen.
21
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom geen sprake is van toegenomen beperkingen. De rechtbank ziet geen grond in het oordeel dat de verzekeringsartsen de medische informatie onjuist hebben beoordeeld en heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af.

De conclusie van de rechtbank

22. Het UWV heeft de aanvraag voor een WIA-uitkering terecht geweigerd, omdat de mogelijkheden van eiseres om te werken niet minder zijn geworden.
23. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 8 juli 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.